loewie_katorze_lvl_6_ftr_4_-_rog_2_rev_1.pdf
loewie_katorze_lvl_6_ftr_4_-_rog_2_rev_2.pdf
loewie_katorze_lvl_7_ftr_4_-_rog_3_rev_0.pdf
loewie_katorze_lvl_8_ftr_5_-_rog_3_rev_0.pdf
loewie_katorze_lvl_9_ftr_6_-_rog_3_rev_1.pdf
loewie_katorze_lvl_10_ftr_6_-_rog_4_rev_0.pdf
loewie_katorze_lvl_13_rog_4_ftr_6_clr_3_with_full_spell_book_rev_1.pdf
Loewie Katorze is een “chaotic good” halfling Fighter-thief uit de party Red Hand of Doom met grootse ambities, soms een grote mond, maar wel met een klein hartje dat op de goede plaats zit. Altijd bereid om een vrouwe in nood te helpen…ook als ze daar niet om gevraagd heeft.
Hij ziet zichzelf als een groots avonturier, eigenlijk meer een musketier: altijd bereid de degens te kruisen tegen onrecht. En op avontuur gaan is de beste manier om onrecht te vinden….of wat spullen die onrechtmatig in bezit worden gehouden…
De Party wordt geleid door Bart. Loewie reist samen met Zumzum (Bjorn), Ithronel, (Chiquita), Eilwynn / Gulran Strongale (Jasper) en Isabeau (Simon).
Gulran en Ithronel blijven aan de rand van het dorp wachten. Zumzum en Isabeau gaan naar de markt.
Na enig overleg en wachten, wordt ik uitgenodigd om met Elven leider Sellyria Starsinger [druide] te praten. Ik besluit om maar eerlijk ons hele verhaal op tafel te gooien. Ik vertel van onze gevechten en dat wij de phylactery van de Ghostlord hebben buitgemaakt. Sellyria is wat ontstemd hierover, omdat het haar dorp in de oorlog betrekt. Ik geef aan dat dit niet onze intentie was.
Als ik vervolgens over ons voornemen begin om de phylactery te gebruiken om met de Ghostlord te onderhandelen, wordt eerst de rest van de elven raad erbij gehaald: Trellara Nightshadow [Bard] (zus van de dode elf bij Rhest), Killiar Arrowswift [Ranger] (Battle Hunter leader/captian of the guard),en Illian Snowmantle [Cleric] (de hoge priester).
Ik leg doe mijn hele verhaal nog een keer. En ik vraag aan de elvenraad of zij bereid zijn om ons te helpen in onze queeste: een verzwakt leger is ook in hun belang. Ik vraag ze of zij bereid zijn om ons heen en weer te brengen naar de Ghostlordmet hun reuze uilen, en elke andere ondersteuning die zij ons zouden kunnen bieden. Waarbij ik denk aan magische bescherming tegen de aanvallen van ondoden e.d.
De priester is van mening dat wij eerst de phylactery moeten vernietigen, voordat we deze aan de Ghostlord teruggeven. Ik ben daar wat voorzichtig in, en vrees onze onderhandelingspositie daarmee weg te geven. Ook zou de Ghostlord direct ons verdenken dat wij de phylactery kapot hebben gemaakt. En ik wil geen gevecht met de Ghostlord. Hierop zegt de priester dat zij wel voor ons de phylactery wil kapot maken. Dan kunnen wij tegen de Ghostlord zeggen dat we de phylactery zo gevonden hebben. Interesant voorstel, maar dat wil ik wel met de groep overleggen. De elven willen zelf ook overleggen, dus verlaat ik de tent/woning van Sellaryria. Niet veel later wordt ik weer naar binnen geroepen. En worden ook mijn vrienden opgehaald, zodat een ieder het besluit van de Elven kan horen.
wordt vervolgd
Nadat de wachters in de toren zijn uitgeschakeld, vind er een discussie plaats. Terwijl er nog overlegd wordt, gaan Eilwynn en Isabeau er al vandoor midden in de nacht. We kunnen ze niet zien of horen, dus moeten we op hun wachten. De volgende ochtend zijn ze nog niet terug en vrezen we het ergste. Zonder hun zien wij de opdracht niet meer zitten, dus gaan wij naar het Elven dorp terug en doen we verslag. We besluiten naar de wegversperring op de weg tussen Brindol en Rhest te gaan om die kapot te maken. Hiertoe slaan we nog wat extra olie in.
De elven zijn zo aardig om ons weg te brengen tot in de buurt van de wegversperring. Met wat magie en olie staat de wegversperring snel in de brand. Als we ons werk van dichterbij gaan bekijken, komen we zowaar Eilwynn en Isabeau weer tegen. Onze blijdschap is groot enonze groep is weer herenigd. Isabeau heeft nodige buitgemaakt uit de kist van de wormlord. Hieruit maken we op dat er in de drakenschat in Rhest nog een phylactery ligt van de Ghostlord. Ook weet Zumzum uit zijn boeken te vertellen dat deze Ghostlord geen aardige druide was die een geest is geworden, maar een kwaadaardige Lich. En de drakenbende gebruikt dus de phylactery van de Ghostlord om de Ghostlord en zijn bende ondoden voor hun te laten vechten.
Dus we gaan terug naar Rhest. Het wordt een zwaar gevecht tegen de Ogres en het drakenmonster. Helaas wordt Eilwynn door het gespuis gedood. We vinden wel de schat van de draak:
Geld en juwelen:
We cremeren Eilwynn bij de resten van de wegversperring. Hier komt een dwerg op ons af. Hij is een Cleric genaamd Gulran Strongale. Hij wil zich graag bij ons voegen. We kunnen wel versterking gebruiken, en hij lijkt ons niet al te kwaad (en hij heeft bier bij zich), dus geven we hem het voordeel van de twijfel. We verdelen ook de buit van de draak (zie lijst hierboven) en de eigendommen van Eilwynn: de ring of protection gaat naar Isabeau. De rest van Eilwynn's spullen gaan de bag of holding in.
We overleggen waar we heen moeten. We willen wel de Ghostlord gaan proberen te overreden om zich niet meer bij het leger van de drakenmeesters aan te sluiten. Volgens onze schatting is het leger nu ongeveer bij de ruine van Vraath keep. Aangezien Ithronel geen ghostlord heeft gezien bij het leger, zal de ghostlord zich later bij hun voegen. Dus we denken dat de Ghostlord nu nog in zijn lair is, of onderweg van zijn lair naar het leger.
We hebben dus snel vervoer nodig richting de lair van de Ghostlord. In ieder geval paarden. Maar misschien willen de Elven ons ook wel (heen en weer) brengen met hun grote uilen. Dat zou ons veel tijd schelen. Dus gaan we naar de Elven om vervoer te regelen.
De volgende ochtend voel ik me een stuk beter. Van de Elfen mogen we wat kleine bootjes lenen die wat minder opvallend zijn, en wij dus meer kans hebben om onopgemerkt in de buurt van Rhest Keep te komen. Erg vriendelijk van hun. Ik koop van de elfden nog wat rations voor onze reis naar Rhest Keep. Ook Zumzum doet nog wat inkopen.
En dan gaan we op weg. Na ruime een halve dag varen leggen we aan op paar mijl van Rhest Keep. Van daaruit is het verder waden door het moeras. Zo goed en zo kwaad als het gaat proberen we zachtjes en ongezien het moeras door te komen. We zijn nog niet zolang onderweg als we het levenloze lichaam van een reuzen uil vinden. Hoezeer we ook rondkijken, en It ook naar sporen zoekt: de berijder vinden we niet. Wel sporen die verdacht veel lijken op die van een draak of een ander groot beest met grote klauwen… en daar zijn er de nodige soorten van…
We weten dat er wormlord zit in Rhest Keep, en dat er 3 draken in het boek stonden zonder plaatsaanduiding, waarvan er in ieder geval 2 bij het leger zijn gezien. De 3e weten we niet, dus we zijn extra voorzichtig na deze ontdekking.
Ik maak gebruik van een van de weinige bomen (of meer boomstronk) in de buurt om de omgeving te verkennen. Als ik erin klim zie ik in de verte net de ronde punt van de toren van Rhest keep. Ik klim nog iets hoger, en zie nog wat (deels ingevallen) daken van andere gebouwen die deel uitmaken van de burcht. Verder is het landschap voor ons een grote rietvlakte voor zover ik kan zien. Ik deel dit natuurlijk met de anderen.
We gaan voorzichtig verder, waarbij onze druide met magie ons nog beter probeert te camoufleren. Onderweg moeten we een kreek oversteken, wat met al onze spullen niet altijd even soepel gaat. Het nodige geproest is het gevolg. Wanneer we net een tweede kreek zijn overgestoken, horen we ineens een pijnlijke kreet van It (die achteraan liep). Ik draai me zo snel mogelijk om, net op tijd om te zien hoe Ithronel nogmaals geraakt wordt door dikke klodder groene bijtende vloeistof. Haar rug vertoont flinke brandplekken in de kleding.
