Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


mulan

Inhoud

Sensei Tsa'Mu-lan; Vampire / Monk / Zerth Cenobite

Chara2ctersheet

Speler

Party

Mu-Lan is een male human Monk uit de party Kalt I, Kalt II & Matsumatsuba.

Matsumatsuba Geleid door Simon. Waar hij samen is met, Mei Ling (Bart), ..., (Bertil) Kaida Wu(Chiquita) en Do Arisu San (Jasper).

Kalt I, Kalt II Geleid door Simon. Waar hij samen is met Catelyn (Bart), Harri (Bertil), Pat, (Feico) en Sjaak (Tom).

Mu-lan groeide op in Icingpeaks, Noord Hybor en was bij de lokale bewoners (voornamelijk boeren en herders) bekent als die nietsnut met die gekke ideeen. Op 7 jarige leeftijd werd hij door zijn ouders naar de tempel Zerth'Ad'Lun sans githzerai in Sno'Boughls gestuurd. Niet in de eerste plaats om Mu-lan te beschermen tegen de gemeenschap maar meer zichzelf tegen de gemeenschap en Mu-lan. Sno'Boughls is klein dal tussen de weinige “grassige” heuvels in Noord Hybor nabij Icingpeaks. In de tempel kreeg hij, naast vele huishoudelijke taken, onderricht in de leer van Zerthimon. Zerthimon leert ons dat tijd en kosmos momenten zijn die we kunnen beinvloeden en bereizen. Zijn onderricht hierin krijgt hij van Sensei Toronan. Al snel ontdekt Toronan bij Mu-lan een latente aanwezig van 'psionic powers'. Ook hier krijgt hij een zo goed mogelijk onderricht in om deze gave meer te gebruiken maar eigenlijk was er niemand in het klooster die het hem kon leren.

Toen hij 15 was werd het klooster en omliggende dorpen overvallen door een horde orken. Alle monniken werden gedood of vluchten de bergen in. Sensei Toronan werd, terwijl hij het klooster probeerde te verdedigen, gedood. Mu-lan werd voor dood achter gelaten door de orken, maar wist later weg te komen. Mu-lan loopt eerst terug te naar Icingpeaks, maar ook daar is de horde geweest. De mensen en het vee zijn afgeslacht en de boerderijen afgebrand. Mu-lan kan niets anders dan, al wandelend door het land, op te zoek te gaan naar kennis in bibliotheken en kloosters Proberend op zoek te gaan naar een tijd waarin hij weer gelukkig kan zijn. Zichzelf onderwijzend in de lering van Zerthimon, de cirkel van kosmos, tijd en zijn lichaam.

Mu-lan's Contacts

Contact Class Favors Frequency
8 Pond Peter Zwerver 3 Straat geruchten 1/week
Sgt. Schinkel Stadswacht 4 Misdaad geruchten 1/week
Sarrit Monnik 3 toegang tot Bieb Shiji 1/month
Catelyn Monik 8 love of my life 1/month
Sensei Lobsang Wu'li Monnik 16 (abt) toegang tot klooster van Zerth'Ad'Lun 2/year
Sensei Nuuh Monnik 18 (Meester van Tijd) Leer van Zerth'Ad'Lun 4/year
Flint Sterkenarm Smid 7 gebruik van smidse en tips 1/month
Pouncer Rougue 8 kennis van lokale personen 1/week
Sensei Lang Assissin 16 (Meester van Dood) Leer van Zerth'Ad'Muert 1/month
Dianaha de Sioen Vampier (?) Werpt “hulpvolle” training op mijn pad 2/year
Archibald eenogige kater Comfort onregelmatig
Sensei Mo-Bangh Monnik 20 (Zerth Cenobite) Kuf’t La’Guth sans githzerai Klooster 1/year
Sensei Tsj'í Po Monnik 14 (Healer) Kuf’t La’Guth sans githzerai Klooster 1/year

Zoals de tijd vergaat (2)

De Tijd laat zich dwingen: 5e Andermaand, in het jaar van de Stugge Salamanders (1376 NT).

Enkele maanden werken we voor “De Dienst.” Het zijn geen gemakkelijke tijden voor mij, noch voor de anderen, hoewel de een er minder moeite mee heeft dan de ander om het “natte” werk voor de overheid te doen. Deze tijd leert me meer over mijn afkomst en mijn vervloekte bloedlijn van de Tsar's. Een bloedlijn met een vampieren familie. Het kost mij heel veel moeite om mijzelf daar mee te vereenzelvigen. Het is ook een tijd waarin ik merk dat er steeds meer ontluikende krachten en zuchten naar boven komen. De drang naar bloed is daarvan de ergste. En ik merk dat het me steeds meer moeite kost om niet toe te geven aan die zucht. Gelukkig heb ik er nog nimmer gebruik van gemaakt tegen de onschuldigen en slechts een keer - de wilskracht ontbrak me - tegen een wel heel schuldige. Wat daarna restte was hoe schuldig ik zelf ben geworden? In het Jaar 1363 (NT) Het jaar van de Witte Raaf. Is het voorbij. Ik wordt ontslagen, of vervangen of hoe je het wilt noemen. De schuld is afbetaald. De laatste maanden heb ik de anderen, niet of nauwelijks gezien. Cate was er natuurlijk al lang niet meer. Sjaak ben ik uit hoog verloren na Onze missie de Orde van 4e Oor. Het mooie aan de dienst is natuurlijk ook dat ze je niets vertellen over anderen “agenten”. Alleen als je toevallig samen een missie hebt zie je ze. En heel soms toevallig in een gang. Harri heb ik in de laatste week bij “De Dienst” zo nog gezien, We liepen langs elkaar. Maar ik denk dat we allebei te veel veranderd zijn om elkaar nog echt iets te zeggen. Ergens vervulde mijn hart zich met vreugde en ik meende het ook bij hem te bespeuren, Maar zonder een woord tegen elkaar te zeggen hebben ook dat moment in tijd laten vervliegen. Afijn Ik sta weer buiten met mijn spullen. Alleen en geen idee wat nu.

Een aantal weken zwerf ik nog door de stad maar het is niet meer hetzelfde. Tot ik op een moment een uitnodiging van Dianaha de Sioen krijg. Ik ontmoet haar in haar buitenhuis in Kalt samen met sensei Dah-Sung. Verrassing! Daar ging “Samen tegen de Sioen”. We genieten een heerlijke tijd en een nog betere lunch. Niet dat ze me daarvoor gevraagd hadden natuurlijk. Nee mijn training daar gaat het om. Mijn training tot Zerth Cenobite. Of beter mijn onvoltooide training tot Zerth Cenobite. En de onzekerheid die dat voor de tijd brengt. Daar ligt hun beider zorg. En uiteraard hebben zij ook mijn ontluikende “gaven” van mijn Tsar-bloed geïnteresseerd gevolgd. “Dat zijn gaven die je beter moet leren beheersen Mu-lan. Wij zijn niet de enigen die je volgen. De Monniken van Zerth'Ad'Lun sans githzerai kunnen je daarbij helpen.” Ik krijg een adres van het geheime klooster van “Kuf’t La’Guth sans githzerai” meer naar zuiden van Hybor. Ik dien me daar te melden voor het voltooien van mijn opleiding. “Geen dwang hoor.” “Alleen als jij het ook wil Mu-lan. Het is natuurlijk een vrije keuze.” Ik hoor het ze zeggen en weet nu al welk pad mijn tijd gaan vullen. Want natuurlijk is er geen keuze en natuurlijk wil ik dit.

In het Jaar van de Gevangen Koning (1364 NT) neem ik mijn intrede in het Kuf’t La’Guth sans githzerai Klooster in het Het Ruggegraat Gebergte. Onder het Mentorschap van Sensei Mo-Bangh voltooi ik daar mijn opleiding. Veel is een herhaling van mijn tijd in Kalt. Veel is een extensie van tijd in Kalt. Nog veel meer is nieuw voor mij. Ik wordt gelukkiger in deze tijd. Ik krijg vrede met wie ik ben, waar ik ben en waar ik vandaan kom. Ik leer het bloed het accepteren en te verfoeien. In deze tijd heb ik ook met behulp van Sensei Tsj'í Po bloedpillen ontwikkelt die me door de ergste momenten van zucht kunnen helpen. Het kost niet veel tijd om ze maken en ze werken gelukkig ook met het bloed van een dier, hoewel daar wel wat meer bloed voor nodig is. Maar het werkt. Dat is voor nu voldoende.

In het jaar van de Stugge Salamanders (1376 NT) stap ik weer naar buiten als Sensei Tsa'Mu-lan. Mijn opleiding is voltooid. Ik mag mijzelf een meester noemen. Hoeveel tijd ik hier in het klooster van “Kuf’t La’Guth” verbruikt heb is een heel ander verhaal en niet voor nu (lees de Kronieken van de tussentijd). Voor mij ligt de wereld en het vervolg van mijn studie

“Geschiedenis is de constante.” Mu-lan

Kronieken van de tussentijd (6)

Het bloed is de redding (1365 - 1370 NT).

Ik voel me steeds meer verscheurd tussen twee werelden. Als nakomeling van de Tsar's vampierenbloedlijn, worstel ik dagelijks met mijn demonen. De duisternis die in mij brandt, is krachtig en verlokkelijk. Het voedt mijn kracht, mijn snelheid en mijn zintuigen, maar brengt ook het risico om te volledig te transformeren in een vampier. Hoe verder mijn training vordert hoe sterker de zucht naar bloed wordt.

Bang om naar de schaduwkant te worden getrokken, zoek ik hulp bij Sensei Tsj'í Po, een wijze en ervaren meester in de mystieke kunsten. Samen zoeken we een oplossing om de transformatie te voorkomen. De meester, haalt mij van mijn toebeeelde studies en neemt mij voorlopig onder zijn hoede. We gaan op zoek naar een remedie. Sensei Tsj'í Po neemt me mee naar verschillende bibliotheken over Arum op zoek naar een antwoord in de oude en nieuwe geschriften over filosofie, geneeskunde, kruidenleer, monsters, demonen en religies op zoek naar iets dat mij in het licht kan houden.

Oceanen van tijd verstijken met dit onderzoek en voor lange tijd lijkt het vruchteloos. Vele, vele teksten, onderzoeken en experimenten verder weten we uiteindelijk een formule te ontwikkelden voor bloedpillen die mij terug brengen naar het licht. Omdat de schaduw steeds sterker aan het worden moet ik ze regelmatig innemen. Deze bloedpillen, gemaakt van bloed, kruiden, essenties en een beetje suiker, onderdrukken de vampierachtige neigingen en houdden de duisternis in mij op afstand.

De eerste keer dat Ik een bloedpil innam, voelde ik direct verlichting. De verleidingen waren minder intens, de stemmen die mij roepen vervagen naar de achtergrond de duisternis leek te vervagen. Maar we wisten ook dat dit geen permanente oplossing was. Ik zou afhankelijk worden van deze bloedpillen om mijn innerlijke strijd te beheersen.

Met Sensei Tsj'í Po en Sensei Mo-Bangh train ik onvermoeibaar om mijn innerlijke kracht te kanaliseren en mijn controle te versterken. Meditatie, ademhalingstechnieken en vechtstijlen. Ze helpen mij om mijn geest, lichaam en ziel in harmonie te brengen. De bloedpillen moesten slechts dienen als een tijdelijk middel om mij stabiel te houden terwijl ik mijn vaardigheden ontwikkelde.

Maar hoever ik ook kom in mijn training de worsteling mijn innerlijke vampierenbloed en de verleidingen van de duisternis blijven bestaan. Ondanks de voortdurende training en spirituele ontwikkeling. Ik realiseer me nu dat de duisternis soms sterker is dan mijn wilskracht. De bloedpillen die ik samen met Sensei Tsj'í Po heb ontwikkeld, blijven helaas een noodzakelijk onderdeel van mijn leven om geen volbloed vampier te worden.

Op de momenten dat de duisternis als een kwade demon terugkomt en mij dreigt te overspoelen, kan ik niet anders dan mijn toevlucht zoeken in de bloedpillen. Het moet. Ze geven een tijdelijke verlichting, waardoor ik de schaduw onder controle kan houden en mijn menselijkheid kan behouden.

Meer en meer (en met raad van mijn Senseis) leer ik dat het accepteren van mijn vampierafkomst niet betekent dat ik volledig in de duisternis hoef af te afdalen. ik leer de dualiteit te omarmen en leer dat kracht niet gelijk hoeft te zijn met duisternis. Ik leer om mijn vampierkrachten in te zetten om het kwaad te bestrijden en gerechtigheid te bevorderen.

Met de lessen van Sensei Mo-Bangh perfectioneer ik mijn vaardigheden en met hulp van Sensei Tsj'í Po leer ik om de duisternis in mijzelf te beheersen. De bloedpillen hebben we geperfectioneert tot redelijk eenvoudig te fabriceren pillen. De ingredienten zijn niet moeilijk te vergaren en het bloed kan ook dierlijk zijn. Een hele geruststelling voor mij en mijn meesters.

De momenten waarop ik de bloedpillen nodig zijn inmiddels steeds minder maar ik heb op harde wijze geleerd dat ik het er nooit op kan gokken om ze niet bij mij te hebben. Het bloed is te sterk, de schaduw te machtig en ze zal altijd op mijn meest zwakke momenten toeslaan om mij naar het duister en naar de Tsar's te verlokken.

“Bloed is dikker dan water” Mu-lan

Kronieken van de tussentijd (5)

De bevrijding van Heer Yasuke: Het jaar van de Bonte Bollen (1372 NT).

