Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


isabeau_del_calore_umano

Isabeau del Calore Umano (Turca'Finwë Úrimë)

Charactersheet

Speler

Party

Isabeau del Calore Umano is de “Chaotic Good” Rogue uit de party Red Hand of Doom. Genoemd door de Ouderen als Turca'Finwë Úrimë. Isabeau is een kind van Elven moeder en mensen vader en draagt haar beide namen zoals het haar uitkomt.
Op jonge leeftijd heeft zij de elven gemeenschap van Ullivë verlaten. De elven zouden haar nooit accepteren en het ellendige medelijden dat de “hoog geborenen” voor deze bastaard verstikte haar. Alleen die lessen meenemend die zij voor haar toekomst nodig had heeft ze zich thans omringt door een nieuwe familie.

De Party wordt geleid door Bart. Isabeau reist samen met Loewie Katorze (Bertil), Ithronel Gillnan, (Chiquita), Gulran Strongale (Jasper) en Zumzum (bjorn).

Op haar reis heeft ze verloren:Eilwynn Amlodd(Jasper). Mogen de Blinden en Doven Goden haar zakken vullen met goud, haar keel laven met mede en haar eeuwig geest bedekken met vrede. Grijzen Elven grafrede

Het Hol van de Lich

barre tijden...

Waar ben ik de naam van de Blinde Goden nu weer terecht gekomen!? Het klonk allemaal zò goed. Wij zouden wel even een object naar een ondode lord brengen. Hij zou het in volle dankbaarheid ontvangen en z'n samenwerking met de groene humanoids met dito hagedissen opzeggen…
Inmiddels is de wereld wel wat anders geworden. De Druïde is niet meer. Vermoord door dat tuig.
We hebben wel het object, maar de enige opbrengst is dat we nu in een duister, stoffig hol zitten. Waar we aangevallen worden door spoken, schaduwen en geesten. Loewie is nergens te bekennen. Zum is er ook vandoor. De dwerg en nicht Ith staan wat te knoeien tussen de schimmen.

Rhest

betere tijden...

Als een eekhoorn ren ik over de daken van Maison Dúere, de kluis van het Huis leeg achterlatend. Het slot was een lachertje, het raampje van de bovenverdieping was lastiger. Terwijl ik via de wandroos beweeg kleed ik mij snel om en laat ik mij -gekleed in mijn rode avondjapon- zakken op de Grote Ballustrade aan de achterzijde van het Huis. Precies op tijd voor mijn afspraak met de jonge Jonkheer Buètrha Ducca.
“Luca, fluister ik en trippel naar de jonge man. Laat mij opvangen in zijn sterke armen. En begraaf mijn gezicht in zijn gepoederde pruik… “Dit kan zo niet, mijn geliefde. Mijn man wordt achterdochtig en jouw vrouw, de Baronett D'Ascomnetti… ik ben er van overtuigd dat zij ook niet geheel in het ongewisse is over ons…”.
“Ploert!” hoor ik roepen. Louwie is met een rood hoofd het bordes opgestapt. “Onthand mijn vrouw”, spuwt hij tussen gesloten tanden… Geschrokken laat ik Luca los en beschaamd wendt ik mijn hoofd af. Het is waarschijnlijk beter dat de Jonkheer mijn glimlach niet ziet… Zachtjes begin het te regenen. De druppels vallen steeds zwaarder op mijn hoofd. Een koude wind steekt op…
En ik schiet wakker uit mijn gedachten. We zitten nog steeds in dit godenverlaten moeras. Geen pracht of praal. Geen stijl, alleen maar modder en die eeuwige regen.
We zitten weer in een halfverzonken huisje te wachten op een draak (tuurlijk!). Waarschijnlijk zullen we het hoofdgebouw moeten bestormen. Slag leveren met allerlei ondingen en monsters, terwijl de beloning van dit avontuur al binnen is. Veilig rusten in mijn bezit.