Ik trek meteen mij boog en doe een paar stappen opzij en naar voren (richting It), niet ver van Zumzum. Terwijl It zichzelf afspoelt met water, stormt er een vreemdsoortig groen wezen uit het water. Het heeft een soort vleugels als een vleermuis met scherpe klauwen eraan, en poten als dat van een kikvors. Hij rent recht op Zumzum af, vlak langs mij heen: wat mij een prachtige gelegenheid geeft om een pijl in zijn nieren te schieten. Het beest haalt verwoestend uit naar een verbijsterde Zumzum: oh nee, onze kleine babbelaar gaat meteen gestrekt! Doordat het beest zo druk is met Zumzum weet ik nog een pijl in zijn onbeschermde zijkant te schieten, en ik zie ook nog een pijl van Isabeau in zijn zij landen. Dit moet het monster veel pijn hebben gedaan! Terwijl ik dit denk, rent het monster net zo hard weer het water in als het gekomen is.
Zou onze babbelaar dit overleeft hebben? En wat in Tymora's naam was dit voor monster dat bijtend zuur schiet en zo verwoestend kan uithalen? Zou dit misschien het beest zijn wat de Uil te pakken heeft gehad?
Terwijl Isabeau naar Zumzum rent om hem te verzorgen, blijf ik waakzaam met mijn boog in de aanslag het water scherp in de gaten houden. En enkele seconden later hoor ik gelukkig naast mij Zumzum stamelen: “Wat is er gebeurt?”
Gelukkig, Zumzum leeft nog!
Het monster zien we niet meer, maar ik zie ook geen lijk…dus ik blijf waakzaam met de boog in de aanslag. Ondertussen verzorgt Eilwynn zowel Zumzum als Ithronel.
We zijn duidelijk gewaarschuwd: de weg naar Rhest Keep is gevaarlijk. Voorzichtig zijn, dicht bij elkaar blijven en voortdurend waakzaam blijven is onze beste kans…
[Vervolg]
Voorzichtig vervolgen we onze weg richting Rhest. Na een goed uur door het riet sluipen, komen we aan de rand van een meer. We houden halt aan de rand van de rietkraag en nemen onze tijd om het meer in ons op te nemen [Zie kaart “The_Ruins_of_Rhest” (DM sectie) bij de ster *].
Rondom het meer zien we op diverse plekken enkele hutjes van lizardmen staan, waar we ook wat lizardmen zien rondscharrelen [nummer 1 op “The_Ruins_of_Rhest” kaart]. De lizardmen gedragen zich wat schichtig. Het lijkt net of ze bang zijn voor iets. Helaas kunnen we niets maken van de taal van de Lizardmen. Ook zien we in de oude toren wat Hobgoblins wacht lopen [Toren = nummer 2 'Bell Tower' op “The_Ruins_of_Rhest” kaart]. Verder horen we zo af en toe een schreeuw zoals ook het groene gevleugelde monster in het moeras schreeuwde. De schreeuw komt uit het midden van het meer, vanaf de ruines van iets wat vroeger wel eens het stadhuis geweest zou kunnen zijn [nummer 3 op “The_Ruins_of_Rhest” kaart]. Zou het groene monster midden in het moeras leven? of is het een ander?
Na enkele uren observeren zien we vanaf de zuidkant van het meer een groepje van 6 lizardmen op een vlot naar het 'stadhuis' midden op het meer varen. Kort nadat ze aan hebben gelegd en het 'stadhuis' binnen zijn gegaan horen we twee maal een ijzige doodskreet. En vlak daarna een gebrul en een gesis dat niet overeenkomt met het geluid van het gevleugelde groene monster. Zou dit de draak zijn? Volgens het boek van Koth zou er hier nog een kunnen zitten…
Kort na de doodskreten zien we 4 lizardmen het 'stadhuis' weer uitkomen, waarna ze snel weer terugvaren naar de zuidkant. Onderwijl regelmatig schichtig achterom kijkend.
Na dit voorval lijkt het Isabeau en mij wel duidelijk dat de lizardmen niet aan de kant staan van de Goblin horde. Isabeau is ervan overtuigd dat we de Lizardmen aan onze kant zouden kunnen krijgen. Ik voorzie wel wat problemen om dat voor elkaar te krijgen: Als je hun taal niet spreekt, hoe maak je dan de lizardmen duidelijk dat je hun geen kwaad wil doen? En wat als ze (in hun angst voor wat er in het 'stadhuis' bevindt) alarm slaan? Willen we gaan vechten tegen een draak en (meerdere?) groene gevleugelde monsters? Na nodige gekissebis besluiten we dat dit geen goed plan is. Maar we willen wel graag weten wat er zich in 'het stadhuis' bevind. Het is sowieso ons doel om onze vijand uit te schakelen, maar het is wel belangrijk om erachter te komen wie & wat zich in het 'stadhuis' bevindt. Het plan is om te wachten tot het donker wordt en vanaf de oostkant van het meer zwemmend naar het 'stadhuis' te gaan. Een scouting missie: goed plan!
Als het al begint te schemeren, zien we ineens beweging in het stadhuis. Een draak, een zwarte draak - zekers zo groot als de groene draak door Zumzum is omgelegd - verschijnt op het dak van het 'stadhuis'. Het rekt zich eens goed uit. Dan zien we ook een (hob)goblin in blinkend wapenrusting het gebouw uitkomen. De Goblin en draak praten even wat, en dan klimt de goblin op de rug van de draak en vliegen ze weg naar het westen.
Hoewel de kans groot is dat deze Goblin op de rug van de draak de Wormlord is die we zoeken (en uit willen schakelen), geeft dit ons een prima gelegenheid om het 'stadhuis' te scouten. En Lady Luck staat aan onze kant, want de lucht begint te betrekken en het begint te regenen. Twerijl wij naar de oostkant van het meer sluipen gaat het steeds harder regenen, en ook nog bliksemen. Dit is uitstekend, hoe meer lawaai hoe minder kans wij opgemerkt worden. We snijden allemaal wat rietjes af om door adem te kunnen halen tijdens het zwemmen. Dan glijden allemaal het water in en zwemmen we richting het 'stadhuis'.
Als we dicht in de buurt van het 'stadhuis' zijn, zoeken we een beschutte plek [kruisje ten westen van 3 op “The_Ruins_of_Rhest” kaart]. Hier laten Isabeau en ik de rest achter, en gaan wij tweeen door om het 'stadhuis' te onderzoeken.
We zwemmen naar zuidwest kant van het 'stadhuis'. Daar zien we iets los ervan een gebouw waarvan de muren nog maar een voet boven water staan [gebouw 3C op “Rhest Town Hall” kaart]. De muur (waar het restant van het dak op rust) is opgehoogd tot ~ 10 voet door middel van rechtopstaande houten palen met over dwars dikke takken erdoor gevlochten . We besluiter hier eerst heen te zwemmen om via de andere kant naar de kade te kunnen kijken. Als we aan de zuidkant van het gebouw zijn, horen we wat gesnuif en geschuifel uit het gebouw komen. Ik trek mij voorzichtig op uit het water om tussen de takken door te loeren. In eerste instantie zie ik een groot aantal grote eieren. Ik gebaar naar Isabeau wat ik zie. Eerst denken we dat het draken eieren zijn, al hadden we die wat groter verwacht. Dan zien we ineens de eigenaar: een groen gevleugeld monster [Green spawn razor fiend]. Maar deze heeft duidelijk geen wonden. Een tweede groene monster? Een die eieren lijkt te bewaken. Oh, dit zou toch prachtig zijn als we dit vermaledijde monster kunnen uitschakelen! En zijn eieren kapot kunnen maken om de wereld een beetje veiliger te maken! Maar Isabeau maant mij tot kalmte: we zijn op scouting missie! Da's waar <zucht>…later dan maar….
We gaan verder om dit gebouw heen. Regen en bliksem blijven aanhouden. We zien niets, en klimmen de kade op [rond punt 3B op “Rhest Town Hall” kaart]. We gaan het gebouw rond en loeren voorzichtig door de ramen naar binnen en zien het volgende:
Net als we het dak willen bekijken [3A op “Rhest Town Hall” kaart], komen er twee Ogres van boven de trap af gelopen. Isabeau weet zich direct te verstoppen: op het moment dat ik mij omdraai om weg te lopen zie ik haar al niet meer. Ik spring het hoekje om richting de bibliotheek (of wat ervan over is), maar zie Isabeau niet meer. Bij gebrek aan schuilplaats, glij ik maar snel het water in en verstop mij zo goed als het kan onder het vlonder. Geen moment te vroeg: nauwelijks lig ik in het water of twee ogres komen de hoek om. Ze praten wat (in een voor mij onverstaanbaar taaltje) en loeren wat om zich heen: het klassieke beeld van twee bewakers die hun ronde maken en geen tegenstand verwachten.
Als de Ogres weg zijn, zwem ik onder het vlonder door naar waar ik Isabeau voor het laatst heb gezien: ik vermoed dat zij zich daar schuil houdt. Als ik er ben zie ik haar niet, maar enkele tellen later plonst ze zachtjes naast mij het water in. Ze vertelt mij dat er boven op het gebouw nog 4 Ogres op wacht staan. Dus met de twee die op ronde zijn in totaal 6 Ogres. Da's geen makkelijke klus.