Mijn training als Monnik Mu-Lan gaat gestaag verder, Ik ontvang dagelijks nieuwe taken van Sensei Mo-Bangh, die variëren van de latrine schrobben tot uitdagende avonturen. Dit keer kreeg ik een bijzondere opdracht: leef onder de bevolking van Hai-jon, een kleine nederzetting. Geen idee welk nut dat weer heeft. Het zal wel een lesje nederigheid zijn.
Na een lange reis, bereik ik de nederzetting. Ik zie meteen de verwoesting en angst die heersen onder de onderdrukte bevolking. Huizen liggen in puin en de inwoners leven in constante angst voor de gewelddadige heerschappij van Heer Yasuke. O.K. geen lesje nederigheid dus. Wat een bende is het hier. Met mededogen luister en ik spreek ik met de inwoners en hoor hun hun verhalen van lijden. Ik voel hun verlangen naar vrijheid en gerechtigheid, en ik beloof hen te helpen.
Maar het zal duren, Ik druk ze op hun hart dat ze geduld moeten betrachten. Ik neem mijn intrek in een van de vervallen huizen. Samen met de dorpelingen bouwen we zo goed als het gaat het dorp weer op. en verbouwen de akkers en dragen zorg voor het vee. In mijn tijd hier leer ik als snel dat Heer Yasuke geregeld zijn troepen stuurt om belasting te innen. Dat is natuurlijk zijn goed recht als Heer. Daar is geen ontkomen aan. Ik leer echter ook dat dit altijd gepaard geaat met geweld, brandstichting, diefstal en zelf, verkrachting. En dat is natuurlijk niet goed.
Buiten de dagelijkse werkzaamheden op het land en in het dorp besluit ik de inwoners een basis vecht training te geven en een verdediging rond het dorp op te zetten. Het is hard werken maar de mensen zijn hartelijk en warm.
Het kan natuurlijk niet eeuwig uitblijven voordat Heer Yasuke lucht krijgt van de zaken in Hai-jon en mijn intrek. En uiteindelijk kan ook de confrontatie niet uitblijven.
De troepen verschijnen voor het dorp en de strijd begint. Heer Yasuke heeft zijn leger gemobiliseerd en probeert zijn greep op de nederzetting te behouden. Met mijn gevechtskunsten en de steun van de dappere inwoners vechten we moedig tegen de onderdrukkers. Het is een intense strijd, waarbij we strategie, snelheid en moed tonen.
Terwijl het gevecht voortduurt, merk ik dat mijn innerlijke kracht groeit. Mijn vuisten en benen bewegen met een ongeëvenaarde behendigheid, en mijn geest is gevuld met vastberadenheid en focus. Ik ontwijk de aanvallen van de vijand en sla toe met precisie en kracht.
Uiteindelijk breekt het moment aan waarop de Heer Yasuke zijn laatste verzet opgeeft. De nederzetting juicht van vreugde en bevrijding. Tranen van vreugde stromen over de gezichten van de inwoners, wetende dat ze eindelijk vrij zijn van het juk van de tirannieke heerser.
Met Heer Yasuke verslagen en de nederzetting bevrijd, is de taak volbracht. Ik zie hoe de inwoners langzaam hun leven weer opbouwen, met hernieuwde hoop en vertrouwen. Maar mijn werk als monnik is nog niet klaar. Ik zorg ervoor dat de nederzetting wordt beschermd en help bij het herstellen van de schade die is aangericht.
Terwijl ik de nederzetting verlaat, kijk ik nog een keer om en voel een diep gevoel van voldoening. Ik weet dat ik mijn taak heb vervuld, en dat ik een verschil heb gemaakt in het leven van deze mensen. Mijn reis gaat verder, klaar om nieuwe uitdagingen aan te gaan en gerechtigheid te brengen waar het nodig is. Maar nu eerst terug naar Kuf’t La’Guth sans githzerai. Eenmaal terug staat Sensei Mo-Bangh mij op te wachten. Hij vraagt naar "Avondrood". Zoals altijd sta ik het af en vrwacht dat hij er mee weg zal lopen onderwijl een nieuwe taak roepend. Maar enigzins tot mijn verbazing glimlacht hij en geeft het terug. “hier is je bezit. Het is verdiend”. Als hij zich omdraait en wegloopt gloei ik van trots. “En de latrine kan wel een schrobbeurt gebruiken.” hoor ik Sensei Mo-Bangh nog zeggen.

“bescherm wat goed is in de wereld” Mu-lan

Kronieken van de tussentijd (4)

Handelsgilde De Bronzen Heilbot: 3e /18e Zaaimaand, in het jaar van de Zonnewende (1369 NT).

Nog altijd vindt Sensei Mo-Bangh mijn studie, mijn instelling, mijn houding en vooruitgang zwak. Nee "Avondrood" is nog steeds geen vast onderdeel van mijn bezittingen. Som vraag ik me af wanneer het wel voldoende zal zijn. Ik zie andere studenten die zonder enige moeite de jaren doorlopen, die de harde hand van de sensei niet hoeven te ondergaan, de makkelijke taken krijgen toebedeeld. Maar ik heb al lang geleden besloten me niet neer te leggen bij mijn lot maar beter te worden dan ik nu ben. Het zal ooit goed komen. En ooit zal ik een glimlach op het gezicht van Sensei Mo-Bangh zien. In het jaar 1369 volgt er weer een notabele missie voor mij. In Kalt ligt een boek wat mijn studie ten goede zou komen. Ik hoef het alleen maar even op te halen. Het adres: het Zeevaarders en Handelsgilde “De Bronzen Heilbot”. Nu ja niet echt een adres maar duidelijk genoeg. Er daagt me ook iets. “De Bronzen Heilbot”? Dat was toch het gilde waar Meneer de Draak lid van was? En als ik me niet vergis was het nogal een louche gilde. Meer een dievennest dan handelaren. Een bijzondere queeste. Ergens tintelt een gevoel van hoop dat ik Meneer de Draak weer zal ontmoeten. Hoe zal zijn leven zijn vergaan? Afijn dat soort gedachten leiden alleen maar af van het hier en nu. Er is werk aan de winkel. Per koets reis ik naar mijn oude stad Kalt. Ik herken de geuren, de straten, de markten met hun inventieve etenswaren en denk soms een bekend gezicht te zien maar nooit lang genoeg om in gesprek te raken. Dan bedenk ik me wat ik echt wil doen voordat ik deze missie start. Ik ga eerst op zoek naar Catelyn. Ik loop naar waar haar klooster staat in de buurt van Never Mind Plaza. Er is niet veel veranderd aan de tempel maar ik zie dat deze met liefde onderhouden wordt. Binnen spreek ik een van de zusters aan vraag of Zuster Catelyn beschikbaar is voor een oude vriend. Ze kijkt me vragend aan, knikt en loopt door de binnentuin van me weg. Ik ga zitten op een van de marmeren banken en geniet van de semi stilte die de tuin biedt. Mijn gedachten afdwalend naar vervlogen tijden. Ik schrik op als ik een zachte duw op mijn schouder voel en kijk op. Catelyn kijkt me blij verrast aan. “Mulan, wat brengt jou terug naar Kalt?” “Jij” wil ik zeggen maar zou een blatante leugen zijn en ze zou het weten. “Werk” is het eerlijke antwoord. “Maar ik kon het niet laten om jou op te zoeken.” Ik probeer te zien of Catelyn nog altijd gelukkig is na de jaren in Kalt en na ons scheiden, maar ik zie niets anders dan tevredenheid in haar gezicht. Wat in haar geval waarschijnlijk geluk betekent. Ze neemt me mee naar een ontvangst kamer waar we wat drinken en voornamelijk bijkletsen over de vergane jaren en zelfs nog lachen om de goede oude tijden. “Jij hebt je roeping ook gevonden Mulan” zegt ze. “Ik zie dat je nog altijd worstelt met jezelf, maar het pad wat je volgt leidt je naar waar je zijn moet.” Ik zucht. Ik wil zeggen dat ik liever bij haar gebleven was. Dat er geen moment is dat ik haar liefde, haar warmte, haar licht niet mis. Dat het zwaar en moeilijk is om niet in de schaduw te gaan lopen zonder haar in de buurt. Maar dat zou niet eerlijk zijn. Haar leven is hier. Dat van mij kan hier niet zijn. “Ja Catelyn, deze jongen komt er wel.” Zegt ik met een zwakke glimlach. Ze staat op en zegt. “Kom ik moet je echt meenemen naar een heerlijk nieuw restaurant in Ebberdeen. Ze hebben daar de heerlijkste gerechten uit Melc. Toegegeven, veel vis maar wild zit er ook bij. En natuurlijk eet ik zelf helemaal geen dieren. Jij wel toch?” Al kletsend gaan we op pad. Ik kan de wegen met ogen dicht lopen als ik zou willen. En ik voel me zweven op de tonen van de stem van Catelyn. De avonden daarna spreken we nog een paar keer af. Iedere keer in een andere eetgelegenheid waar ik echt gegeten moet hebben. Ik moet oppassen dat ik hier niet wil blijven. Overdag bereid ik mijn missie voor De Bronzen Heilbot voor. Het is goed bewaakt en er liggen voldoende vallen om ongenode gasten te verrassen. Maar door de tijd te nemen kom ik veel te weten, geduld en af en toe een stap terug, brengen me uiteindelijk vooruit. Eerlijk gezegd de tijd in Kalt gaat te hard. Voor ik het weet sta ik voor een opengemaakte kast met het boek Quickness of Action in mijn handen. Geen val af laten gaan. Geen bewaker gealarmeerd. Niet slecht voor een student. Ik steek het bij me, doe de kast weer netjes dicht en verlaat het pand via het raam waardoor ik naar binnen gekomen ben. Nu snel naar “de Zwakke Broeder” Ook een nieuw culinair veganistisch restaurant dat ik echt bezocht moet hebben. Ja, het eten is voortreffelijk opgemaakt. Ja het is heerlijk. En ja, de wijnen zijn uitmuntend. Genieten lukt me echter niet. Het is de laatste avond. Hierna vertrek ik uit Kalt. Het komt even ter sprake. Catelyn kijkt heel even bedroefd maar hersteld zich snel. We gaan elkaar echt weer zien. En jij Mu-lan. Dit is de juiste weg voor je. Versla je demonen. Blijf in het licht. Uiteindelijk ben ik niet de persoon die je kan redden. Dat ben je zelf. Na het eten lopen we samen terug naar het klooster. Catelyn kust me op mijn voorhoofd. Ik ben blij je weer gezien te hebben Mu-lan. Het ga je goed en tot gauw. Ik kijk hoe ze naar binnen loopt en als ze helemaal uit beeld is vertrek ik ook. Weg uit Kalt terug naar het Kuf’t La’Guth sans githzerai Klooster. Terug naar Sensei Mo-Bangh, terug naar mijn studie.

“bedenk en onthou het licht in je leven” Mu-lan

Kronieken van de tussentijd (3)

De Dojo des doods: 10e Havermaand, in het jaar van de Helende Wond (1365 NT).

Mijn training gaat gestaag verder. Naast de onophoudelijke saaie, vervelende en ronduit smerige taakjes die ik van Sensei Mo-Bangh krijg zitten er bij tijd en wijle ook leuke, spannende en gezellige tijden bij. Zoals deze. Haal in Lojodon Matsumatsuba het boek van Gainful Exercise. Dit heb je nodig voor je studie. Wees bedacht want het ligt in de Dojo des Doods. Niet veel mensen komen daar ongeschonden uit. Nog minder levend. Echt een klusje voor mij bedenk ik me. Soms vraag ik me af of Sensei Mo-Bangh het beste met me voor heeft of mij gewoon in alle vallen gooit die hij kan vinden. Lojodon is slechts 3 weken lopen dus geen noodzaak om een tunnel te openen zegt [Mo-Bangh|Sensei Mo-Bangh]].
De weg er naartoe is de moeite van het schrijven niet waard. Eenmaal aangekomen sta ik voor een verlaten bijna spookachtige dojo. Het gebouw is vervallen, de binnenplaats leeg van geluid en beweging. Ik sta een moment om heen te kijken een neem de omgeving zo goed mogelijk in mij op. Niets waar te nemen. Dan neem ik een stap naar naar voren de binnenplaats op. Het is alsof ik door een koude windval stap. Alle zintuigen vlammen ineens op. De hele omgeving is veranderd. Of, veranderd? Eerder vernieuwd. Waar de dojo er eerder vervallen en verlaten uitzag is deze nu in top conditie en zeer proper en goed onderhouden. Vlaggen van diverse kasten wapperen in een koele lente bries en de binnenplaats is vol met activiteit van leerlingen.
Een tijdshift. Die had ik natuurlijk moeten voorzien. Ongetwijfeld slecht op mijn rapport en ongetwijfeld zal het langer duren voor ik mijn eigen wapen “verdien”. Ik neem nog een voorzichtige stap naar voren en zie in een glimmering (alsof ik weer kort door de tijd stap) alle vechters van blakende gezonde jonge mannen veranderen in holle, dode geesten en weer terug naar naar het eerste beeld. Dit is een onverwachte situatie. Voor ik kan bedenken hoe dit werkt zie ik alle, en dan ook alle, aanwezigen als een man stil staan en mijn kant op kijken. Een tel lijkt alles stil te staan en dan explodeert de binnenplaats in een wolk van beweging. Van alle kanten stuiven de vechters mijn kant op, zwaarden in de aanslag om mij, de indringer, van kant te maken. Ik probeer de eersten met mijn vuisten van mij af te houden, snel bewegend door de menigte en hun wapens ontwijkend. Dat lukt maar veel schade doe ik er niet mee. Ze blijven komen. Dit gaat een tijdje zo door tot ik besluit "Avondrood" in mijn hand te nemen. Een donkerrode gloed komt direct van het blad af. Ik draai behendig om de eerste vechter die op mij afkomt heen en geef een korte snelle stoot naar achteren. Het lijk of er geen weerstand is maar ik hoor een zucht van wind. Ik draai mijn hoofd kort om en zie een lege plek waar net een aanvaller stond. Geen tijd om verder over te piekeren, genoeg om aan te nemen dat dit blijkbaar werkt. Het lijkt een eindeloos gevecht maar mijn snelheid stelt me in staat de meeste stoten af te wenden en naar wat een eeuwigheid lijkt de uren lig ik opeens alleen op de binnenplaats. De laatste vechter verslagen. De Dojo is nog steeds in haar herstelde glorie maar nu leeg van vechters. Ik blijf liggen op mijn rug, neem even tijd om op adem te komen en mijn wonden te helen. Het scheelde wederom niet veel. Een korte meditatie brengt mijn gemoed weer terug en als mijn wonden zijn genezen aanvaard ik de zoektocht binnen in de Dojo naar het boek van Gainful Exercise. Goed verstopt mannen. Het duurt behoorlijk voor ik hem in een verborgen, afgesloten altaar vind. Hebbes! Ik steek het bij me en aanvaard de tocht terug naar Sensei Mo-Bangh.
En zoals verwacht staat deze meewarig zijn hoofd te schudden bij mijn aankomst.