Het begin

Loewie

Een geweldig noodweer teistert de landen. Wolken in een kleur als lood worden de hemelen doorgejaagd. Regen stort ter aarde vaak vergezeld door donder. Een bliksem snijdt de lucht in tweëen. In het weerlicht wordt een duister figuur even zichtbaar op de steigers in de oude stad. Gehuld in haar zware lederen cape waar het water afglijd zit Isabeau gehurkt bij een deur in de stad Fartwell. Haar vingers positioneren twee koperen staafjes in een ingewikkeld slot van een imposante deur. De deur van de Order van de Vergetenen.

Het kostte haar maanden aan voorbereiding. Het inhuren van het schildersgilde, voor de steigers. Totaal verkeerd geplaatst door een subtiele wijziging in de arbeidsorder. De uren aan observatie van het weer en de rota's van de stads -en tempelwachters. In dit noodweer zou zij daar geen last van hebben. De trots van de wacht zou nu schuilen in het wachthuis, of een handig portiek met overhangend beschutting. De tempelwachters zouden op heilig pelgrimage zijn, gezien hun Heilige kalender. Burgers die toevallig voorbij komen hadden wel iets beters te doe dan omhoog te kijken naar de duistere steigers én de vallende regen. Niets zou haar van haar doel afhouden. De kluis van de Order…

Even veegde ze wat regenwater, welke toch onder haar regencape was gekomen, van haar neus. Een klein tikje links en dan zou het toch…
“Ahum”, hoorde zij achter zich. Als verstijfd zat Isabeau bij de deur, haar vingers nog steeds om de stukjes metaal in het slot. Totaal niet in staat zich te bewegen begon de persoon achter haar, met luide stem, te praten… “Aha! Een dame in nood! U heeft duidelijk uw sleutel vergeten en heeft U Zelfe buitengesloten in dit barre weer!” weergalmde het. “Geen nood Mijne Dame!” sprak het “Ik ben Loewie Katorze, avonturier, durfal en een enorm vaardig man in het openen van sloten die gesloten zouden moeten blijven, en ik ben Uw Diennaar! Staat u mij toe?” de man, mannetje stapte op de natte steiger langs haar en duwde de deur open. “Zie hier, Dame! Een eenvoudige taak voor mij om U een beschermde plek te doen hergeven…”
Isabeau zat op haar hurken met haar mond open. Voor haar stond een man van klein postuur. Gekleed in kledij alsof hij aan het hof werkte. Alles was gepoft en gelint, althans dat zou het zijn als hij niet volledig doorweekt was. Zijn grootgerande hoed hing als een vaatdoek over één oor en de veer was als een geknakte, uitgebloeide bloem.
Dit alles scheen hem niet te deren en met een weids gebaar ontbood hij haar om binnen te treden.
“Dank u heer, voor uw goede zorgen”, zei Isabeau, “ik moet even iets pakken”. Zij sloop snel naar de kamer van de Aartspriester en vond wat zij zocht; een verzameling kostbare juwelen en heilige objecten van edelmetalen. Gauw ging ze weer terug naar de gang waar Loewie nog steeds op haar wachtte. Toen ze de trap naar de benedenverdieping kruiste stond ze oog in oog met de tempelwachters die toevallig naar boven gingen. Snel dook ze de gang door naar de ingang. “Snel heer, we moeten hier vandaan!” Loewie keek lang Isabeau naar de wachters en zei, “Dame weest niet bevreesd, mijn degen zal snel kort werk maken van deze insluipers…!” “Het zijn geen insluipers”, Riep Isabeau, “maar… bedienden van mijn, euh… man! Ja, mijn echtgenoot. Hij is hulpeloos jaloers en deze bedienden verdienen het niet om neergeslagen te worden door een man van uw kaliber!”
Begrijpend grijnsde hij, pakte haar hand en draaide samen met haar de steigers op, de duisternis in…

isabeau_del_calore_umano.txt · Laatst gewijzigd: 2021/11/30 19:16 door jasper