Hoewel we al lang nat en koud zijn, besluiten we voor de zekerheid ook maar de klokkentoren te bekijken. Daar treffen we het volgende aan:
Isabeau en ik gaan terug naar de anderen en brengen verslag uit. Een overleg volgt wat te doen. Iedereen is bang dat de wachters in de toren de draak kan oproepen met de bel. Dus het lijkt ons het beste om deze als eerste uit te schakelen, op dezelfde wijze als dat we dat in vraath keep hebben gedaan: gecoordineerde aanval. Wakkeren eerst, daarna gezamelijk de slapende. Zo gezegd, zo gedaan. Althans: de wakkere zijn uitgeschakeld voordat ze iets kunnen zeggen, maar dan stormt Eilwynn te vroeg naar binnen. En ze concentreert zich niet op één, maar verdeeld ook nog eens haar aanvallen op beide slapende wachten. Dubbele kans dat ze wakker worden.
Kwalitatief Uitermate Teleurstellend!
De rest doet nog hun best om met boogvuur en magie de twee uit te schakelen. Eentje gaat neer, maar net voordat ik mijn pijlen kan afvuren, roept de tweede “Alarm!”
Kwalitatief Uitermate Teleurstellend!
Dan ren ik ook naar binnen, laat mij boog vallen, trek mijn zwaarden en leg de tweede het zwijgen op. Maar dan klinkt van boven al de alarmbel. Ik sprint de trap op om te proberen de klokkenluider zo snel mogelijk het zwijgen op te leggen.
Deze dagen zijn in een waas voorbij gegaan. Mijn wonden herstellen langzaam, ondanks de goede zorgen van Eilwynn en de bezorgde blikken van Isabeau (die dit met nodige drank probeert te verbergen/verwerken).
Op de avond van de 4e Oogstmaand, maken mijn party genoten contact met Elfen die enorme uilen rondvliegen. Ik heb weinig van dit alles meegekregen. Dan blijkt dat wij allemaal naar het elfendorp gaan vliegen. Onder normale omstandigheden fantastisch! Maar met mijn nog wat broze gezondheid, wordt ik helemaal vastgesnoerd aan een uil.
In het Elfendorp hebben we een onderhoud met de leiders van de Elfen. Wat ik ervan meekrijg is dat de Elfen vooral niet onder de aandacht willen komen van de goblin horde en elke vorm van conflict zoveel mogelijk willen vermijden. Ze zijn maar met weinigen, dus ik snap ze wel. Al vraag ik me af of de goblins er ook zo over denken als ze de elfen in de gaten krijgen. Verder vertellen ze nog dat ze iemand missen (en een uil). Zumzum biedt natuurlijk aan om te helpen zoeken, en als we iets vinden om dat aan de Elfen te melden.
We overnachten in het Elfen dorp.
En we zijn op weg: op naar een nieuw avontuur in het spookachtige kasteel van Rhest. We hebben 6 man mee gekregen die de boot voort punteren. Eilwynn weet hun te helpen door enkele uren lang op magische wijze de stroming van de rivier om te draaien en ons voort te stuwen de rivier op. Dit schiet lekker op en 's avonds hebben we al zo'n kleine 20 mijl afgelegd.
We leggen aan de oostelijke kant van de rivier aan en ik maak de boot vast aan een stevig uitziende boom. Ik wenk Ithronel en vraag haar of ze nog sporen ziet hier. Ze vind er weinig. Ik stel voor om even de omgeving te gaan verkennen…en of ik mee mag: ik zal heel zachtjes zijn. Ithronel stemt in, en samen sluipen we door het struikgewas. We vinden niet veel sporen, maar na een kwartiertje pikt Ithronel het spoor op van een ree hinde. Ik stel voor om op jacht te gaan naar deze ree: ik ken nog een heerlijk recept van mijn moeder om ree klaar te maken. Oh, en je kunt er ook heerlijke stoofpot van maken, en spiesjes met ree biefstuk…heeeerlijk.. Ik zie een klein glimlachje bij Ithronel en ze stemt in. Oh, goodie! op jacht met Ithronel. Zo zachtjes als ik maar kan sluip ik achter haar aan en na een tijdje hebben we de ree in zicht. Ithronel legt aan, en voor de zekerheid heb ik ook mijn boog gespannen, maar niet nodig natuurlijk: Ithronel velt de ree met een prachtig schot. Joepie!!! REE! Ik negeer de wat stuurse blik van Ithronel op mijn vreugde uitbarsting en haal snel de ree op.
Opgetogen kom ik terug bij de boot. Kijk eens wat we hebben: een ree! Dat gaat een lekker maaltje geven! Eilwynn biedt aan om het dier (correct) te villen, wat ik graag aanvaard. In de avond gebeurd er weinig bijzonders. De wachten worden verdeeld (ik heb laatste wacht), ga ik slapen.
Ergens in de nacht wordt ik wakker: ik hoor prachtig gezang. Zo mooi, zo zuiver. Zoiets prachtigs heb ik nog nooit gehoord. Ik moet dit gewoon zien, dus ik sta op. Eilwynn heeft het ook gehoord en snelt voor mij uit. Al snel komen we uit bij een 3 tal vrouwelijke creaturen, die de meest fantastisch mooie liederen zingen. Nog nooit zoiets moois gehoord. Gefascineerd sta ik onder de boom te kijken. Af en toe voel ik pijnscheuten door mij heen gaan, wat niets anders kan zijn dan pure extase van deze wonderlijke schoonheid. Niets kan mij weerhoudenn om hier van te genieten.
En dan wordt het ineens zwart…en ik verlies het gevoel van tijd.
Wanneer ik bijkom zie ik het lieftallige gezicht van Isabeau boven me staan: “daar was je er toch bijna geweest, Loewie”. Nog wat zwakjes stamel ik een bedankje. Ik mis de prachtige muziek: de vrouwelijke creaturen zijn verdwenen. Ach, wat jammer want wat was het toch mooi!
Ik strompel terug naar de boot samen met de anderen. Ik hoor van de anderen dat de vrouwelijke creaturen geprobeerd hebben om ons allemaal te doden, en dat dit bij Ithronel en mij ook bijna gelukt was. Ik bedank nogmaals mijn metgezellen en voel mij wat tekort schieten. Ik neem mij voor om mij niet meer zo gemakkelijk door deze creaturen in de luren te laten leggen! En met dit voornemen duik in mijn lekkere bedje in, en val direct in slaap.
Deze dag de familie van de timmerman geholpen met inpakken, en 's avonds maar eens een goed bad genomen: dit zal voorlopig de laatste zijn. De timmerman heeft de boot prima verbouwd en een mooie plek gemaakt voor ons en onze paarden. Morgen ochtend vertrekken we.
En volgens onze berekeningen gaat vandaag het vijandelijke goblin leger op weg naar Drellin's Ferry…
Terwijl wij aan het ontbijt zitten, komt er een wat verstofte soldaat binnen met een grote leeuw op haar tenue. Ik hoor dat ze vraagt om een onderhoud met townspeaker Winston. Nieuwsgierig naar wat ze te vertellen heeft, wenk ik haar en biedt haar wat te drinken aan. En vraag haar naar het nieuws en of dat met goblin aanvallen te maken heeft. Haar naam is Teani Surra en ze blijkt onderdeel te zijn van de Lionsguard van Brindol.
Haar patrouille is op de weg van Bindol naar Rhest in een hinderlaag gelopen van een tiental hobgoblins en twee Ogres. Ze wist als enige te ontkomen en heeft het haar taak gemaakt om alle dorpen te waarschuwen voor het naderende gevaar. Ook wij vertellen ons haar verhaal en bevestigen haar vermoedens dat er nog veel groter leger aan zit te komen. En dat wij ook een kaart van het aanvalsplan hebben weten te bemachtigen. We geven haar de kopie die Zumzum gemaakt heeft en ze zegt dat Lord Jarmaath - heerser van Brindol - ons zeer dankbaar zal zijn voor dit nieuws en de kaart.
Dan komt ook Townspeaker Winston binnen. Hij heeft besloten om te evacueren en de bevolking naar Brindol te evacueren.
Verstandig besluit.
Terwijl de groep nog wat natafelt en zit te bedenken wat we zullen doen, zit Zumzum wat afwezig te lezen in het boekje van Koth.
Dan komt Zumzum met nodige wetenswaardigheden en namen:
En verder geeft het boek nog de namen prijs van een aantal draken:
Verder wordt nog de naam ' Skather' genoemd, maar het is onduidelijk of dit ook een draak is of wat anders.
De informatie uit Koth's boek en het verhaal van de soldaat uit Brindol doet ons besluiten om maar eens in Rhest te gaan kijken. Het zou het leger in Brindol helpen als wij de wormlord in Rhest zouden kunnen uitschakelen. De snelste reis is via de rivier. Kapitein Sorrana blijkt ons welwillend om ons een vlot te lenen met enkele dorpelingen om het de rivier op te 'palen': we moeten immers stroom opwaarts, dus met palen moet het vlot tegen de stroom in worden geduwd. We geven Sorrana nog de tip dat ze het leger nog kan ophouden als ze de palenbrug door het moeras onklaar maakt: ze vind het een goed idee, en zal er voor zorgen.
Maar eerst misschien nog even wat van onze overtollige spullen verkopen. En misschien nog wat inkopen doen…
Een deel van de overtollige spullen kan worden verkocht, maar de meeste magische items niet. Desalniettemin krijgt eenieder van de verkochte buit en gevonden geld:
Op de markt doe ik de nodige inkopen voor onze reis: ik schat dat we voor 10 dagen aan proviant nodig hebben voor Zumzum, Isabeau en ik: de andere twee preferen hun magische maaltijden (ieder zijn ding, zoals mijn vader altijd zei). Het blijkt dat in deze streek veel appels groeien. Ik sla niet alleen appels in, maar ook nodige appel likeur: dat zal vast in de smaak vallen (bij Isabeau).