“respecteer en zorg voor je lichaam. Het is een altaar” Mu-lan

Kronieken van de tussentijd (2)

De Bibliotheek van de priesters van Osganon: 18e /20e Havermaand, in het jaar van de Witte Raaf (1363 NT).

"Varenblad" Heb ik nooit terug gekregen. Het hangt nu al een tijd in de Dojo. "Avondrood" Heb ik mogen behouden als mijn nieuwe tijdelijke wapen. Sensei Mo-Bangh wijst mij er regelmatig op dat bezittingen verdiend moeten worden en dat ik daar nog ver weg van ben. In 1363 krijg ik een nieuwe queeste om de voortgang van mijn studies te laten zien. In de stad Amos in het mij onbekende Spam ligt de tempel van Osganon. Een evil priester orde die nog altijd de oeroude godin Quen Sha ra'El vereert. In hun bibliotheek moet het “Volume van Kracht” te vinden zijn. Missie: haal het weg voor ze het kunnen gebruiken en nog meer leed onder de onderdrukte bevolking kunnen aanrichten.
Sensei Mo-Bangh helpt me op weg. Hij opent een tunnel voor me waarmee ik snel naar Spam kan. In tunnel wacht zoals altijd Archibald op me. Ik krab hem even achter zijn oren. We lopen samen naar het eind en ik voel me even weer intens gelulkig. Het is voor korte duur. Voor ik het weet stap ik uit een tunnel en sta ik voor de immense bibliotheek. De mensen zien er niet zoveel anders uit als ik me voorgesteld had op dit continent. Ze lopen allen met hun hoofd neergebogen, alsof ze bang zijn iets verkeerds te zien. Behalve lieden in zwarte gewaden die lopend, of op draagstoelen door de stad gaan. Ik bedenk me dat dat een prima camouflage zou zijn. Ik loop een tijdje door wat zijstraten en steegjes rond de bibliotheek tot ik me er voldoende zeker van ben dat ik weet wie de meesters van de bibliotheek zijn en als de tijd er rijp voor is schakel ik een van deze meesters uit en hul mij in zijn gewaden. Ik had het maar half verwacht maar het is daarna te simpel voor woorden om door te lopen in de Bibliotheek. Niemand kijkt me rechtstreeks aan of vraagt me iets. Dit simpele plan is blijkbaar nog nooit bij hen zelf opgekomen. Verbazend! Niet veel later vind ik het volume wat ik zocht. Deponeer het in mijn “bag of holding” en loop net zo makkelijk de deur weer uit. Als ik me op genoeg veilige afstand voel versnel ik mijn pas en eenmaal buiten de stad zet ik het echt op een lopen. De adrenaline giert door mijn aderen.
Als de tijd verstreken is opent zich een tunnel niet ver naast me. Ik stap er door en sta weer in het Kuf’t La’Guth sans githzerai Klooster alwaar Sensei Mo-Bangh mij minzaam staat op te wachten. “Treuzel niet langer, ga aan je studie.”

“Leer van andere culturen” Mu-lan

Kronieken van de tussentijd (1)

De Ziggurats van Dà Nang: 4e /22e Donkermaand, in het jaar van de Natte Winden(1361 NT).

Mijn opleiding is nog niet niet zo goed als begonnen in het Kuf’t La’Guth sans githzerai Klooster als Sensei Mo-Bangh mij mijn eerste opdracht geeft. Ga terug naar de Neriglissar Ziggurat en haal lering uit het boek van bewustzijn.

In Dà Nang komen is natuurlijk het probleem niet. Een paar korte sprongen en we zijn er zo goed als. In Dà Nang zijn is een heel ander verhaal. Niet voor niets wordt het ook wel“de groene hel van Hybor” genoemd. Het is er heet en vochtig. Gevaar ligt achter, op en onder elke boom, struik en godverlaten dorp. Hoewel godverlaten een slechte woordkeus is. Dà Nang is alles behalve godverlaten. Alleen zijn vooral de goden die je liever vermijdt. Met de aanwijzingen die ik van Sensei Mo-Bangh heb gekregen is het gelukkig een kwestie van tijd voor ik de Ziggurat gevonden heb. Overwoekerd door planten en volledig ingenomen door het lokale wild leven. Zo goed en kwaad als het gaat weet ik de eeuwenoude tempel te betreden. De lucht is oud en muf in de Ziggurat maar het is er gelukkig koel. Met meer geluk dan wijsheid weet ik de vallen die al eeuwen geleden afgesteld zijn, maar verrassend goed functioneel zijn, te omzeilen. Dan de wachters. De meesten zijn geen match voor mij. Verloren zielen wachtend om naar hun laatste rustplaats te kunnen keren. Ik help ze er graag bij. De Eidolon verrast me echter. Ik heb er wel eens over gelezen maar was er nog nooit een tegen gekomen En hoewel ze schijnbaar allemaal anders zijn. Dit exemplaar biedt me toch de nodige zorgen. Het is groot, massief en sterk. Kortom, een geduchte tegenstander die mijn trofee niet vrijwillig af wil staan. Gelukkig heeft Sensei Mo-Bangh mij in plaats van "Varenblad" "Avondrood" meegegeven. Een Katana met de Ghosttouch ability en dat komt me nu goed uit. (Iets zegt me dat mijn Sensei voorzienend is geweest). Ik zal niet liegen. Ik kom zwaar gehavend uit te strijd. Het had zelfs niet veel gescheeld of de Eidolon was mijn betere geweest. De tijd besliste echter anders en ik kwam dit keer als winnaar naar boven. Met het boek van bewustzijn verlaat ik de Neriglissar Ziggurat. En begeef mij terug naar het Kuf’t La’Guth sans githzerai Klooster. Alwaar Sensei Mo-Bangh mij zonder veel aanzien gebiedt het boek maar eens goed te bestuderen.

“Probeer niet altijd er eerst een beeld van te krijgen” Mu-lan

Zoals de tijd vergaat (1)

Belofte maakt schuld: 26e /28e Andermaand, in het jaar van de Dansende Elf (1360 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, September 23, 2009 21:45

Sisters of Mercy eindigt in een Nachtmerrie. Ik ontmoet meneer de Draak maar ik raak Meneer de Draak ook weer kwijt. Tussen de geesten uit het verleden nog wel. Ik ontwaakt verzwakt, bebloed en gekneusd in mijn bed boven de Holy Tir Shop. Ik ben de tijd volledig kwijt en verzwakt til ik mijn hoofd op. Mijn oog valt op een brief die aan de spiegel kleeft. Met moeite weet ik het in mijn handen te krijgen. Door halfdichte ogen lees ik: “Rechtsgebouw half acht. Wees op tijd!”

Hoeveel tijd er verstrijkt weet ik niet. Als ik buiten kom is het in elk geval licht. De handelaren zijn al druk bezig met hun waren uit te stallen. Het zal dus rond zessen zijn. Sven staat al weer buiten maar heeft duidelijk geen heilige dag. Hij zwalkt op me af, duwt me een pamflet in mijn handen en mompelt iets onverstaanbaar. Ik dank hem en loop door. Onderweg naar het gerechtsgebouw haal ik mijn ontbijt. Ik begin me iets beter te voelen maar veel is het niet.

Eenmaal in het gerechtsgebouw kom ik meneer de Draak weer tegen, Da's Toevallig wil ik zeggen als ik ook Harri zie. Da's meer dan toevallig denk ik. Meneer de Draak praat met iemand die ik later leer kennen als Lotte McKenzie. Een advocate voor Harri die hier om half acht voor de rechter moet verschijnen. He, das wel heel toevallig. Het is dan ook geen toeval meer als de rechtsgang zelf een farce blijkt te zijn. De rechter ligt te slapen. Dat geeft ook niet want we worden opgehaald door een klerk die ons mee neemt naar “De Dienst”.

De dienst wordt voorgezeten door “M” maar het is meneer Smith die het gesprek inleidt. Om kort te gaan. Hij heeft zoveel belastend materiaal tegen Harri dat hij het zich niet voor kan stellen als Hij (en de rest van ons) niet heel erg graag een goede daad voor de stad Kalt zouden willen doen.

Nu heb ik daar geen enkel probleem mee maar ik wil natuurlijk wel weten wat Harri heeft gedaan, Waarom hij dat heeft gedaan. Of hij zich realiseert dat hij daarmee ook ons leven op het spel heeft gezet. Dat hij kinderen dood heeft laten gaan door geld van de stad te stelen. en of hij zijn excuses aan wil bieden en wil beloven zijn leveren te beteren. Dat wil hij na lang aandringen wel doen. En dat is goed genoeg voor mij. Als meneer Smith ons ook nog kan beloven dat Pat ook weer van de partij zal zijn ben ik klaar voor de dienst. nog wel even mijn spullen ophalen. oh, en dank u welvoor de gezegende handen binnen “De Dienst.”

“Belofte maakt Schuld.” Mu-lan

Het woord van de dag: 26e Andermaand, in het jaar van de Dansende Elf (1360 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, August 25, 2009 23:02

Bij het wachthuis zie ik een nieuwe poster hangen. Gezocht Billy ….. Beloning 50 gp.

Ik loop door naar binnen en vraag Sgt. Schinkel naar de details. Billy is een moordenaar. Hij heeft een hekel aan magiërs. Vermoord ze en beroofd ze. Nu heeft hij een Blauwe magiër vermoord. De magiërs zijn het zat en willen hem hem iefst dood zien. Ik kan hem vinen in de Cats Cat club in de bloodletters street.

Ik bedank Sgt. Schinkel en ga weer naar buiten. Eerst maar eens Pouncer opzoeken. Misschien weet zij meer. Gelukkig zit ze, zoals gewoonlijk, in de Grijze Kater. Ik vraag haar naar Billy …. Ze bevestigd het verhaal van de wacht. zijn vaste plaats is inderdaad de Cats Cat Club. Ze weet me ook te vertellen dat hij een ex-priester van Tir is. Een barbaar dus. vandaar zijn haat naar magie. “Maar pas op.” Gaat Pouncer verder. “hij heeft hulpjes rondlopen en, Mu-lan, Je begint op te vallen met je gele kleren. Wees voorzichtig.” Ik bedank Pouncer en ga op weg naar de bloodletters street. Ik besluit via de daken te gaan. Goed opletten op uitkijken maar waarschijnlijk een stuk onopvallender. Het duurt niet al te lang voor ik op het dak sta waar ook de Cats Cat Club is gevestigd. Vanachter een schoorsteen zie ik een wachter. een tenger figuur met een kruisboog. Meer zijn er niet zien. Snel uitschakelen dus voor hij om hulp zou kunnen roepen. Ik besluip hem van achteren en met een flurry of blows wil ik hem uitschakelen. Wil want hij weet zich te snel te herstellen van mijn verrassing. Natuurlijk begint hij te schreeuwen en wil mij neersteken met een snel getrokken mes. Maar ik weet hem alsnog buiten westen te slaan. Helaas te laat en ik moet me weer terugtrekken achter de schoorstenen. Niet veel later gaat de deur open en komt er een tweede wachter naar buiten. Jammer. Maar goed ook die moet ik kunnen uitschakelen. Langzaam beweeg ik mij om de schoorsteen heen, een pijl ketst af op een andere schoorsteen. Ik glijdt uit op een losse dakpan en val. Dit gaat echt heel goed. Ik laat mezelf doorglijden over het dak en over de rand. Dan loop ik over de muur naar een raam en trap dat in. Ik spring in de kamer die donker en naar het blijkt leeg is. Een werkkamer voor de dames aan het bed te zien dat het enige meubelstuk in de kamer is. ik loop naar de deur en probeer die voorzichtig open te doen. Op slot. De nacht wordt beter en beter. Op de gang begin ik geluiden waar te nemen. Tijd om de actie voor vannacht af te breken. Ik had het natuurlijk met veel meer gedud moeten inzetten. Rustig mijn kansen afwachten. Niet naar binnen stormen maar wachten tot Billy naar buiten kwam. Hopelijk komt er een volgende kans. Ik kijk uit het raam naar de overkant. Een goede acht meter naar de overkant van de straat. Moet kunnen. Ik loop naar de andere kant van de kamer. Concentreer me, neem de aanloop en spring. Met een plof land ik (voeten eerst) tegen het gebouw aan de overkant, loop omhoog en ben weg over het dak. Aan de andere kant laat ik me in de tuinen van de Sisters of Mercy zakken. Voorlopig even veilig. Een plan om weg te komen. Terwijl ik daarover na denk springt er iemand in mijn knie. Ik draai me om uit te halen. Waar komt deze zo snel vandaan? Waneer houdt deze mislukking op?