De anderen hebben ondertussen een boot geregeld, maar daar moet nodige aan gebeuren. We kunnen morgen wel een timmerman uit het dorp toegewezen krijgen, als wij het gezin dan helpen met inpakken: geen probleem, ik help ze wel.
In de ochtend komen we aan bij de brug, en die ziet er stevig uit. Met de groene draak fier als een pauw op de zuidwestelijke toren.
Onze beide magisten hebben een plan om de brug uit te schakelen. Met behulp van magie weet onze druide middels haar havik Squeek de brug te inspecteren en weet ze een zwakke plek te vinden. Dan volgt nog een vliegronde waarbij het haar lukt om met een spreuk - stone shape - de zwakke plek te vergroten, zodat de brug met donderend geraas instort. We zijn allemaal opgetogen dat dit gelukt is, en na een korte vreugde dansje sluipen we zo zacht mogelijk weg richting onze paarden.
We zijn nog nauwelijks onderweg of een hellhound sprint ons met de staart tussen de benen voorbij over het pad. Daar hebben we geen last meer van. Dan horen we de draak brullen. De groene draak komt snel dichterbij. We proberen nog zo zachtjes en snel mogelijk te vluchten, maar het beest heeft ons gezien en land brullend en briesend vlak achter ons. Wegrennen is geen optie meer.
De draak spuugt een grote hoeveelheid zuur en mist ons maar net. Het zuur doet vele bomen (waaronder veel eiken) wegsmelten in een vieze, rokende massa. Onze druide kijkt nijdig om naar de draak. It beseft ook dat terugtrekken niet meer kan, trekt haar boog en vuurt. Ik volg haar voorbeeld en trek mijn zwaarden en draai mij om.
De draak is een prachtig creatuur. En hoewel het van dichtbij imposant is, is het niet zo groot dat ik denk dat we dit gevecht niet aankunnen.
Dus ik bedenk mij geen seconde, trek een sprintje en spring via de knie van de draak zo op zijn rug en plant mij zwaarden diep in zijn rug. Een prachtige aanval van mijzelf, uit het boekje! Ik ben nog zo onder de indruk van mijzelf dat ik wat laat merk dat de draak opstijgt. Snel probeer ik mijn zwaarden nogmaals in zijn rug te steken, maar dit keer zit het mij niet mee: mijn rechterzwaard ketst af waardoor ik mijn evenwicht verlies en mijn linkerzwaard ook zijn doel mist. Ik glij van de rug van de draak die toch al zo'n 15 a 20 voet boven de grond is. Jaren training nemen het over en soepel weet ik mijn val op te vangen.
Ik zie dat It nog meer pijlen de draak in jast, en Zumzum schiet zijn magische ballen erin. De draak zucht het uit van de pijn en maakt snel hoogte. Nog meer pijlen van It volgen de draak en net als ik denk dat de draak ontkomt, laat Zumzum een grote vuurbal ontploffen rondom de draak: een prachtig stukje magie, welke de draak teveel is. Tollende en tuimelend valt de draak naar beneden en stort vlak voor mij neer. Iedereen juicht dat we deze slag gewonnen hebben. Maar dan zie ik Zumzum meewarig kijken naar de draak. Ik geef m een schouderklop en snap m wel een beetje: het is toch wel een prachtig creatuur. Jammer dat we het hebben moeten doden: het viel ons aan, en dan verdedigen wij onszelf.
Ik bekijk de draak van dichterbij en ontdek een 6 tal prachtige grote parels in zijn huid die ik er snel met mijn dolk uitwip. Ook vind ik nog een magisch amulet om zijn nek en zitten er (magische) bracers om zijn poten. Ik heb de bracers nauwelijks in mijn hand of Zumzum roept dat hij ze graag wil. Hij heeft ze zeker verdiend, en lachend gooi ik ze naar hem toe. En ik na onderzoek door Zumzum blijkt de amulet een amulet of health +2 te zijn: dit is altijd goed voor een vechter als ik, en na kort overleg met de groep, doe ik het amulet om.
We reizen zonder problemen terug naar drellin's Ferry waar we in begin van de avond aankomen. Het nieuws dat Zumzum de groene draak heeft gedood is al voor ons uitgesneld.
We vragen de waard om een onderhoud met Townspeaker Norro Winston. Die blijkt erg druk te zijn: vast bezig met voorbereiden van de evacuatie. Dus we nemen het ervan in de herberg: lekker eten met een goed biertje erbij.
Later op de avond komt deheer Winston binnen in gezelschap van Kapitein Sorrana en nog een dame van middelbare leeftijd genaamd Delorah Zann. Ze voegen zich bij ons en ook Kellin de waard schuift aan. Aangezien Zumzum zich in het dorp nogal heeft laten gaan met doomsday achtige uitspraken als: “ het einde is nabij, vlucht nu het nog kan”, manen we Zumzum om zich op de vlakte te houden. En af en toe moeten we hem aansporen om nog maar een slokje bier te nemen….
Ithronel vertelt wat voor leger ze gezien heeft en ik spoor de notabelen aan om zo snel mogelijk actie te ondernemen om het dorp te evacueren en de burgers in veiligheid te brengen. De waard meent dat er misschien nog wel te onderhandelen valt, en ook Norro neigt hiertoe. De vrouw - een oud avonturierster - deelt mijn mening dat er niet met deze bende valt te onderhandelen. Townspeaker Winston wil er beslist nog een nacht over slapen en wil nu geen beslissing nemen, ondanks dat ik hierop aandring: elke minuut telt om de horde voor te blijven.
Er zit niets anders op dan te gaan slapen en de volgende ochtend af te wachten.
We gaan deze ochtend vroeg op weg naar Cinder Hill. Ithronel en Jorr gaan het laatste stukje om het leger te besluipen en te bekijken. Het blijkt een imposant leger, wat vooral uit Hobgoblins bestaat (zo'n 3000), maar ook uit Ogres, Giants, zo'n 100 Goblin Worgriders, en nog een grote rode en blauwe draak. Dat kan Drellin's Ferry nooit aan.
We gaan terug over het pad naar waar we onze paarden hebben gelaten. Hier neemt de Sergeant van de wacht afscheid van ons en gaat het nieuws brengen aan Drellin's Ferry. Wij slaan ons kamp op om de volgende ochtend vroeg naar de brug te gaan.
Heerlijk uitgerust wordt ik deze ochtend wakker. Wrackleknaw is verdwenen, maar hij heeft wel een stoofpotje boven een vuurtje hanen. En bij het vuur liggen 5 flesjes met licht paarse inhoud en een briefje waarop staat: “use them wisely.”
De flesjes worden eerlijk verdeeld en na het ontbijt gaan we op weg naar de ruïne van Vraath keep.
We benaderen de ruïne van de linkerkant (gezien vanuit de positie als je recht voor de poort staat en naar de poort kijkt). Aan deze zijde zit er een gat in de muur waar we doorheen kunnen. Isabeau gaat eerst scouten.
Terwijl Isabeau weg is om te scouten, ziet Eilwynn de manticore lui op het dak liggen van de toren. Ik stel Eilwynn gerust dat zolang ze daar ligt, ze ons niet aanvalt. En Eilwynn informeert Isabeau als ze terug komt.
Isabeau is vrij snel terug. Ze meldt dat de 4 hobgoblins en mens met stierekop zich nog in dezelfde ruimte bevinden: door het gat in de buitenmuur door, en dan aan de linkerzijde. 2 hobgoblins zitten aan een tafel en 2 slapen. Het stieremens staat wat te flexen in het midden van de ruimte. Aan de achterzijde van de kamer (gezien vanuit onze huidige positie) zit nog een deur. Het plan is dat Isabeau hier samen met Zumzum naar toe sluipt, nadat Zumzum de invisibility op Eilwynn gecast heeft. Eilwynn bereidt zich voor met haar spreuken en gaat daarna zachtjes de kamer in om naar de stieremens te sluipen. Deze valt ze pas aan als ze ziet dat Isabeau de deur opent. Ondertussen nemen It en ik posities in aan weerszijde van het gat in de muur van de kamer met onze bogen in de aanslag.
Hoewel Eilwynn niet bepaald zachtjes is - iedereen hoort het gekraak van grind en rommel onder haar bereklauwen - weet ze toch ongemerkt bij de stieremens te komen. En dan gaat ‘t snel: de stieremens wordt in de eerste aanval van Eilwynn geveld, It en ik schieten de ene hobgoblin neer, en Isabeau en Zumzum vellen de andere hobgoblin. Vervolgens wordt er ook snel met de slapende hobgoblins afgerekend. (Niet helemaal mijn stijl, maar we kunnen het nu niet gebruiken dat deze hobgoblins om hulp gaan roepen.)
Een prima uitvoering van ons plan!
vervolg
Ik ben even afgeleid door wat Zumzum in een hoekje aan het doen is, en de laatste tegenstander wordt door onze Elven opgeruimd. Dit blijkt Koth te zijn, de leider van hobgoblin troepen hier Vraath Keep. Koth noemt zichzelf Dragonlord.