“Geduld is een deugd die we allemaal meer zouden moeten betrachten.” Mu-lan

Koffie & Chocolade: 26e Andermaand, in het jaar van de Dansende Elf (1360 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, August 25, 2009 12:16

Nadat ik Cate op de 25e heb bezocht, Ben ik nog niet veel verder gekomen met het vinden van mijn oude vrienden. Sjaak & Pat heb ik nog niets over gevonden. Harri schijnt een Chocolaterie te zijn begonnen in 'Small Ville'. Ik heb besloten vandaag te gebruiken voor een zoekactie. Een Halfling in Small Ville met een chocoladezaak. “Zoeken naar een dwerg in een mijn” is de uitdrukking. maar een Halfling in Small Ville komt op hetzelfde neer. Ik loop naar benden. De Horde negeert me zoals gewoonlijk. Buiten staat Sven alweer pamfletten uit te delen. Het begint zijn liturgie tegen mij af te rafelen maar hertstelt zich vandaag bijzonder snel als hij mij herkent. “Ah. Meneer Pyjama, ik had u niet zo snel herkent.” “Geeft niks.” Zeg ik. “Wat is het woord vandaag, Sven.” Doelend op het woord van de straat over zaakjes die het licht niet kunnen verdragen, Maar Sven heeft vandaag blijkbaar een heilige dag en antwoord. “Geduld, meneer Pyjama, Het woord van vandaag is Geduld.” “Ja, een mooi woord en een deugd die we allemaal,meer zouden moeten betrachten.” Zeg ik hem. Het woord overpeinzend loop ik door naar Small Ville. Bij de eerste Halfling bakker die ik tegenkom koop ik een broodje. Ik vraag de man of hij ook iemand kent bij naam Harri Lightfoot die een chocolaterie heeft. Hij begint te lachen en vraagt me of ik een mens ken die Jan Visser heet en boot heeft. Ik was er al bang voor. Te algemeen. Weet meneer dan hoeveel Chocolade zaken er ongeveer zijn? “Hmm, ik schat zo'n 80. In dit gedeelte van de straat.” Antwoord de Bakker. Dat wordt er dus ook niet beter op. Ik bedank de man en slenter, terwijl ik mijn broodje opeet, verloren in tijd, door de straat. Als het tijd voor koffie is loop ik een Halfling ontbijt/lunch café binnen en stoot direct en pijnlijk mijn hoofd tegen een lage balk. mijn hoofd wrijvend bestel ik bij de waard een potje koffie en licht broodje. Als de bestelling komt vraag ik hem wie ik zou moeten spreken als ik iemand zoek die de buurt echt goed kent.“Euh, meneer zou het kunnen proberen bij Sam Gewisse, de nestor in deze straat, heeft de halve wereld gezien maar is nog nooit weggeweest. Of Anders Peter Hazelnoot, Die heeft hier een postronde en”, gaat de waard op fluitertoon verder, “heeft naar men zegt vier vriendinnen, allemaal getrouwd. Maar ssst. niets over zeggen.” Ik bekijk Peter, die in de hoek aan een tafel met dikke brillenglazen voor zijn toegeknepen ogen de adressen op enveloppen probeert te lezen. Ook kijk ik naar Sam Gewisse. Die dikke rookwolken blazend bijna onzichtbaar, drie tafels van me vandaan zit. Ik eet zoveel van het ontbijt als ik op kan (laat dus meer dan 3/4 staan). Neem mijn koffie en schuif bij Sam aan tafel. “Meneer Gewisse, Heeft u tijd om wat met mij te eten en te praten?” Meneer Gewisse eet de andere 3/4 vierde en het merendeel van 4 kruiken Halfling drank. 3gp lichter maar een adressenlijst met 20 chocolaterieën rijker (allemaal zaken die van een Harri zijn) loop ik tegen het einde van de middag weer naar buiten. Als de avond al een goed eind is ingezet ben ik ongeveer driekwart van de lijst door en sta ik voor de volgende Zaak. Nou de naam klinkt in elk geval belovend. “Harri's Chocolaterie Est. 1358” De vorige zaak had nog nooit van ene Harri dan wel Lightfoot gehoord. Laat staan een combinatie ervan. Ik stap door de deur van de zaak en de geur van cacao komt mij tegemoet. Geen slechte kwaliteit ook. En ruik ik ook iets van Koffie? 't is een alleraardigste winkel, het ontbreekt alleen een beetje aan bediening. Maar als dit de zaak van Harri is weet ik daar wel wat op. Ik loop naar de toonbank en pak een chocolade bonbon van een schaaltje en neem er een knisperende hap van. Bah, er zit een kersen likeur vulling in. Waarom doen mensen dat toch? met een vies gezicht leg de bonbon terug, naast de schaal, op de toonbank. Maar de truc heeft gewerkt. Er komt een Halfling door een gordijn schuifelen. “Hé wat moet dat met mijn chocolade.” Feilloos Harri, een neus voor derving en tegoeden. “Goedenavond Harri, Het Gaat je Goed zie ik?” “Mu-lan?” Zegt hij blijer dan hij kijkt. “Je bent terug. Hoe is het met je, Wil je Koffie. Ik heb een echte “Demon Esspress” Koffie Demoon. Beste Koffie in Kalt. Wil je wat?” “Eh, Ja graag”. Zeg ik. Hij hobbelt naar achteren. Even later komt er een verschrikkelijk rochelend geluid vanachter het gordijn en nog wat later staat Harri er weer met twee dampende mokken koffie. “Je moet alleen niet zien hoe het eruit komt, mompelt hij.” “Dit is inderdaad verdomd goeie koffie Harri.” Zeg ik als we in zijn kantoortje hebben plaats genomen. “Vertel hoe ben je in de Chocolade beland. Wat is met De Draeck Ent. gebeurt? “We wisselen onze laatste jaren uit. Ik vertel wat ik gedaan heb en ik hoor van hem hoe hij en Sjaak uit elkaar gevallen zijn. Dat hij geen idee heeft hoe het nu met zijn toenmalige beste vriend gaat. Maar hij voelde zich ook belazerd door hem. Dat moet ik toch ook wel begrijpen. En ja, wie weet zou hij Sjaak ook weer eens moeten zoeken. Kijken hoe het hem vergaat. Catelyn heeft hij toevallig vorige week gesproken maar, nee Mu-lan, Ze heeft jou naam niet genoemd. Da's gek. ik heb haar toch gezegd dat ik de rest zocht? En Pat nee. Nooit meer iets van gehoord. Ik geef Harri mijn adres. voor als je me zoekt zeg ik. Als Harri even zijn kantoor even verlaat om met een personeelslid te praten. vertrek ik via het raam. Een Chocolade zaak. Het klopt gewoon niet. Dit is nooit voldoende voor Harri. Ik denk niet hij me alles verteld heeft van wat hij doet. Maar goed dat heb ik bij hem ook niet gedaan. Het is te lang geleden. We zullen elkaar vast vaker gaan zien. Elkaar vast weer leren vertrouwen. Voor nu is het in elk geval goed te zien dat Harri dezelfde warme Halfling is gebleven. En de koffie is echte Gourmet kwaliteit! Maar dat is natuurlijk bijzaak.

Goed, Cate en Harri gevonden. Nu Sjaak en Pat nog. dat is voor een latere dag. Eerst maar eens naar de wacht.

“Goede chocolade behoeft geen kers” Mu-lan

Wordt vervolgd.

Andere tijden? 5e Okermaand, in het jaar van de manke walrus (1358 NT) t/m 20e Andermaand, in het jaar van de Dansende Elf (1360 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Thu, July 30, 2009 21:33

Na het ontwaken naast Cate is mij duidelijk dat onze tijdslijnen niet langer parallel zullen lopen. Cate heeft haar werk in haar orde. Ik moet blijven zoeken naar wie ik ben. Nu ik zelf zonder orde zit zal ik eerst op zoek moeten naar een nieuwe orde waar ik de leer van Zerth'Ad'Lun kan voortzetten. Met pijn en verdriet in ons hart nemen we afscheid met een kus. Onze lijnen zullen elkaar nog kruisen maar het samen zijn is voorbij. Tot ziens lieve Cate. Ik zal je missen. Het begin is zwaar. Wegblijven bij de Handlangers van de Sioen, die mij nog steeds tot de hunnen willen hebben. Of gewoon uit de weg. Ik mis Cate, en ja Sjaak en Harrie ook. Zelfs Pat zou aangenaam geweest zijn om tijd mee door te brengen, maar ik moet eerst mijzelf redden. Dan op een dag zie meneer Smith. Of liever gezegd hij ziet mij. Komt naast me lopen en zonder iets te te zeggen duwt hij een blaadje in mijn handen. Ik kijk er naar en zie een adres staan. Ik kijk verwonderd naar meneer Smith om te vragen wat het is maar hij is nergens meer te bekennen. Veel later besluit ik te gaan kijken op naar het pand waar adres op duidt. Een smalle donkere deur. geen beschrijving. geen tekens. Niets wat aanduidt wat er zich binnen afspeelt. Ik besluit aan te kloppen. Een klein luik in de deur gaat open en een stem die een oude heks niet zou misstaan vraagt wat ik moet. Ik twijfel. Ja wat moet ik hier. Ik geef woordeloos het briefje door het luik af dat weer sluit. Een tijd later gaat de deur open en ik wordt naar binnen gemaand. Binnen is geen oude heks te bekennen. Een jonge man, niet veel ouder dan mijzelf, gebied mij hem te volgen. een aantal trappen op en een andere deur door. Een soort rookkamer. zware leren stoelen. weinig licht. een bureau aan het eind. Achter het bureau een man. Hij staat op, kijkt mij aan, en zegt: “Welkom Mu-lan. Mijn naam is Dah-Sung. Als je wilt kun je hier blijven. Je training, eh, vervolmaken, zogezegd. Anders in tijd dan je gewend bent maar leren zul je hier. Ik weet dat twijfelt, maar ik weet ook dat je eigenlijk geen andere keus hebt. Ook weet k dat je verder wilt leren. Je bent niet klaar om het alleen te doen. Zeker niet tegen de Sioen. Voorlopig kan ik je hier veilig opbergen. En nee, ik doe jou her geen plezier mee. Ik doe ons hier een plezier mee. Niets in het leven is gratis. Ik kan je helpen. Jij hebt mij nodig. Wij maken daar gebruik van. Zeg het maar en snel wat mijn tijd is te duur hier.” Dat is behoorlijk recht door zee. Wat kan ik zeggen. Hij heeft natuurlijk gelijk. Ik kan niet anders. Ik buig en biedt mijzelf aan. Ik wordt verder meegenomen een andere deur door. Een deur die leidt naar een tuin. Een tuin? Het moet een portaal zijn. Een portaal naar een lokatie ver buiten de stad want het is hier warm. De zon schijnt en bomen zitten vol met knoppen. Een warme lente in land ver van Kalt. Ik verblijf een lange tijd in “trainings kamp van sensei Dah-Sung. Hij leert me de kneepjes van het reizen in, het manipuleren en buigen van de tijd zelf. Ongelofelijk, wat een mogelijkheden. Dat heeft Newman niet beschreven. Maar het is ook zwaar. Veel van mijn lessen bestaan uit het polijsten van stenen, halen van water. Maar ook het doden van vijanden, smeden van wapens en natuurlijk manipuleren van tijd. En altijd is er dan Archibald om mij te vergezellen in de tunnels. Het is een comfortabel gevoel. Ik weet iet of sensei Dah-Sung er iets van weet. Hij vraagt er niet naar. Ik spreek er niet over. Sensei Dah-Sung is van de oude stempel. Hij heeft geen tijd voor prutsers. en sukkels. “Prutsers en sukkels gaan snel dood en dat is maar goed ook.” Hij geeft les volgens de oude en strikte regels van de Tijd monniken. “Laat mij mijn tijd niet verspillen aan jou, leerling, leer!” Dat is mijn meest gehoorde mantra van hem. Maar hij ging door Haalde me van verder. Liet me verder rennen. ook Leerde hij mij mijn vijanden kennen; de tijdlozen en de ondoden. Zij die buiten de tijd staan. De Sioen. Als hij uiteindelijk met mij klaar is ben ik een “Thief of time” of zoals sensei Dah-Sung daaraan toevoegd: “Tot zover het matige materiaal dit toe laat.” Ik verlaat het kamp zoals ik er gekomen ben. Ik sta weer hartje winter in Kalt. Nu met mijn rug naar de smalle donkere deur zonder kenmerken. Ik vind een onderkomen boven de Holy Tir Shop (The walk 15) waar ik voor bijna niks ook bijna niks heb. Meer heb ik ook niet nodig. Meer kan ik ook niet geven. De tijd gebruik ik om het geleerde in de praktijk te brengen zonder aan mijn waardes te tornen. Ik begin het afval van de stad op te ruimen. Eerst door te luisteren naar wat er op straat gezegd word, maar ik leer mensen kennen, mensen als “8 pond Peter” en Pouncer De lage maar eerlijke kaste, maar ook mensen als Schinkel. Een sergeant in de stadswacht die weet op wie de beloningen staan. Ik haal het afval op. Breng het bij stadswacht en verdien meer dan voldoende mee om mijzelf in leven te houden. mijn afdrachten te doen en mij verder te verdiepen in mijn studies. Maar het bloed kruipt. Ik moet op zoek naar Sjaak en Harrie, Pat en Nartuurlijk Cate. Zo kom ik er achter dat er een boel gebeurd is tijdens mijn afwezigheid. Cate. Lieve Cate zit nog steeds het klooster. Ze is verder gegaan met haar carriére als ambassadeur. Ik heb nog steeds gesprekken met haar. Ze doen me goed, en haar ook , maar het is duidelijk dat er geen toekomst meer is voor ons samen. Sjaak en Harries pand is gesloten. Er hangt een bord met de tekst “Haunted house, absolutly no admittance! His royal city watch”. Zowel Harry als Sjaak zijn op Kralina eiland niet meer te vinden. Ik zal eens een vraag bij Pouncer laten vallen. En Pat? Waar Pat is is, is ook nog altijd een vraag. Maar om een of andere reden denk ik dat ik haar vanzelf weer tegen kom als de tijd het goed vind.