Er wordt veel waardevolle items gevonden. (zie blog ZumZum)
Ithronel steekt de +1 Frost Bastard sword bij zich, en ik (in overleg) trek ik de gauntlets of Ogre power aan. De rest gaat in de bag of holding (om later uit te zoeken). Ik gooi hier nog mijn slaapspullen bij in (Tent, slaapzak, extra deken), en stop de bag of holding in mijn rugzak.
De anderen hebben een kaart gevonden van de (hob)goblins. It en Zumzum weten 'm te vertalen en vertellen ons dat het een aanvalsplan is, waarbij een groot leger zich verzamelt bij Cinder Hill. Het oorspronkelijke plan is om op 27e Roggemaand te vertrekken en via Skull Gorge bridge en Vraath Keep (Koth's base) op te trekken naar Drellin's Ferry.
We vermoeden dat door Koth's dood, het leger wel een dag later zal vertrekken (wachtende op nieuws van Koth). Verder zullen de forrest giants onder leiding van Wracklegnaw het leger ook zeker een dag of 2 vertragen op weg naar Drellin's Ferry. Als we de kaart bestuderen, dan concluderen we dat het leger nog zeker 3 dagen vertraagd wordt, indien de skull gorge bridge onklaar gemaakt kan worden.
Maar het is al de 23e. Zelfs met de dag vertraging, zal het leger op de 28e al gaan vertrekken. Er is weinig tijd meer om Drellin's Ferry te waarschuwen. Daarom besluiten we om ons op te splitsen. Zumzum en ik gaan naar Drellin's Ferry om de mensen te waarschuwen. De anderen gaan naar Skull Gorge Bridge om na te gaan hoe goed deze bewaakt wordt. Het is nu rond de middag. Het is 3 a 4 uur gaans naar zowel het dorp als de brug, dus we spreken vanavond (laat) af in Vraath Keep om onze ervaringen te delen. Zumzum maakt nog even een snelle schets van het aanvalsplan: de originele kaart gaat met de anderen mee.
Zo gezegd, zo gedaan.
In het dorp blijkt dat de Sorana en Norro nog niet direct op basis van een kaart en ons verhaal in actie te willen komen. Sorana wil eerst weten hoe groot dat leger is. We zeggen toe om dat uit te gaan zoeken, maar de tijd dringt. Dus om haar snel op de hoogte te brengen, stuurt ze (op ons verzoek) haar sergeant mee. Verder krijgen we nog het adres van Jorr: een lokale ranger die ons zou kunnen helpen om het leger (ongezien) te vinden.
Wat teleurgesteld in de reactie van Sorana en Norro, vertrekken Zumzum en ik naar Jorr. Hij blijkt 3 joekels van honden te hebben, die mij nog gevaarlijker lijken dan hellhounds. Gelukkig heeft hij ze goed onder controle. Jorr is bereid om ons te helpen, en gaat direct met ons mee.
's Avonds treffen we de anderen weer in Vraath Keep. De brug blijkt toch wel zwaar bewaakt: uitkijk posten op de torens, hellhounds aan beide zijden van de gorge, en dan ook nog een Groene draak op de zuidwestelijke toren!
Het gaat niet meevallen om die brug onklaar te maken. Misschien eerst maar de grootte van het leger opnemen? Er loopt een voetpad om de gorge heen. Tijd voor overleg…
vervolg
We besluiten de volgende dag eerst naar het leger te besluipen, en daarna naar de brug te gaan om die onklaar te maken.
Ik ben op tijd wakker, zorg dat mijn kleding weer strak gestreken is. Inmiddels zijn de anderen ook wakker geworden. We ontbijten en pakken onze spullen in. We worden aangenaam verrast als blijkt dat het dorp onze rekening bij de waard al heeft voldaan, en ook bij de veerboot mogen we gratis over.
We halen onze rijdieren op. De dames denken dat ze deze gratis krijgen, maar ik ben wel goed maar niet gek. We hebben ieder ruim 125 gp gekregen, dus eenieder kan daar makkelijk 60 gp van inleggen om de groep van rijdieren te voorzien. Eilwynn is nog een beetje obstinaat en gaat zelf lopen met rijdier aan het leidsel.
We rijden die ochtend ongestoord richting Vraath keep, en tegen het middag uur komen we bij een moerassig gebied. Het zandpad gaat over in een houten pad op palen. Het pad is glibberig en we besluiten om af te stappen en onze rijdieren aan de leidsels mee te nemen. Eilwynn is dan wat achterop geraakt.
Links van het pad zien we een oude kar, misschien wel een postkoets in het moeras. Zumzum, nieuwsgierig als hij is, stuurt zijn Fret richting het wrak. En als deze daar bijna is, komt er ineens een grote draak achtige kop boven het water, en nog een, en nog een: een zeskoppig monsterlijke draak rijst op uit het moeras!
Het monster heeft duidelijk kwade zin, en valt ons direct aan. Ik heb wel eens gehoord dat zo'n veelkoppig monster een hydra heet, en deze regeneren en hun koppen en nek zo weer aangroeien. Vuur schijnt dat te kunnen stoppen. De anderen beginnen het beest te beschieten, maar met mijn sling zal ik dit beest nauwelijks pijn doen. Dus ik pak een fakkel die uit de rugzak van Isabeau steekt, en steek deze aan (gelukkig brandt het ding met de eerste vonken van mijn vuursteen).
Ik hak daarna de kop eraf die mij te pakken had genomen, maar net als ik de fakkel wil pakken, zijn er niet één, maar twee nieuwe koppen gegroeit. Godtomme!!!
Ik ben er klaar mee. Ik doe een pas achteruit, en als de koppen laag staan spring ik richting de rug van het dier. Door de glibberigheid geen verre sprong, maar ik weet op een nek te landen. En al balancerend sprint ik door naar de rug en plant mijn beide zwaarden diep in het lijf. Dat zal 'm leren!
Maar eerst leer ik pijn te verdragen als meerdere koppen mij aanvallen. Ik weet enkele aanvallen te ontwijken, en negeer de pijn van de anderen en plant wederom mijn zwaarden diep in de rug en weet zijn ruggegraat te raken: de hydra zakt ineen.
vervolg
Iedereen is behoorlijk gehavend uit de strijd gekomen, maar we staan allemaal nog. Chapeau!
Er wordt nog wat gezocht naar schatten of voorwerpen van waarde: er wordt een mithril breast plate gevonden. Erg waardevol, en een bijzonder goed armor.En Mitril maakt het zo licht dat je het amper voelt zitten. Jammer dat het mij niet past.
Na een uurtje reizen komen we in de buurt van Vraath Keep. Ik voel me nog niet best na de slag met de Hydra. Ik vraag Eilwynn of zij mijn wonden kan helen, en dat wil ze doen.
Isabeau heeft ondertussen een steen gezien met de aankondiging van Vraath Keep. Ze doet de suggestie dat er vast wel een sleutel van de keep onder steen zal liggen. Gentlemen (en nieuwsgierig) als ik ben, spring ik van mijn paard en schop de steen om. Helaas…alleen pissebedden.
Als even later het kasteel in zicht komt, blijkt een sleutel niet echt meer nodig: het kasteel is een ruine. De deuren liggen eruit.En de muren en torens zijn deels ingestort. We vervolgen onze weg richting de poort. Ik zie een skelet van een reus voor de muur liggen. Ik rij mijn paard ernaar toe, maar ik kan er weinig bijzonders aan ontdekken. Dus ik voeg mij bij de anderen.
Ik voel me nog steeds niet geweldig na de slag met de hydra en vraag Eilwynn of ze nog wat voor mij kan doen. Gelukkig heeft Eilwynn nog een regeneratie spreuk voor mij.
Dan breekt wat tumult los op het plein: Isabeau (die als eerste ging scouten) heeft een pijl op It geschoten (die als 2e was gaan scouten). En zoals Isabeau dat kan, wordt in niet mis te verstane termen duidelijk gemaakt dat dit niet handig is van It. Terwijl ik nog sta te mijmeren dat zoveel lawaai maken ook niet handig is van Isabeau, roept ze luidkeels om mijn hulp. <zucht>
Ik voel dat de magie van Eilwynn nog steeds aan t werk is, dus ik heb geen haast om naar Isabeau te gaan. Wanneer ik aan kom lopen neemt ze net een healing potion als de deuren met geweld opengeklapt worden tegen Isabeau aan. Twee goblin worg rijders stormen naar buiten en vallen ons aan: ik krijg een flinke beet van t monster!
Nu de kans toch al verkeken is dat we het fort voorzichtig kunnen doorzoeken, roep ik luidkeels de anderen om hulp terwijl ik mij met hand en tand verdedig. Ik heb hierdoor wel erg veel moeite om de worgs te raken, en waar blijven de anderen toch? Tot overmaat van ramp wordt Isabeau fors geraakt en gaat neer. Ik wil haar graag helpen, maar ik weet dat ik dit niet alleen redt. Radeloos roep ik nog harder om hulp!
Eindelijk beginnen nu de eerste pijlen van It in de worgs te vliegen, en ook zie ik wat magie die waarschijnlijk van Zumzum komt. Ik kan met moeite de worgs en goblins van mijn lijf afhouden, terwijl Isabeau maar ligt te bloeden en ik kan niet helpen! En waar blijft Eilwynn nu?
Na nodige moeizame momenten en nog meer pijlen van It gaat de eerste worg neer. Verwoedt vecht ik door tegen de overgebleven worg rijder. De andere goblin neemt It onder vuur (vermoed ik).