“De Tijd heelt niet alle wonden.” Mu-lan

Wordt vervolgd.

Het einde van een Era? 5e Okermaand, in het jaar van de manke walrus (1358 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, August 29, 2007 10:42

Als ik terug ben met de mariniers, zie ik dat Cate de kamer al in is. Snel ren ik achter haar aan en tijdens het passeren roep: “Kom op we halen hem onderuit!” Cate sprint direct mee op de Imperial af. Maar de man blijkt ook over magische gaven te beschikken. Met een lichte handbeweging laat hij het zware mahonie houten bureau op ons af vliegen. Cate duikt eronder door en ik erover heen. Allebei treffen we de man vol tegen zijn lichaam maar hij blijft onvervaard overeind staan. Ik val op de grond naast Catelyn. Even kijken we elkaar geschrokken aan. Dan suist het zwaardblad van de Imperial hard in mijn schouder en gaat het gevecht verder. We haken hem achter zijn benen en trekken hem zo onderuit. De knal van zijn harnas klinkt als een gong door de kamer. Voor wij of de mariniers echter boven op hem kunnen klimmen staat de man alweer op. Opnieuw trap ik hem onderuit. Wederom met succes. Nu klimt Cate boven op hem en houdt hem vast. Ik en de anderen duiken er ook boven op en niet veel later is de Imperial verslagen.

Dan volgt het moment van boeken verzamelen voor de reddingsactie. Een mooie taak voor Catelyn die daar veel toewijding en liefde voor heeft. Ik leg mij toe op de laatste eer van de gevallen soldaten.

Buiten maak ik samen met de resterende mariniers een keurige stapel van hout waar de lijken bovenop komen te rusten. Harrie zien we veel heen en weer lopen maar wat hij precies doet is me onduidelijk. Als we bijna klaar zijn gaat alvast een deel van de mariniers volgepakte boekenkisten ophalen en buiten op de karren laden. Volle karren worden naar de portal gestuurd. Als alles weg is van de binnen plaats steek ik de houtstapel met lijken aan.

Dan zie ik opeens in de lucht grote gevleugelde wormen verschijnen. Draken? Nu opeens? een barrage van de draken breekt los op het fort. Steen en hout vliegt om me heen. Oh de Goden, Cate en de anderen zijn nog binnen! Ik sprint naar binnen door de gangen. achtervlocht door gruis en steenslag. Meerdere malen moet ik duiken om niet bedolven te raken door het puin. Onderwijl blijf ik Cate's naam roepen. Uiteindelijk vind ik haar en de anderen.

Gezamenlijk vinden we de weg naar buiten en staan we op de muur. De draken blijven hun barrage volhouden en het wordt gevaarlijker nu de muren steeds meer structuur verliezen. Na de hoogte van de muur op ongeveer 30' te hebben geschat, zeg ik de anderen snel met een nog hangend touw naar beneden te klimmen. Zelf spring ik naar langs de muur naar beneden en kom ongedeerd op de grond terecht. Cate staat grijnzend naast me. We zien de anderen ook naar beneden komen en besluiten dat het wel goed komt. Wij zetten de sprint er in naar her rendez-vous punt. Eenmaal aangekomen wordt mij door de Kapitein een kist in mijn handen geduwd en samen met boeken verdwijn ik hardhandig door de portal.

Een eeuwigheid verstrijk in serene rust en stilte. Als ik uiteindelijk mijn ogen open doe. bevinden we ons in een oneindige witte vlakte. Het is hier koud, heel koud. Zelfs voor een jongen uit Icingpeaks die toch wel wat gewend is. Het is zelfs koud voor een jongen uit Icingpeaks met een Golden-Geist aan!

Meneer de Draak, Harrie, Pat en Cate zijn er ook maar van de overigen of van de boeken is geen spoor te bekennen. Als we zintuigen aan deze onbekende omgeving proberen te laten wennen zien we opeens een zevental mensen in lange gewaden staan. En, ja ook veel kruisboogschutters in witte uniformen. Ik bedenk me dat we of in een drakenzaal zijn aangekomen of in de witte toren van Kalt. Na wat lijkt een eeuwigheid spreekt een van de zeven ons aan. “Wij willen dat van ons is hebben.” Ik heb geen idee waar hij het over heeft en wil daar iets van zeggen maar de man gebiedt mij te zwijgen. Ok. Hij kijkt strak naar meneer de Draak en houdt zijn hand uit. “U weet waarover ik spreek, geef ons het onze.” Dan neemt meneer de draak zijn rugzak af en produceert een hele klont met eieren, een stuk of 8 als ik het goed meetel. Waar heeft hij die nu weer vandaan?

Meneer de Draak vraagt of we dan nu weg mogen maar de “7” zeggen van niet. We zijn hier een geëerde gevangenen me mogen hier rustig van de kou sterven. Lastig… Maar zo zeggen de “7” niet van de honger of dorst. Er verschijnt uit het niets een deur. Of we naar binnen willen gaan.

Ja er is een kamer achter de deur. met een tafel met een koud buffet, ijsthee in karaffen en een haard met koudvuur. Terwijl we ons bibberend aan het beraden zijn over hoe we hier weg kunnen komen, gaat opeens de deur open en komt tot onze grote verbazing meneer Achmed Smith binnen met een gevolg van rode soldaten. En vraagt, nee stelt, dat wij, helden van Kalt, met hem meegaan en dat dat zonder problemen gaat. Een van de “7” wil tegenstribbelen maar bedenkt zich snel na een opgetrokken wenkbrauw van meneer Smith.

Wij bekijken dit alles met een mix van bevreemding, ongeloof en kou. Maar we kunnen ongehinderd met meneer Smith mee naar buiten.

Dan staan we ook buiten. In een vergeten stukje steeg van Kalt. Hij bedankt ons voor onze inzet. Voor het redden van de boeken en duwt ons de laatste krant in handen. U hoort nog van ons zegt hij, en hij verdwijnt in de ochtend mist.

Ik kijk naar de anderen maar voornamelijk naar Cate. Cate kijkt naar mij en zonder met elkaar te praten zeggen we vaarwel tegen de anderen en lopen naar het klooster van Cate om samen een lange tij te gaan slapen.

“Een eeuwigheid hoeft niet lang te duren…” Mu-lan

Wordt vervolgd.

Operation Literacy: 4e / 5e Okermaand, in het jaar van de manke walrus (1358 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, August 07, 2007 14:42

De nacht van de 4e wordt het aanvalsplan ingezet. Het strand wordt veilig gesteld door de elfen en meneer de Draak. ik maak deel uit unit victor samen met Cate, Harrie Sgt. Marveil en de kapitein en draag zorg voor verplaatsing van de portal. alles verloopt soepel en ongeveer een mijl voor het fort worden de pakketen voor de portal gedropped. de “Grijzen” zorgen met de timmerman voor de opbouw en wij trekken verder de aanval op het kasteel.

De touwen gaan over de muur en de eerste mariniers staan een tijdframe later op de muur. Helaas zijn we wel direct ontdekt en de voor ik boven sta komt de eerste marinier ook al weer 'brandend' naar de beneden. Ai, magiërs…

Boven is het direct chaos alle manschappen zijn al in gevecht en als Cate en Pat ook boven zijn mengen wij ons er ook in. We komen voor twee hunnen uit. Ik tegen over een soort halfreus met een boomstam als knots. Cate tegenover een gevaarlijk uitziende zwaard vechter. Mijn eerste slag raakt de Hun goed, maar Pat's actie, een pijl in zijn oor, zet meer zoden aan de dijk. Gelukkig blijkt zijn knots een onhandig wapen. Hij raakt met vol geweld de muur. puin en scherven vliegen ons om de oren. Mijn tweede slag mist maar de hun raakt mij wel, amper maar toch mijn eerste bloed vloeit. Pat rent om hem heen en steekt een dolk in zijn andere oor. Dat blijkt teveel en de halfreus stort voorover. We helpen Cate met haar tegenstander en als die ook ligt sprinten we door naar de deur van het bastion. Om ons heen blijft het magie en pijlen regenen aan beide kanten vallen de doden en gewonden te aarde. Waar meneer de Draak en Harrie uithangen? ik hoop dat het ze goed gaat. Sgt. Marveil is er met de elfen ondertussen al in geslaagd de binnenplaats te bereiken en schiet op alles wat beweegt.

Synchroon weten Cate en ik de deur te forceren en enige tijd later staan we binnen in een korte gang linksachter is een deur. we rennen er op af en ik trek de deur open. Nog net kan ik een pijl afweren van een boogschutter op het moment dat Cate door de deur rent en de schutter buiten gevecht stelt. Nog een deur rechts achterin. Ook daar gaan we door. Dan staan we in een van Cate's schatkamers. Honderden boeken. Schijnbaar van onschatbare waarde. verder geen tegenstand in de kamer. wel nog een deur. rechts achterin. terwijl Cate kwijlend langs de boeken gaat open ik de volgende deur. Daar staat de Imperial Guard van Formidabel formaat in een grandioos groen harnas. compleet met vlammend zwaard. Snel trek ik de deur weer dicht. Wacht even…. stond meneer de Draak nu ook in die kamer?

Ik meld mijn bevinding aan Cate. Als meneer de Draak er staat moeten wij ook besluiten we gezamenlijk. Snel haal ik nog wat meer mariniers op. Dit kon wel eens zwaar gaan worden.

“De moeilijkste weg is vaak die van de geest” Mu-lan

Euforie leidt tot waazin. 3e Okermaand, in het jaar van de manke walrus (1358 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Mon, August 06, 2007 10:19

Een korte update van de laatste dagen.

De verliezen aan onze kant zijn ook aanzienlijk geweest. 18 doden en veel gewonden. een zwaar verlies aan goede mannen / vrouwen. De dagen na de slag worden gebruikt voor zeemansgraven, het verzorgen van de gewonden en reparaties aan het schip.

De officieren maken plannen voor onze volgende missie. “De aanval op fort Miranda.” onderofficieren en manschappen horen daar natuurlijk niet bij. maar wat we er van horen maakt de stemming benedendeks niet beter, zelfs niet met de beenruimte die we hier beneden gewonnen hebben. Maar goed we zijn mariniers “Hoewaah” en welk plan het ook wordt wij gaan er voor.

Ah, en na de slag is Harrie gepromoveerd tot Sgt. Mayor. Aan zijn gezicht te zien was hij daar echter helemaal niet blij mee. Dag fouf baantje. Ik kon het niet nalaten om met de manschappen drie “Hoewaahtjes” te geven voor hem.

De tijd die ik voor mijzelf heb besteed ik weer aan mentale en fysieke oefeningen. het leidt af van de dagelijkse beslommeringen en houdt me gefocussed op mijzelf (en Archibald).

Een goed plan gaat tijden mee…. Mu-lan

Hoge Masten, Diepe Zeeën. 18e / 22e Andermaand, in het jaar van de manke walrus (1358 NT).

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, July 10, 2007 17:32

Op de 18e Andermaand worden we uit de Kazerne opgehaald Met een Kar (die normaal voor dronken lieden gebruikt wordt) door Sgt. Rockface en Sgt. Marveil. Met veel geschreeuw en weinig subtiliteit wordt iedereen met zijn groep de wagen ingeklaard. Een kleine tijd later arriveren we in de haven en gaan we scheeps op de 'Wolfshound' een middelgroot, slecht onderhouden, Galjoen. Op de kade zie ik uit een ooghoek meneer de Draak, Harrie en Catelyn staan praten met wat andere soldaten.