En na wat een eeuwigheid lijkt, komt Eilwynn in beer vorm de binnenplaats op gestormd en weet met een woeste charge de aangeslagen worg te doden. De goblin die op It aan t vuren was, is dan al de stallen in gevlucht. En de overgebleven goblin volgt hem enkele momenten later. Eilwynn ontfermd zich direct over Isabeau. Gelukkig, ik zie haar weer bijkomen!
Maar nu we de overhand hebben, wil ik die vermaledijde goblins niet laten ontsnappen!!! Ik zie een plek in de schuur waar ik enigszins dekking heb, en met een sprint en een flik flak duik ik in de dekking in de schuur. Ik zie echter maar één goblin. Terwijl It wat schijterig naar binnen aan t loeren is, begint Zumzum wat in een vreemde taal (lijkt wel goblin achtig) te roepen.
Prompt gooit de overgebleven goblin zijn wapen weg en geeft zich over. Shit, nu kan ik geen wraak nemen op de Goblin voor Isabeau.
vervolg
Ik ren naar de goblin en sla 'm bewusteloos met de pommel van mijn zwaarden. Prompt wordt er een pijl op mij geschoten door de laatste Goblin: die hoef ik niet meer te zoeken. Ik chargeer op de laatste goblin en geef 'm zijn verdiende loon.
Nu het gevecht voorbij is, doorzoek ik de goblins en neem hun de meest waardevolle bezittingen af:
Ik geef de spullen aan ZumZum om in zijn bag of holding te doen. En ik sleep de bewusteloze goblin naar buiten. Ondertussen is Isabeau weer bijgekomen. Wanneer ik informeer naar haar welzijn, krijg ik een wat nijdig antwoord: ze is weer de oude.
We besluiten terug te gaan naar onze paarden en nemen de goblin mee. Na kort overleg gaat Isabeau in haar eentje opnieuw het fort verkennen. De rest gaat naar het bosje recht tegenover de ingang, al is dit niet zo duidelijk met Isabeau gecommuniceerd. Hierdoor duurt het uren voordat ze ons weer gevonden heeft. Haar humeur is hierdoor natuurlijk niet beter op geworden. Ze verteld dat er in het fort nog 4 hobgoblins gezien heeft, met een groot mens met een stierenkop. Verder zag ze nog een owlbear, maar dit is waarschijnlijk opgezet/standbeeld. Maar het meest verontrustende, is dat ze ook nog een manticore heeft gezien: een vliegende leeuw met een mensen hoofd. En dat deze Isabeau ook gezien heeft.
Dit is verontrustend nieuws. Onze groep heeft teveel gewonden om verder te gaan, laat staan om deze monsters aan te vallen. Het meest logische is dat wij terug gaan waar we vandaan kwamen en daar een plek zoeken om veilig te overnachten en weer op krachten te komen. Maar de rest wil hier niets van weten. Ze vinden het een afgang om terug te gaan naar het dorp. Ook mijn voorstel om dan naar de druide cirkel te gaan, wordt afgedaan. Hoezeer ik ook beargumenteer dat het niet verstandig is om onbekende gevaren tegemoet te gaan in onze huidige toestand, wil niemand terug. En dan gaat Zumzum de weg op richting een vuurtje dat de havik van onze druide heeft gezien. En iedereen hobbelt erachter aan.
Tja. In mijn eentje terug naar het dorp is ook niet verstandig, dus dan maar er achteraan.
Bij het vuurtje blijkt een bosreus [forest giant] te zitten. ZumZum weet met zijn ontwapende onschuldigheid de reus vriendelijk te stemmen. De reus heet Wrackleknaw en hij heeft een grote hekel aan de dwergen die in Vraath keep zaten: ze hebben zijn familie bijna uitgemoord. Hij nodigt ons uit voor een maal: hij heeft een groot zwijn aan een spit zitten. Na deze maaltijd voel ik me helemaal opgeknapt en zijn mijn wonden zo goed als genezen. Tijd om plannen te maken voor morgen.
vervolg
Het blijkt dat nog dat Wrackleknaw nog een familiewapen mist die bij de slag vorig jaar met de dwergen bij kasteel Vraath verloren is gegaan. Hij zou ons zeer erkentelijk zijn als we het zouden terugbrengen als we het vinden.
Dan ontstaat er enige discussie over hoe we het beste het kasteel kunnen benaderenen morgen. Er wordt in ieder geval vastgesteld dat Isabeau de 1e scout is, en It de 2e. Verder is helder dat ik in de fontlinie sta, samen met onze druide in beervorm (mits zij zich heeft kunnen voorbereiden met spreuken. It is reserve vechter: zij is beter met de boog, dus alleen als t echt nodig is.
Er wordt gekozen voor een voorzichtige benadering. Onze magier kan 1 persoon voorzien van onzichtbaarheid spreuk, maar hij waarschuwt wel dat deze ophoudt als je aanvalt. Het idee is om eerst te scouten, en als de vijanden nog op dezelfde plek staan, dan gaat 1 vechter onzichtbaar naar binnen, en de rest staat met schietwapens in de schaduw klaar om te schieten zodra de vechter aanvalt.
Dan is het tijd om te bekijken wat voor mooie dingen we gevonden hebben vandaag. Zumzum leegt zijn magische knapzak en bestudeerd welke items magisch zijn:
De scimitars zijn niet magisch, noch de bogen. Echter er blijkt wel een strength bonus op de bogen te zitten. Isabeau neemt de boog met +1 str bonus, en ik neem de boog met +2 str bonus.
De items zijn verdeeld, en wat over is gaat weer de zak in. Tijd om te gaan slapen.
Na de nachtrust wek ik een ieder weer vrolijk de nieuwe dag in. En gaan we (eindelijk) weer op pad.
Rond de middag komen we aan in een Drellin's Ferry. Na het gebruikelijke praatje met de wacht, gaan we verder richting een herberg. Maar eerst gaan Isabeau, Zumzum en ik de spullen verkopen die we van de rovers hebben afgepakt. Na wat rondvragen komen we bij een smitse uit. De dwergen smit biedt ons voor een heel aantal spullen een goede prijs. En een deal is snel gemaakt.
Vervolgens doen we nog wat inkopen voor de groep: een magische helingsdrank (CLW) voor eenieder van onze groep. Er is dan nog steeds een flinke som geld over, welke eerlijk verdeeld wordt over de groep: eenieder 125 gp en 7 sp.
We houden nog enkele chain mails en composiet bogen over. Isabeau heeft een goed idee: we geven ze aan de kapitein van de wacht als gift aan de wacht om ze te helpen om rovers te weerstaan. En dit is natuurlijk ook goed voor onze reputatie bij de wacht. Dat kan nooit kwaad! Na enig zoeken en rondvragen vinden we de wacht in iets van een oude toren, vlakbij de veerboot. De vrouwelijke kapitein van de wacht is ons zeer erkentelijk. Wel vraagt ze ons om zoveel mogelijk stil te houden dat we onderweg overvallen zijn: “dat zou alleen maar paniek opleveren en daar is niemand bij gebaat.” We doen een belofte in die richting.
Tijd om naar de herberg te gaan. Daar treffen we alleen Ith aan. Ze verteld dat Eilwynn van de veerman te horen had gekregen dat er een druide cirkel in de buurt zit. Ze wou daar per sé heen, en wou niet wachten op de rest. Toch wat vreemd dat ze zich zo onverantwoordelijk gedraagd. En gister zichzelf ook al bijna doodgevochten! Zou het wel goed gaan met haar? Vanavond toch maar eens vragen.
We besluiten haar maar op te zoeken voordat ze zich weer in de nesten werkt. Op naar de overkant voor een zilverstuk. Zumzum is af en toe wat afgeleid door de gebouwen waar we langskomen - met name de brouwerij - maar na een wat ruwe aanvaring met een halforc lijkt Zumzum's nieuwsgierigheid even getemperd.
Na korte zoektocht komen we bij een stenen cirkel in het bos uit. Leuk gedaan, maar het nut ontgaat mij. We vinden Eilwynn terug bij een huisje bij de stenen cirkel. Ze doet erg druk en is weinig mededeelzaam. We besluiten maar op haar te wachten bij de cirkel.
Ik krijg ondertussen een gevoel van haast, dat we onze tijd aan het verdoen zijn. Gister een halve dag gerust, vandaag weer een halve dag waarin er weinig gebeurd. Dat Zumzum en ik langzamer lopen dan de rest helpt ook niet echt. Ik denk dat het een goede besteding van ons verdiende geld zou zijn om rijdieren aan te schaffen. Op zijn minst voor Zumzum en mijzelf, maar beter voor een ieder. Ik neem mij voor om uit te kijken naar een plek waar men rijdieren verkoopt, en vanavond mijn idee maar eens in de groep gooien.
vervolg
Het zit mij mee: onderweg terug naar de veerboot komen we langs een plek waar ze rijdieren verkopen: Sterrel's provisioning. Voor een prima prijs van 300 gp weet ik 2 pony's en 3 paarden te kopen compleet met zadels, zadeltassen, bits en leidsels. Ik laat de verkoper weten dat ik de volgende ochtend, ongeveer een uur na zonsopgang de paarden kom ophalen en betalen.