De Mariniers (waaronder ik) worden aan boord benedendeks geloosd en krijgen een hangmat toebedeelt. Ik ga in de mijne liggen en wacht op orders. Het druk hier beneden naast de 48 mariniers zie ik ook nog twee magiërs. Studenten waarschijnlijk, aan hun nerveuze houding te zien. Goed bij de Mariniers kun je inderdaad ook je vraagtekens stellen. ik denk dat ik een van de meest ervaren vechters ben in het gezelschap en volgens mij zegt dat wel wat. De bemanning bestaat uit: Sgt. Mayor Icebird (ice elf) Staff Sgt. “Labe” ook wel Chief Foef Staff Sgt. Harry Underhill ook wel Foef (hobbit) Sgt. Rockface (dwerg) Sgt. Marveil Sgt. Under the Bridge Kpl. Mos (grey elf) Kpl. Mu-Lan (mijzelf dus) Kpl. Spliff (dwerg) Kpl. Bennie Kpl. Tosser Kpl. Miregore (grey elf) Skum (half mens) Sung Treemiän (grey elf) Skazz (half ork) Willem de Voos Krelis Nebe Clamou Derrick Foe yong Henk Arthur den Ouden van Nieue Rohden Dhi'Naah (grey elf) Allurian (elf) Nebukaseder (elf) Bjornsson (dwerg) Cliff (dwerg) Bellam Nhak'zhaak Tong Adri Bullfoot (hobbit) Fritz Bullfoot (hobbit)

De officieren zijn: Kpt. Rogo Alsation Lt. Kpt. Mühn Stabil Lt. Commander Catelyn Lt. Commander Sjaak “de Draak” Janse

Zodra de boot begint te varen weet ik meteen weer waarom ik varen niet zo leuk vindt. Ik hang een aantal tijdframes uit een luik om mijn kleine maaginhoud aan de talloze zeemeeuwen te doneren. Gelukkig gaat het snel beter en het duurt niet lang voor ik weer gewent ben aan de zee. Als we uiteindelijk de Gray uitvaren voel ik het weer even opkomen maar het luik hoef ik niet meer te gebruiken. Ha, Ik wordt nog wel een zeebonk!

De dagen aan boord zijn saai en vervelend. De trainingen van de Sgt. dragen niet bij tot de vreugde en geven mij geen uitdaging. Een ijzeren discipline heerst er wel en dat is denk maar goed ook. De rest van de dag vul ik met het lezen van het werk van Newmans en stiekeme oefeningen van zijn theorieën. Ik pas er wel voor op ze niet te praktiseren hier aan boord. Hoewel ik wel de tunnels steeds makkelijker op kan roepen ben ik er niet zeker van dat ik wel aan boord zal blijven als ik ze gebruik. Strak loop ik de zee nog in. De avonden gebruik ik om te kletsen met de mannen en vrouwen van de mariniers in mijn groep en die van anderen. Ook spreek ik op die manier nog met meneer de Draak, Harrie, Pat (die zonder monstering aan boord is gekomen, het blijft een eng mens) en natuurlijk mijn lieve Catelyn.

Ik denk dat het de 20e of 21e Andermaand is als ik in de hut van Kapitein Alsation sta als hij de missie aan de aanwezigen uitlegt. De Kapitein is een ruige Minotaurus die er niet uitziet alsof hij zich zal laten koeioneren. Hij is hard, meedogenloos en rechtlijnig. Een prima Kapitein lijkt mij. De plannen blijken een geheime missie te zijn. Ik denk niet dat het verstandig is om deze hier op te schrijven. Ik heb namelijk de laatste dagen het idee dat mijn spullen doorzocht worden. Niet dat ik iets mis van mijn spullen maar regelmatig liggen er spullen op een andere plek dan waar ik ze neergelegd heb. Wie weet zit er wel iemand in mijn log te lezen, dus maar beter om geen details te geven. Genoeg om te zeggen dat ik voor de koffie mocht zorgen en dat we een presentatie krijgen van Magiër Dha'feer en Thechnocraat Jessicane die de plannen uit de doeken doen.

Het is de avond van de 22e Andermaand als ik aan dek sta te praten met Catelyn over Foef Harrie, die ik verdenk van het achterhouden van rantsoenen voor de mannen, als het signaal voor de aanval klinkt. Voor en naast ons duiken Keizerlijk Tri-eems op. Daar gaan we dan. Wat volgt lijkt een geoliede machine die het best omschreven kan worden als complete chaos. Terwijl iedereen zijn wapens krijgt en op zijn toegewezen positie gaat staan, vliegen de vuurpotten over en weer tussen onze en de keizerlijke schepen. Het duurt niet lang voor we zij aan zij liggen met een Tri-eem. Sgt. Marveil geeft het commando om te enteren en ik roep in bravoure “De laatste man aan boord is een zacht ei” en spring op de Tri-eem. Ik blijk alleen aan boord van de Tri-eem te staan. Helaas voor mij komt het werkelijke commando tot enteren een tijdframe later en is er eerst nog een commando tot vuren. Ik laat mij plat voorover vallen om de pijlen regen te ontwijken. De Keizerlijken die mij als makkelijke prooi willen afslachten hebben minder geluk en worden door het salvo weggemaaid. Ik spring weer overeind en hak de eerste matroos in tweeën. De overigen twijfelen even maar komen dan weer op mij af. Geen van hen weet mij te raken. Dan hoor ik achter mij de andere mariniers de oversteek maken. Ik leg een tweede matroos waarop de overigen naar achter vallen en een peloton Emperial Guards met hellebaarden in mijn gezichtsveld laten komen. Ai. EG's Altijd lastige tegenstanders…

De mariniers van de 'Wolfshound' vallen dapper in lijn en ook zie meneer de Draak en Catelyn aan boord komen. Ik weet echter dat we geen kans van slagen hebben tegen hun harnassen. Ik moet een andere tactiek bedenken. Terwijl ik wat pareer en schijnaanvallen uitvoer valt mijn blik op het grootzeil. “Dat is het!” Ik maak een grote sprong over de linie en klamp mijzelf vast aan de mast. Ik zie hoe dappere mariniers door de garde afgeslacht worden en hoe ook mijn vrienden nauwelijks weerstand kunnen binden. Ik klim snel omhoog maar het is een heel eind. “Houd vol vrienden. Houd vol.”

Als ik eindelijk boven ben is het een kwestie van de ra gunstig draaien en de touwen doorhakken met Varenblad. Ik laat mezelf meevallen vasthoudend aan de ra. De zware balk treft de volledige linie en stelt ze daarmee allen buiten gevecht. Hoera! Zelf tuimel ik soepel de laatste meters naar een veilige afstand bij de reling. Als ik weer kijk naar de plek des onheil zie ik dat de ra door het dek geschoten is en klaarblijkelijk ook door de volgende dekken, want er spuit een fontein van zeewater omhoog. De Tri-eem maakt water. Alle goden! Ik overtref mijzelf weer eens. Als snel is het gevecht voorbij. Onze mariniers ruimen de overige vijandige matrozen op, en ik zoek naar Cate. Waar is ze?

Dan hoor ik haar een dek lager. Ze is bezig de slaven aan de riemen te bevrijden. Wat is het toch een goed mens. Ik besluit te helpen. Alle slaven die boven komen help ik met de oversteek naar ons schip. En al snel zijn ze zo over. Ondertussen is Harrie bezig om goederen van de Tri-eem te redden. We geven ze maar zo veel mogelijk mee met de slaven.

Een tijdframe later staan we allemaal veilig op de 'Wolfshound' en zien de Tri-eem ten onder gaan. Een zware slag voor de 7e vloot van het Keizerrijk. Vast ook geen vrienden bij hen gemaakt. Maar ik gloei van trots…

“Gegeven de tijd dienen zich altijd wel oplossingen aan…” Mu-lan

…wordt vervolgd

Het nieuwe-tijds kind: Dag 56 - 11e Andermaand

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Mon, July 02, 2007 12:22

2 Weken zijn verstreken Het is nu Andermaand in het jaar van de manke walrus (1358NT). In die weken ben ik elke dag bij Quest. meneer Spock en von Ratnagelh blijven maar boeken en rollen aandragen met informatie over tijdreizen. Wat is er veel, en wat is het onbegrijpelijk, Tijdelijke vortexen. wormtunnels, tijd-ruimte structuren, De eerste dagen lees ik maar gewoon door. Cate is een groot gedeelte van deze dagen bij me en helpt Spock en von Ratnagelh met het aandragen van nog meer rollen en perkamenten. Ik krijg werken onder mijn neus van Soft-Tusken, Siirlandae, Proghrttegh en Newmans.

Mede door deze laatste, de “complete en definitieve uiteenzetting van tijdframes” begin ik na een week eindelijk gemeenschappelijk structuren in de theorieën te zien. Een kwestie van de geest naar het juiste punt in tijd krijgen en houden. Makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk (wat de komende dagen zal illustreren). Maar ik begin de theorie door te krijgen.

Spock en von Ratnagelh lijken dat ook te zien en stappen meteen over op fase 2. de praktijk. er wordt een proefopstelling gemaakt. twee tafeltjes twee zandlopers, een heleboel krijttekens op de vloeren en vier dikke metalen staven op de hoeken van de proefbaan. Cate neemt plaats op de ene baan met een zandloper en ik (met de andere zandloper) op de andere. De bedoeling is dat we beide naar de andere kant van de baanlopen de zandlopers op tafel plaatsen. en dan zullen zien dat er in mijn zandloper minder doorloop van zand is geweest. Hetgeen dan weer aangeeft dat er minder tijd is verstreken. Mooie theorie maar er gaan vruchteloze dagen voorbij met lezen en proberen, lezen en proberen, lezen en proberen.

Dan opeens lukt het me om in door Soft-Tusken beschreven worm-tunnel te komen. De wanden van de tunnel zien er uit alsof ze water gemaakt zijn. aan het einde zie ik de scherp gefocusseerd de tafel waar de de zandloper op moet komen. Ik loop naar andere kant en plaats de zandloper. Maar helaas lijkt het erop dat ik in dezelfde tijdframes ben gebleven. Weer verstrijken er dagen met het lezen van Newmans (ondertussen mijn favoriet) en oefenen. Meerdere malen zie ik nu andere mensen in de tunnels en altijd zie Archibald de kat voor me lopen. Ik vraag Spock of hij daar een verklaring voor heeft maar hij verteld me alleen dat Archibald niet van zijn vaste plek op de bank af is geweest. Dan op de 9e Andermaand lukt het me. Ik plaats de Zandloper tegelijk mat Cate op de tafel en er is minder zand doorgelopen. Het is niet veel maar het is duidelijk te zien. Het is gelukt! Ik heb de tijd om heen vertraagt. Newmans is een genie.

Blij en vol nieuwe energie vertrek ik naar het huis op Kralina Island en studeer nog tot diep in de nacht door in de manuscripten van Newmans.

De volgende ochtend vertrek ik, na een haastig ontbijt, vroeg naar Quest. Als ik in Ebberdeen ben zie ik een rookpuim boven de wijk opstijgen. Brand. De schrik slaat mij om het hart. ik begin zo snel mogelijk te lopen door de mensen massa, die juist naar de brand gaan of er vanaf. Mijn bange vermoedens worden bewaarheid als in Quimby Town aankom. Het blok van Quest staat in brand. Ik bedenk me geen moment en tuimel over de brandblussers heen de trap op naar de deur van het kantoor. rook slingert onder de deur door naar buiten. Ik twijfel even wat doen en besluit dat ik moet slagen om de tijd langzamer te laten lopen. Eerst sla ik de deur open met mijn 'Psioninc Fist' Een vuurzee heeft zich ontfermt over het kantoor. Ik zie de stapels boeken en papieren in vlammen op gaan. Ik probeer me concentreren om de tijd te vertragen maar slaag daar pas na lange tijd in.

Dan zie ik de tunnel voor me verschijnen, gelukkig. Ik stap er in en zie door de wanden de vlammen sputteren en protesteren. Ik loop naar een hoek waar ik een mensachtige gedaante waarneem. Het blijkt Spock te zijn. Die.. Oh, nee. Vastgenageld is met handen en voeten aan de muur. Zijn nek is gebroken en zijn buik opengereten. Ik ga op zoek naar von Ratnagelh en vind hem in het keukentje. Gespietst aan het plafond met de tafel. Ik concludeer dat dit het werk van Vampieren moet zijn gezien de kracht en brutaliteit die hier voor nodig is. Er is geen redding meer mogelijk voor de heren. Ik loop terug naar de kamer naar de bank om te kijken hoe het Archibald is vergaan maar die ligt niet op de bank. Ik zie hem staan bij “mijn” studie tafel en ga naar hem toe, probeer hem op te pakken maar ik krijg (weer) een haal over mijn hand. Au. Archibald rent naar buiten. In elk geval veilig denk ik. Dan zie ik dat de kostbare werken waar die ik bestudeerde beginnen te roken. Ik doof ze snel met een deken en vouw ze erin. Dan stap ik de deur weer uit en zet het op een lopen. Langs de mensen op de trappen door de stegen.

Ik heb het onaangename gevoel gevolgd te worden en in duik een lege steeg in. Om op adem te komen, even na te denken over wat nu en om even goed om me heen te kijken. Op dat moment zie ik Archibald naast me staan. Vreemd, maar ook geruststellend. Ik denk dat ik, naast mijn vijanden ook een soort nieuwe vriend heb. En hoewel Archibald dat waarschijnlijk niet zo ziet voelt het vertrouwd. De missie tegen de vampieren wordt nu meer beladen. Ze hebben onschuldigen gedood.

Aan de overkant zie ik een kleding winkel. Ik ga naar binnen en schaf een onopvallende cape aan voor 3Gp. Met de cape om stap ik weerr naar buiten loop met omwegen terug naar het huis op Kralina Island.

Als ik aankom is meneer de Draak in gesprek met een man in uniform. Ik begroet ze en wil door lopen naar binnen. Maar de man in uniform houdt me tegen en wil weten wie ik ben, of ik hier woon en of ik mijn papieren kan overhandigen. Ik antwoord naar eer en geweten. Mijn naam, dat ik hier tijdelijk woon en dat ik geen papieren heb. De man stelt dat ik dan illegaal ben dat ik niet mag verven zonder papieren en weet ik allemaal wat. Meneer de Draak bemoeit zich ermee en Harrie ook en voor ik het weet is het helemaal uit zijn verband getrokken en wordt ik van spionage tegen de stad beschuldigd en afgevoerd naar de gevangenis.

Ik wordt ettelijke tijdframes ondervraagd over waar ik vandaan komen en wat ik hier kom doen. Ik blijf naar eer geweten antwoorden na een hele tijd krijg ik te horen dat ik waarschijnlijk vrienden in hoge kringen heb. Als ik mijn actieve dienstplicht vervul mag ik blijven in Kalt. Het raast door mijn hoofd, vrienden in hoge kringen? Wie, de Sioen? de Tzar? Sensei Lobsang?, du Vert? of is er nog iemand anders in mij geintresseerd? Ik vraag er maar niets over. Ik ben allang blij. Blij dat die belachelijke spionage theorie van tafel is en blij dat ik iets voor de stad kan doen.

Ik krijg een spoed cursus onderofficier en wordt benoemd tot korporaal. Krijg een uniform een enkel-dolk een handbijl en de vraag of ik mijn zwaarden in wil leveren. “Nee dat wil ik niet.” antwoord ik. En dat is ook goed. Er wordt me verteld dat ik de 18e Andermaand verscheept zal worden. Da's best snel.

“De Tijd zal alles leren…” Mu-lan

Dag 55: Even diep door het stof kruipen.

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, June 05, 2007 22:55

Vanochtend vroeg wakker geworden en wat meditatie oefeningen gedaan totdat de rest ook wakker werd. Meneer de Draak wil direct naar het huis op Kralina eiland. Ontbijten kunnen we onderweg ook wel. Da's waar. Dus Harrie werd ook opgetrommeld. Die was natuurlijk allang met zijn ontbijt begonnen maar was graag bereid wat worst en brood te delen.

Het huis in Drop Alley was al volledig geschoond door de orde waar meneer de Draak en Harrie gisteren geweest zijn. We krijgen een korte tour en uitleg van een der priesters die ons ook alle brand- en schroei vlekken en gaten in de muren en deuren laat zien die tijdens de uitdrijving ontstaan zijn. Daarna wenst de priester meneer de Draak veel plezier met zijn huis en verlaat ons. Harrie en meneer de Draak gaan het hele huis nu uitkammen op zoek naar geheime kamertjes en lift systemen wat voor nogal een saaie ochtend zou zorgen als Pat niet ineens met een lift omhoog zou komen vanuit de kelder. (Hoe krijgt ze het toch steeds weer voor elkaar?) Ze neemt ons mee met de lift naar beneden. Daar treffen we een soort mini haven. groot genoeg voor een behoorlijke sloep en die kan hier mooi beschermd liggen door de met doek afgedichte ingang. Meneer de Draak en Harrie zijn helemaal in hun nopjes over dit fenomeen. Het waarom er van ontgaat mij. Alle handel zal toch eerst via de douane moeten en volgens mij ligt het in het gilde huis ook wel goed. Maar als zij er blij mee zijn. Ik vind het goed. Ik ben blij als meneer de Draak mij vraag of ik niet nog andere zaken had te doen. “Inderdaad.” Zeg ik. “Ik had nog graag naar QUEST (Quimby's Unwillingly Enlightened Society of Tomes) gewild.” “Nou. Ga dan! Harrie, Pat en ik zijn hier nog wel een tijdje druk met de handel opzetten. Voor jou helemaal niet boeiend.” is zijn commentaar.

Een Tijdframe later, ik heb Catelyn opgehaald die geen woord over mijn nieuwe outfit zegt, staan we samen bij QUEST op de stoep. een stenen trapje in het portaal leidt naar boven. Aarzelend neem ik treden en kom uit in overloop waar een soort van wachtkamer is met pamfletten en posters waar halfslachtige kreten op staan als “Vampieren! Niet aan mijn lijf, als het niet hoeft”, “Quimby! Let een beetje op je Tijd” en “Uitzuigers. Ga weg… Alstublieft.” Cate en ik kijken elkaar een beetje zenuwachtig lachend aan. Wat heeft dit nu weer te betekenen.

Ik klop aan op de houten deur en wacht. een lange tijd later gaat de deur voorzichtig open en kijkt een oud rimpelig gezicht door een kier tussen de deur en de sponning. Dan klapt de deur weer dicht en horen we een ketting ratelen. Dat betekent waarschijnlijk dat het niet makkelijk wordt. Ik haal mijn schouders op en klop nogmaals aan. “Ga weg,” klinkt het vanachter de deur. “Hier woont niemand.” “Nee, wij zijn net verhuisd namelijk.” “Eh, dat lijkt me niet. “Zeg ik, dan had u nu geen antwoord gegeven. Ik ben hier om over de schade aan uw balkondeuren te praten en heb wat vragen.” Na een tergend lang moment horen we de ketting weer en gaat de deur weer langzaam open. “Zie je wel. U bent een Tzar, wat moet u hier.” “Ik heb vragen aan u over dat Tzar zijn.” Zeg ik. ”'Tuurlijk.” En de deur klapt weer dicht. Door de deur heen begin ik uit te leggen wat er 2 dagen geleden is voorgevallen. Dat ik door de deur ben gevallen, dat ik die graag wil vergoeden, en dat ik de boeken over Quimby heb gezien. “Oh. U bent al binnen geweest? Hier? In ons kantoor?” “Ja.” zeg ik “Niet express, niet als inbraak. Het ging per ongeluk. Maar ja ik ben binnen geweest. Ik heb dus niet uw uitnodiging nodig als u dat soms dacht?” Twee diepe zuchten klinken vanachter de deur. Dan gaat uiteindelijk de deur weer open en “Probeert u het nog maar eens, en dat is geen uitnodiging.” Ik kijk de man in deur aan, kijk Catelyn aan, haal mijn schouders op en stap naar binnen.

De kamer bestaat uit een bureau, twee stoelen, twee banken met tafeltjes ernaast, een smerig vloerkleed en meerdere kasten tegen de wand. Elke mogelijke plek is gebruikt om boeken, papieren, pamfletten en schilderijen op te stapelen en alles zit onder een laag stof. Twee oude kalende grijze mannetjes kijken ons gehuld in pantoffels, te wijde broeken en te vaak verstelde overjassen vanachter ronde brilletjes aan. “Gaat u zitten” zegt een van hen. Wij kijken wat om ons heen en verplaatsen twee stapels van de bank op de grond en nemen plaats op de bank. Die we nu overigens delen met een eenogige kater die mij de gehele tijd strak aan zal staren.

“Neem ons niet kwalijk maar uw gelijkenis met de Tzar is werkelijk verbluffend. We dachten dat u er een was.” “Dat ben ik ook. Althans dat wordt nogal eens beweerd.” De klamme schrik slaat de mannetjes om het hart. “Zie je wel, zie je wel.” Is hun respons tegen elkaar. “Maar hoe kan hij dan binnen komen?” “Laat u mij eerst mijn verhaal vertellen.” Stel ik voor. “Dat beantwoordt wellicht uw vragen en wie weet kunt u mijn vragen beantwoorden.”

We krijgen een grote mok thee (met iets teveel melk en kattenhaar) en ik vertel mijn verhaal van de reis naar Quimby en terug en mijn omgang met Agnetha de Sioen. de drie objecten en hoe zij mij nu wil vermoorden. De mannetjes luisteren aandachtig, maken aantekeningen en pakken zo nu en dan een boek waar ze driftig in bladeren. Als ik klaar ben met mijn verhaal kijken ze mij aan en zeggen: “Ja, en wat wilt u nu van ons?” Ook dat leg ik ze uit. “Ik ben op zoek naar een verdediging tegen Agnetha de Sioen en de haren, of een manier om uit haar handen te blijven. Daarnaast zou ik graag willen weten waarom, als ik een Tzar ben. ik geen vampier ben.”

“Het eerste is simpel zegt een van de mannen. U moet gewoon Agnetha de Sioen vermoorden.” “Oh,” zeg ik “dat lijkt me op het moment voor mij geen optie. gezien mijn vaardigheden en die van haar.” “En het tweede, zegt de man onverstoorbaar is ook makkelijk uit te leggen. U bent nog geen vampier. U bent als mens wedergeboren. U moet de initiatie opnieuw doorlopen. Dat heeft u nog niet gedaan. Dus u bent nog geen vampier maar slecht een zwak mens en inderdaad een makkelijke prooi voor Agnetha de Sioen. Zij kan u op dit moment wegvagen alsof u nooit bestaan heeft en de macht naar de Sioen toetrekken. Niet verwonderlijk dat ze dat zou willen nadat u de drie objecten aan Tzar Ivar heeft gegeven overigens.” “Dat is mooi.” zeg ik “Maar dat helpt me niet echt, wat moet ik doen om bij haar weg te blijven?” “Tja zegt de man. “Simpel antwoord moeilijk opgave. Jij moet weer leren de tijd te beïnvloeden zoals de Tzar en de Sioen dat al eeuwen doen. Leer je dat niet dan ben je ten dode opgeschreven. Leer je het wel dan heb je een kans.” Cate en ik kijken elkaar even geschrokken aan. “Heeft u daar dan informatie over in uw boeken?” Vraag ik. “Jazeker, zegt de man u mag ze met alle plezier gebruiken als wij nog wat meer aan u mogen vragen.”

“Ah, de Tijd waar was ze gebleven…” Mu-lan

…wordt vervolgd

Dag 54: Een korte tocht over de wallen.

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, May 22, 2007 13:52

De volgende ochtend brengt Rob mij het pak van de klerenmaker. Ik trek mijn nieuwe kleren en ben er inderdaad zeer blij mee. Ik bedank meneer de Draak nogmaals tijdens het ontbijt. Daar besluit meneer de Draak ook dat hij niet naar de kerk van gisteren terug wil. “We zoeken wel een andere.” Even later stappen we van boord en na eindje lopen zien We opeens een onopvallende kerk waar meneer de Draak en Harrie graag naar binnen willen. Ik loop een eindje mee maar mij bekruipt een gevoel dat ik helemaal niet graag naar binnen wil. Ik besluit dus buiten te wachten tot zij beide weer terug komen en kijk wat naar het vertier en gebeuren op straat.

Ook dit duurt weer erg lang maar uiteindelijk komen ze naar buiten met de mededeling dat het geregeld is. Deze kerk zal voor de uitdrijving zorgen.

“Men moet niet overal naar binnen willen…” Mu-lan

Dag 53: Het cadeau van meneer de Draak.

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, May 22, 2007 13:50

Ik kijk Harrie en meneer de Draak een beetje boos aan “waar waren jullie nu?” Gestamel en flauwe verontschuldigen komen van hen beide mijn kant op. “Hou maar op.” zeg ik. “Meneer de Draak het lijkt mij verstandig om dit huis direct weer te verlaten. Contact op te nemen met een priester orde en hier eerst orde op zaken te stellen. Ik ga in ieder geval weer het huis uit. Nu.” Weer gestamel en verontschuldigingen. “Ik wil het niet horen. Ik wil Pat zoeken, die is er ook vandoor gegaan, en dan samen het huis uit. Als jullie dat niet willen, best. Ik ga wel.” Nu, dan willen ze ook wel mee. Ze zijn helemaal overtuigd als de hakbijl in de keuken weer in haar blok begint te trillen. Ik gooi snel de deur dicht. Op de tast lopen we verder de gang in en openen de deur waarvan ik vermoed dat Pat er door gegaan is. Het is een gang met vele, lege, schappen aan het einde is weer een deur en we komen weer in de kamer met de haarden en het balkon.

Zie daar, Pat is er ook. Pat reageert met een: “Ah, daar zijn jullie.” Maar geen verontschuldiging van haar kant natuurlijk. “Ja, hier zijn wij. Ook fijn dat jij er bent. We gaan het huis weer uit en wel via deze balkondeuren.” meneer de Draak en Harrie verrichten wat speurwerk op de deur om te kijken of er vallen op zitten, maar dat blijkt niet zo te zijn. De deuren worden geopend en we stappen uiteindelijk met zijn allen het balkon op. Naar links is in het ijzeren hekwerk een poort aangebracht. Als Harrie ook deze heeft geopend lopen we met zijn allen de trap af Drop Alley weer in. Wat een huis…

Meneer de Draak wil graag direct naar een kerk toe. Ik zeg: “Dat is goed, maar onderweg wil ik eerst nieuwe kleren kopen.” Dat vind meneer de Draak ook een goed idee. Zo goed zelfs dat hij mij mee wil nemen naar een speciale klerenmaker en voor mij de kleren wil betalen. Dat hoeft van mij niet maar ik ben bereidt even in die winkel te kijken. Met een koets rijden we naar een exclusieve buurt in Kalt. De PC Kopstraat. Nooit geweest hier en het verbaast mij niets. We gaan een winkel in waar ze inderdaad kleren verkopen.

Een stijve slijmjurk begint direct tegen meneer de Draak te brallen; “ah, Monsieur de Draak, welkom. Wat kunnen wij vandaag voor u beteken.” Meneer de Draak legt uit dat ik kleren nodig heb. De man kijkt mij “vies” en zegt: “Maar natuurlijk Monsieur, maar natuurlijk. Er worden verschillende stukken getoond maar telkens al ik ze afkeur, begint hij zijn personeel, een kleine goblin, te slaan en uit te schelden. Ik vind het een verfoeilijke vertoning en vraag de man er mee op te houden. Het kijkt mij weer vies aan en praat verder met meneer de Draak. Juist. Hier hoef ik geen kleren te halen. Bovendien irriteert het mij dat hij mij ook geen prijzen wil noemen. Ik verontschuldig mij bij meneer de Draak en Harrie. Zeg dat ik van dit soort winkels niets hoef te hebben en ga naar buiten.