In mijn nopjes met de goede deal voeg ik mij weer bij de groep en doe hun het voorstel om onze reis vanaf morgen voort te zetten op rijdieren. Voor zowel gemak als snelheid. De meesten zijn wel te porren hiervoor, alleen Eilwynn sputtert nog wat tegen, maar gaat uiteindelijk ook akkoord.
Tijdens het avond eten verteld Eilwynn ons nog over Vraath Keep. Dat dit lang een dwergen vesting is geweest van de nobele familie Vraath. De laatste heer Vraath heeft een goed jaar geleden een grote slag geleverd met Reuzen, en na verluid zijn de reuzen bij het kasteel afgeslacht. De karkassen van de Reuzen schijnen nog in grote getalen rondom het de vesting te liggen. Om onduidelijke reden is de vesting daarna verlaten door de laatste lordling vraath en wordt de vesting al een jaar niet meer bewoond. Intrigerend: waarom is het verlaten? De slag was toch gewonnen? Eilwynn heeft geen antwoorden.
Na het eten zitten we nog rustig een wijntje te drinken als Kapitein Sorana binnenkomt met een wat oudere heer. Ze komen op ons af en Kapitein Sorana stelt ons voor aan townspeaker Noro Winston, en ze vraagt of ze ons even mogen spreken. Natuurlijk kan dat. Het blijkt dat de townspeaker onder de indruk is dat wij de hobgoblin aanval zo gemakkelijk hebben afgeslagen. Het blijkt dat Drellin's Ferry meer last heeft van de hobgoblin aanvallen dan de kapitein heeft doen voorkomen. De townspeaker vreest dat de 'downway', of oost-west weg zo gevaarlijk wordt, dat er geen handelaar meer overheen durft. En zonder handel kan het dorp niet bestaan. De townspeaker vraagt daarom onze hulp: of wij aan de andere kant van de rivier willen zoeken naar de bron van de aanvallen: een kamp of iets waar de hobgoblins vandaan komen. Wanneer ik doorvraag is het vermoeden dat de hobgoblins uit de Wormsmoke Mountains komen: Daar kwamen ze in verleden ook vandaan. Maar ze zijn nu brutaler, beter georganiseerd en in grotere aantallen dan ooit te voren en de townspeaker vreest dat zonder onze hulp het dorp de strijd zal gaan verliezen. Natuurlijk kan ik wil ik wel helpen, maar het is niet alleen mijn beslissing. We overleggen even met zijn vijven en we zijn het er snel over uit dat we deze mensen willen helpen. Omdat we toch al op weg zijn naar Vraath keep, beloven we dat we aan de andere kant van de rivier uit te zullen kijken naar roversnesten of kampementen en te zoeken naar aanwijzingen waar mogelijk het hoofdkamp zich kan bevinden. De Townspeaker zou erg fijn vinden als wij het hoofdkamp zouden kunnen localiseren. En als dank voor onze bereidheid het dorp te helpen, heeft Norro Winston een geschenk voor ons: de twee kortzwaarden die wij die middag verkocht hadden. Het blijken magische kortzwaarden te zijn. Enigszins beschaamd dat wij dat zelf niet hadden gezien, neem ik volgaarne deze gift aan. Zumzum bevestigd al snel dat de zwaarden inderdaad magisch zijn (+1). Aangezien ik als enige met kortzwaarden vecht, steek ik de wapens bij mij.
Kapitein Sorana en Townspeaker Norro Winston wensen ons nog een prettige avond, en wij hun niets minder, en vertrekken weer. Na kort natafelen en onze kroezen leeg gedronken te hebben, gaan we naar bed.
Na wederom een fijne nachtrust, gaan we na het ontbijt weer op weg naar Vraath Keep. Het zonnetje schijnt, wat is het avonturenleven toch prachtig!
De weg loopt regelmatig door diepe voren. Hoewel dit best goede plaatsen zijn voor een hinderlaag, kan ik mij niet voorstellen wie ons zou moeten aanvallen. Dus ik geniet met volle teugen van de heerlijke wandeling.
Rond het middag uur meen ik iets te zien glinsteren links van de weg. En voor iemand kan waarschuwen, vliegen de pijlen door de lucht. Uit de kreten van mijn metgezellen maak ik op dat sommige pijlen hun doel vinden. Tijd om deze schelmen een lesje te leren!
Ik ren iets schuin terug en sprint de linker berm naar boven, terwijl ik vanuit mijn ooghoek zie dat Eilwynn in een zwarte beer veranderd en de andere kant op sprint (schuin rechts naar voren). Ik denk nog: “ Vreemd, dit doet zij anders nooit.”
Boven aangekomen verras ik daar een van onze hobgoblin aanvallers. Ha, nooit eerder een vechtende halfing gezien?! Nou ik ben ook meteen zijn laatste. Daarna sprint ik door naar de volgende hobgoblin boogschutter, en ook die gaat rap neer. Er is dan nog 1 boogschutter over, welke ik chargeer. Vanuit mijn ooghoek zie ik dan wel een wat vreemde hond aankomen die rook uitademd. De laatste boogschutter gaat ook snel neer. Ik draai mij om naar de hond op de weg welke ik nog net zie vuur spuwen op Ithronel en Zumzum. En oh, nee: aan de overkant van de weg zie ik Eilwynn in zwarte beer gedaante roerloos op grond liggen!
Dan hoor ik Isabeau roepen: Loewie, help! Ik zie Isabeau zwaar in gevecht aan de andere kant van de weg. Een dame in nood. Geen seconde meer te verliezen, maar die rothond staat nog tussen ons in.
Dus ik spring naar beneden, verzacht mijn landing met een koprol om precies achter die stinkende hond uit te komen. En met een ferme steek gaat de hond neer, terwijl ik roep: Houdt vol, Isabeau, ik kom eraan!
In een vloeiende beweging ren ik door naar het andere talud en sprint naar boven. Daarboven kijkt een hobgoblin hoofdman wat minachtend op mij neer, en terwijl ik gemakkelijk zijn slag ontwijk, treffen mijn zwaarden doel en zakt de hoofdman ineen. Isabeau springt naar Eilwynn en smeert een helende zalf in de ergste wonden. Kreunend komt Eilwynn weer bij, terwijl Isabeau zegt: “daar was je er toch bijna geweest, meid! Met dank aan Loewie kon ik nog net op tijd redden.” En dan krijg ik van Isabeau een kus op mijn voorhoofd. “Ah, een kleine moeite, Dames” stamel ik nog, terwijl ik wat rood aanloop.
Nu het gevecht voorbij is, verzamelen we de lijken van de rovers en vinden vlakbij ook nog een ruine van een schuur met daarin nog enkele lijken van - vermoedelijk - slachtoffers van deze roversbende.
Tijd voor een middagmaal en overleg wat we verder gaan doen.
vervolg
Na het verzorgen van de (ge)wonden is niemand is meer te porren om verder te gaan. Iedereen wil rust houden. Ik snap het niet: we zijn nog maar een halve dag van onze volgende bestemming.
Na een verkwikkende nachtrust maakt Ithronel mij wakker voor de laatste wacht. Er gebeurd weinig. En dan komt de zon prachtig op. Enthousiast wek ik mijn metgezellen (door met de pollepel op de pot te rammen) om deze heerlijke zonsopgang met hun te delen!
Tijdens het ontbijt wil Zumzum nog steeds graag naar Ghostlords' Lair, en de rest wil naar Vrath Keep. Isabeau weet Zumzum's nieuwsgierigheid te trekken door te beweren dat er een heuse draak huist in Vrath Keep. (Niets van waar natuurlijk, maar Isabeau brengt het overtuigend.) Een draak: dat is het magische woord, en Zumzum is om. We gaan op weg naar Vrath Keep.
Onder het genot van een zonnetje wandelen we richting Vraath Keep, zonder bijzondere gebeurtenissen.
De volgende ochtend wordt ik weer wakker van de dwergen. Ze zijn nogal luidruchtig hun spullen aan het pakken, maar vertrekken snel. Zodra ze weg zijn sta ik samen met mijn metgezellen ook op en gaan naar het ontbijt. Daar worden we het nog niet eens over ons reisdoel, dus besluiten we om door te lopen tot aan de splitsing van de weg naar Ghostlords' lair en Vrath Keep.
Het blijkt een langere mars te zijn dan gedacht. Zumzum en ik zijn kapot. We maken kamp, en na het eten kruip ik meteen mijn tent in en val in slaap.
Ik lig nog nauwelijks te slapen, of een Isabeau bonkt op mijn kamer deur: 'er zijn dwergen beneden die op zoek zijn naar een groep dieven met daarin 3 Elven'. Half slaperig antwoord ik dat ze zich niet zo druk moet maken over die paar dwergen. Ik heb ze gezien, en ze hebben weinig indruk op mij gemaakt: die kunnen wij wel aan. Maar ze houdt vol: “Eilwynn en Ithronel en ik zijn in paniek en in nood, en hebben dringend hulp nodig”. Dames in nood moet ik natuurlijk helpen. Dus ik trek vliegensvlug mijn strak gestreken kleren aan, grijp mijn spullen, ren naar de deur er roep tegen Isabeau: “geen nood, schone vrouwe, Loewie is hier om jullie te helpen!”
We gaan via de achterzijde naar beneden. We horen dat de dwergen aan de voorzijde vertrekken. Overmand door paniek, rennnen de dames snel de andere kant op richting de poort. Deze is nog open, en we rennnen erdoorheen. Op enkele minuten buiten de stad houden we even halt.
En dan schiet het mij te binnen: hoe kan ik dat nu vergeten?! Ik moet terug! Mijn reis-strijkbout en reis-strijkplank vergeten. Hoe moet ik nou mijn tenue in de plooi houden? Ik moet terug, onmiddelijk!
Ik roep tegen mijn vrienden dat ik even terug moet. Ik ben iets heel belangrijks vergeten! En nee, ik ga even alleen. Dan ben ik sneller, ik bedoel, dan val ik minder op. Ik laat mijn ietwat verbouwereerde vrienden achter bij een groepje bomen.
Ik ren terug naar de stad, en hou mijn pas in als ik in de buurt van de poort kom. Ik groet de nachtwaker en loop door naar de herberg. Eerst achterom proberen: helaas de kok houdt net zijn rookpauze. Dan gewoon door de voordeur: een brutaal mens heeft de halve wereld! Doodgemoederd loop ik de herberg in. Ik groet een ietwat verbaasd kijkende waard. Vanuit mijn ooghoek zie ik de groep dwergen die naar ons op zoek zijn ook nog zitten. Alsof er niets aan de hand is, loop ik de trap op naar mijn kamer. Daar is die dan: mijn strijksetje. Snel doe ik hem in mijn rugtas. Ik bedenk mij dat ik in mijn haast vergeten was te betalen, dus ik laat een goudstuk achter op het bed.
Door naar het raam waar we de eerste keer door naar beneden zijn geklommen. Het is even wachten tot de pauze van de kok voorbij is. En dan klim ik zachtjes naar beneden. Alles gaat soepel. Ik loop met een vlotte pas terug naar de poort, groet opnieuw de nachtwaker en loop snel terug naar mijn vrienden. Hooguit een half uurtje weg geweest.
In uiterst goede stemming, groet ik mijn vrienden uitbundig. Ik negeer hun lange gezichten. Het valt mij op dat Eilwynn er niet is. “Die is in die richting vast vooruit gelopen om de weg te verkennen”, is het antwoord. Laten wij dan ook die kant op gaan, stel ik voor. En niet veel later zijn we weer compleet en besluiten we door te lopen in noord westelijke richting. Goed gemutst stel ik voor om lekker de nacht door te lopen. Na een goed uurtje lopen begint iedereen wat vermoeider te worden, en ook mijn benen willen niet meer vooruit. “Dames, ik zie dat mijn voorstel om lekker de nacht door te lopen jullie gestel geen goed doet. Dus laten we halt houden.” Mijn voorstel wordt gretig aanvaard. Ik richt snel mijn tentje op, en val als een blok in slaap.
Na een verkwikkende nachtrust gaan we weer op weg. Het regent, stormt en bliksemt nog steeds hier in de bergen. Gelukkig heb ik een grote hoed, met een stevige riem vast op mijn hoofd staat. Ha, die regen deert mij niets. Dit is het avontuurlijke leven!
Het is ruimschoots in de middag als wij links een dorpje zien liggen. Zo aan de bouw wederom een dwergendorp. De regen heeft zo langzamerhand mijn ondergoed bereikt, dus een warme herberg lijkt mij een goed idee! ZumZum denkt er ook zo over en sprint al voor ons uit naar het dorp.
Even later zitten komen we weer op temperatuur in de plaatselijke herberg onder het genot van een kruik warme kruidenwijn. Even heerlijk genieten!
Inmiddels heeft ZumZum van wat dwergen bij de haard een mooie kaart van de omgeving gekregen, in kleur! We bestuderen de kaart wat grondiger. Drellin's Ferry en Vraath's Keep wordt gevonden, en zo te zien zijn wij nog op de goede weg. Dan trekt “Ghostlords Lair” mijn en ZumZum's aandacht: dat riekt naar avontuur. Ik besluit bij de waard wat inlichtingen in te winnen. Met wat doorvragen krijg ik het volgende verhaal, welke ik deel met mijn vrienden:
Er leefde eens een machtige druide in de groene weiden ten zuiden van Rhest. De druide was de leider van een aantal nomadische stammen die op de groene vlakten leefden. De druide leerde deze stammen hoe ze in harmonie met met de leeuwen van de vlakten konden samenleven. Ter ere van hun leider, bouwden deze stammen een enorme stenen leeuw. Maar na een tijdje ging het vreselijk mis. Een aantal nobelen uit Rhest kwamen op bezoek in de regio. Ze paaiden de nomaden, en in hun naiviteit vertelden de nomaden hoe ze in vrede met de leeuwen leefden. En waar de machtige koningsleeuw zich bevond. De nobelen leek dit een prachtige decoratie voor aan de muur. Ze gingen op jacht en doodden de koningsleeuw voor zijn pels en klauwen. De nomaden waren buiten zinnen van woede toen ze vernamen dat de nobelen hun koningsleeuw hadden gedood. In hun woedde vermoorden de nomaden alle nobelen. Dit pikte de leiders in Rhest niet. Ze stuurden hun leger naar de stammen. De stammen hadden geen kans tegen het getrainde leger uit Rhest, en werden snel verslagen. Ook al verdedigde de leeuwen de nomaden nog uit alle macht. Maar dit was niet genoeg voor de nobelen uit Rhest: uit wraak roeiden ze alle nomaden uit: mannen, vrouwen en kinderen. De druide probeerde ook zijn nomaden te helpen, maar hij werd uiteindelijk overmeester en tussen de poten van de machtige stenen leeuw vermoord. De legers van Rhest keerden triomfantelijk terug in Rhest van hun expeditie. Maar die nacht namen de geesten van de leeuwen vreselijk wraak voor de slachting die was aangericht. Spookachtige schimmen van leeuwen zwierven die nacht door Rhest en doodde iedereen die ze tegen kwamen. En toen de ochtend gloorde, was het totale leger van Rhest dood. En niet alleen de soldaten, maar ook hun familie en bedienden. De fiere natie van Rhest kwam deze schok niet meer te boven. Het land en de steden vervielen in hoog tempo, de mensen trokken weg. De eens prachtige groene weiden ten zuiden van Rhest werden woester en ontoegankelijker. En nu is er niets meer dan een woestenij van doornbossen.
Een triest verhaal in mijn ogen. En het lijkt mij ineens niet zo avontuurlijk meer om erheen te gaan. Het klinkt mij als een geest van een druide die zijn rust niet meer kan vinden.
's Avonds komen de 6 dwergen ook nog de slaapzaal op. Ik wordt even wakker van het openen van de deur en het gestamp van de dwergen. Ik hou ze even in de gaten door de spleten van mijn ogen heen, maar ze gooien alleen hun spullen op hun bed, en vertrekken weer naar beneden: ze hebben geen kwaad in de zin. Ik slaap weer verder.
Eindelijk zijn we die lange, donkere tunnel uit. We kijken uit over een vallei met in het dal een alleraardigst dorpje. Ik denk: een warm bed. Lijkt mij prima. We zijn er snel over uit dat we naar beneden willen, naar het dorpje. Even moet ik denken aan mijn trouwe paard die ik aan de andere kant van de berg heb moeten achterlaten: ik hoop maar dat ie een fijne nieuwe baas treft. Maar al snel neemt de gedachte aan warmte het over, en dartel ik over het geite paadje naar beneden. De regen deert mij niets.
We komen aan bij een poort met een dwergen wachter ervoor. Na een kort praatje mogen we doorlopen. Isabeau leidt ons naar de dichtsbijzijnde herberg. Alwaar wij al snel een plekje hebben gevonden en ons warmen aan warme kruidenwijn. Het valt Eilwynn op dat Zumzum ontbreekt, en gaat naar hem op zoek. Zumzum neemt wel vaker een andere afslag, dus ik maak mij niet zo druk: op een of andere wijze weet hij ons toch altijd weer terug te vinden…soms wel met wat hulp (van ons)…soms achtervolgd door wat mensen die zijn vrije, nieuwsgierige geest niet kunnen waarderen.
We zitten nog nauwelijks aan een heerlijke stew met brood, als Eilwynn terugkomt met Zumzum. Zumzum zit zoals gebruikelijk vol verhalen. En onder het genot van een zoet broodje, die hij heeft meegenomen, vertelt Zumzum dat dit dorpje geen naam heeft, maar dat het samen met 4 andere dorpjes bekend staat onder de naam 'Hammerfist Holds'.
De nieuwsgierigheid van Zumzum levert ons bijna onze eerste bargevecht op, als hij ervan wordt beschuldigd de laveloze dwerg genaamd 'Henk' wat aan zou hebben gedaan. Al gauw blijkt dat dat Henk te dronken is om op z'n benen te staan, en wordt door de waard ontdaan van kleding en op straat gesmeten. Wordt het toch nog een rustige avond.
Zumzum komt terug met een briefje die Henk heeft laten vallen, met daarop de tekst 'ontmoet mij bij Vraath Keep'. Niewsgierig vraagt Zumzum aan onze waard waar 'Vraath keep' ligt: zo'n 60 mijl noord west van hier, of 80 mijl over de weg, vlakbij het dorp Drellin's Ferry.
We boeken ieder een kamer voor de nacht en gaan redelijk bijtijds slapen. Ik ga als één na laatste, en zie dat Zumzum nog een praatje maakt met wat dwergen in blik.