Even later komt Harrie mij weer ophalen. De man heeft op aandringen van hem en meneer de Draak toch zijn excuses gemaakt tegen de goblin en wil deze ook tegen mij maken. “O.k.” denk ik. “Toch iets bereikt.” en ga weer naar binnen. De man verontschuldigd zich inderdaad met de woorden: “Excuses monsieur, u had dit uiteraard niet mogen zien, het zal niet weer voor u gebeuren.” Typische bewoording maar goed. Ik krijg nog een kledingstuk te zien en dat is werkelijk een zeer goed stukje werk” Soepel, Stevig, Erg mooi gemaakt, en zo te zien zeer Functioneel. Maar goed het zal wel belachelijk duur zijn. Meneer de Draak dringt er echter op aan dat, als ik het goed vind, hij het mij graag cadeau wil doen. En hij bezweert mij dat de prijzen wel meevallen hier. Ik stribbel nog wat tegen maar uiteindelijk laat ik mij verleiden voor de kwaliteit van de zogenaamde “Ush-Mari GoldenGeist”

Meneer de Draak betaald, en het kleding stuk zal tegen de avond, nadat het op maat gemaakt is, op den Groene Draeck afgeleverd worden.

Daarna wil Harrie perse eerst eten, maar meneer de Draak wil nu eerst naar een kerk. We spreken af dat we Harrie weer op zullen halen hier en ik wijs meneer de Draak de weg naar de dichtstbijzijnde kathedraal die ik weet. Ik vertel dat ik beter niet mee naar binnen kan gaan omdat de meeste priesters niet zoveel op hebben met monniken. Valt geen ziel aan te winnen, leg ik uit. meneer de Draak knikt en gaat dus alleen.

Vele uren later komt Harrie er aan lopen. “Waar blijven jullie nu?” Ik haal mijn schouders op en zeg: “meneer de Draak is nog steeds binnen, het duurt erg lang.” Harrie blijft bij mij wachten. Als het uiteindelijk begint te schemeren besluiten we toch maar naar boven te lopen om te kijken waarom het zo lang duurt. Harrie is duidelijk geen inspanning gewend, hij begint te zweten als een Os als we nog maar halverwege de trap zijn. Ik houd mijn tempo wat in en uiteindelijk komen we samen boven. “het zal de vis zijn.” is het zwakke verweer van Harrie.

We spreken de wacht van de kerk aan over de status van meneer de Draak. Als we hebben uitgelegd hoe meneer de Draak er uitziet stuurt de wacht een jongen naar binnen die even later weer naar buiten komt en iets mompelt tegen de wacht. “Uw vrind is bezig met zijn boetedoening en kan daarbij niet gestoord worden.” Harrie en ik kijken elkaar vragend aan 'boetedoening? Meneer de Draak?' lijkt onze gezamenlijke gedachte te zijn. “Hoelang duurt zo iets en waar bestaat het uit?” vragen we. Maar daar kan en wil de man geen uitspraak over doen. Hoe we ook aandringen, er komt geen antwoord. Wel mogen we een briefje achter laten en dat doen we dan ook. Daarna gaan we weer naar beneden en besluiten dat het ook wel tijd is om te eten. Tegenover de kerk is een Klatchian Take-it-Here. Daar besluiten we wat te eten en te drinken. Wie weet komt meneer de Draak nog vanavond naar benenden. Geruime tijd later komt hij inderdaad naar beneden. Harrie ziet hem als eerst en rent naar buiten om hem op te halen. Hij ziet er niet uit. Doorweekt en onwelriekend naar een scherpe zeep lucht. Hij deelt ons mede dat hij in soort van extase was geraakt maar dat hij een afspraak heeft weten te maken met ene Nostrafatu. een expert op het gebied van uitdrijving. Dat is mooi. We drinken nog wat, eten nog wat en gaan terug naar de boot om te slapen.

“Op gezette tijden is het wijs mensen op hun gedrag aan te spreken…” Mu-lan

Dag 53: Kalt, Het huis op Kralina Island

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Thu, May 10, 2007 16:19

's Ochtends word ik vroeg gewekt door een voor mij onbekende monnik. Hij geeft mij een kom rijst en verzoekt mij dringend het klooster te verlaten. Ik stamel dat ik Catelyn nog graag wil spreken, maar daar kan volgens hem geen sprake van zijn. “U bent weer geheel gezond en zuster Catelyn heeft andere verplichtingen dan u gezelschap houden.” Of ik nu echt wil gaan. Nou ja, ook al goed. Dan ga ik vandaag wel alleen op pad. Ik loop met de kom met rijst het tempel complex uit, Never Mind Plaza op. Terwijl ik, al etend, wat versuft om mij heen sta te kijken wordt ik joviaal begroet door meneer de Draak, Wat een toeval. Hij riekt wat naar drank maar maakt, hoewel vrolijk, geen dronken indruk. “He, Mu-lan” zegt hij. “Ik zie dat je al gegeten hebt, loop even mee. Dan kun je mijn nieuwe huis zien dat ik op 'Kralina Island' heb gekocht.” Ik leg meneer de Draak uit dat ik eigenlijk van plan ben om naar QUEST - Quimby's Unwillingly Enlightened Society of Tomes (a.k.a. “de Quimby boekenclub”) - te gaan maar dat wuift hij weg met een gebaar van; 'dat kun je straks toch ook doen'. “Kom op duurt maar even en ik ben er echt trots op.” Nou voorruit dan maar. en inderdaad Quest kan vanmiddag ook nog wel.

Aangekomen op Kralina Island (Drop Alley) blijkt dat het huis nog niet helemaal in bezit is van meneer de Draak. Er staat een makelaar of zo te wachten om de overdracht te laten plaats vinden. Harrie en Pat zijn er ook. De overdracht blijkt een heel werk en voor mij nogal oninteressant. Ik bekijk het huis en de omgeving maar eens. Het huis is meer een soort pakhuis. Groot, drie verdiepingen hoog en aan het water gelegen. Het is inderdaad een prachtig pand, hoewel het pleister- en schilderwerk wel een beurt kunnen hebben. De omgeving bestaat uit lagere gebouwen, zo te zien werkplaatsen van rijkere ambachtslieden als edelsmeden en diamantslijpers. De lucht is hier beduidend beter dan op het grote eiland. Geen slechte omgeving lijkt me.

Als de overdracht klaar is vraagt meneer de Draak wat ik er van vind; Ik zeg hem dat ik het prachtig vind maar dat het naar mijn idee wel een verfje nodig heeft. “Precies waar ik jou voor nodig heb.” zegt hij. “Ik dacht jij hebt geen woonplek. Kun jij mooi hier wonen en in de tussentijd het huis een beetje opknappen. Lijkt je dat wat?” “Nou, ik wil best een handje helpen maar ik heb zelf ook wat zaken te regelen.” Geen probleem volgens meneer de Draak. Of ik een tour van het huis wil hebben. Ja ik ben er nu toch en eerlijk gezegd had ik niet anders verwacht.

Dan komt meneer de Draak, terwijl we met zijn vieren naar binnenlopen, opeens nog (eerlijkheidshalve?) op de proppen met een ander stukje informatie, “Het zou kunnen zijn dat er een soort van geest in het huis zit. Mocht dat zo zijn dan zou ik ook graag van jouw priesterschap gebruik maken.” Ik leg meneer de Draak nogmaals uit dat ik geen priester ben en niets met uitdrijving van geesten kan doen. Ik ben een monnik die doen geest beheersing, hun eigen geest. niet geesten als in entiteiten. Ik bemerk dat het een lichte tegenvaller is voor meneer de Draak maar hij zet zich er snel over heen. “Nu ja.” zegt hij. “Dat lossen we ook wel op.” Binnen is het stoffig en een beetje muf. Als we vanuit de gang de eerste kamer inlopen begint de lucht meer die van bedorven rauw vlees te worden. Het is er schemerig en duidelijk al maanden buiten gebruik. Dan horen we opeens de buitendeur dichtvallen…

Harrie rent er naar toe en probeert de deur weer te openen maar, naar later blijkt, een ketting met hangslot aan de buitenkant van de deur maakt dit onmogelijk voor hem. “Armen zijn te kort” veronschuldigd hij zich. Hij roept de hulp van Pat erbij maar ook zij kan het slot niet openen. Wel kapot maken en dat doet ze dan ook. Gevangen in het huis. Fijn. Dan slaat de binnendeur ook dicht. “Ja, ja.” Denk ik nog. “Het zou kunnen zijn dat er een soort van geest in het huis zit.” Nu, dat punt zijn we geloof ik wel voorbij.

We lopen van het ene vertrek naar het andere waarbij steeds alle sloten geopend moeten worden en waarbij alle deuren vanzelf weer achter ons dicht en op slot vallen. Ik stel voor dat het zaak is om in ieder geval bij elkaar te blijven. In een redelijk grote kamer met hoge glas in lood ramen heeft meneer de Draak even tijd nodig om alles te bekijken. Er zijn meerdere haarden, balkondeuren met een balkon erachter en een deur waar een wenteltrap achterzit. Als meneer de Draak het trappenhuis in durft te kijken vliegen de sporten van de trap langs zijn gezicht en springt hij gillend en bloedend weer achteruit. Alle goden wat is dit voor Huis? Snel deze kamer ook weer uit.

Dan komen we in wat ooit de keuken geweest zal zijn. Witte tegels, een aanrecht met potten en pannen en een werktafel met hakblok. In dat hakblok gekliefd…? Een grote glimmende vleesbijl. Dit gaat vast weer niet leuk worden. Ik pak alvast Varenblad in mijn handen en houd mijn oog gericht op de vleesbijl. Terwijl de anderen in de ruimte aan het kijken zijn, die blijkbaar nog een tweede deur heeft, begint de vleesbijl langzaam te trillen. Ik maan de anderen de kamer weer te verlaten. en loop langzaam achteruit naar de deur waar we door binnen kwamen. meneer de Draak springt echter naar de vleesbijl en pakt deze vast. Dat lukt zonder problemen en, 't is niet waar… Harrie en Pat blijven gezellig staan kijken. Dan komt er, jawel, een spookverschijning door de muur. Het is een halfvergane kok met een hele zware ijzeren yoghurt lepel in zijn doorzichtige handen en hij komt recht op ons aangezweefd.

De andere drie zetten het op een gillen en rennen in paniek naar een willekeurige deur. Harrie en meneer de Draak gelukkig de deur achter mij maar 'schizo' Pat moet natuurlijk weer de andere nemen. Ik houd de geest af tot Harrie en meneer de Draak door de deur zijn, die ze snel achter zich dichtslaan. Waarvoor dank.

Ik besluit langzaam, stap voor stap, achteruit naar de deur waar Pretty door is gegaan te lopen. Zodat we in ieder geval teams van twee kunnen houden. Als ik de deur door ben, ik kom in een smalle gang, hoor ik achter mij een deur dicht slaan. “Pat! Stom Schaap!”

O.k. ik ben dus nu alleen…

Dan valt ook de deur naar de keuken dicht en is het pikdonker. Ik herinner me ook opeens dat ik minder alleen ben dan gedacht als de zware yoghurt lepel hard in mijn nek klapt. Op gevoel en inzicht probeer ik de geest te raken. Dat valt nog niet mee, maar de jarenlange trainingen van Sensei Toronan komen me goed van pas. Ik voel dat ik de oude kok een paar keer goed raak, terwijl ik mijn verdediging hoog houdt.

Na heel wat tijd zie ik een lichtstraal door de verschijning heen vallen. Het verblindt me half terwijl ik net nog een rake klap uitdeel met Varenblad. Dan zakt de kok door de grond en valt de yoghurt lepel kletterend op de grond. In de deuropening naar de keuken staan Harrie en meneer de Draak suf naar me te grijnzen. Ik ben dit heel erg zat!

“In tijden van nood leert mijn zijn ware vrienden kennen…” Mu-lan

Dag 52: Kalt, Quimby Town

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, April 24, 2007 11:54

Samen met Catelyn neem ik afscheid van meneer de Draak, Harrie en Pat. Gelukkig kan ik bij Catelyn haar orde zolang logeren en daar maak ik voorlopig maar dankbaar gebruik van. De volgende ochtend ontbijt ik samen met Catelyn en brengen we even een bezoekje aan de bibliotheek van de orde. De meeste boeken moeten nog een plek krijgen en het zusje van Cate, Sarrit is de 'keeper of books' alhier. Een nobele functie. Volgens mij een vreemde vogel maar dat houd ik maar even voor me. Cate vraagt of we kunnen helpen maar Sarrit heeft liever niet dat we nu aan de boeken zitten.

Ik stel voor om dan maar een bezoek te brengen aal Quimby Town. De wijk in Ebberdeen waar veel immigranten uit Quimby zitten. Het is gelegen in en om Circular Road. Vlak bij de oude huisvesting van mijn klooster. Voormalige klooster bedoel ik natuurlijk. Cate vind het een goed idee en gaat graag met me mee. Het is een beetje een ruwe buurt maar het heeft ook wel wat gezelligs, en ook wel weer wat herkenbaars vanuit Quimby. Hoewel de meeste kraampjes en winkels prularia verkopen met slechts een hint naar Quimby. Pompoenen, vleermuisslingers, doodshoofden. kaarsen, namaaktanden, dat soort dingen.

Cate vraagt wat ik hier eigenlijk wil doen. Ik leg uit dat ik op zoek ben naar betrouwbare informatie over de Sioen familie en hoe ik / wij ons daar tegen kunnen beschermen of verdedigen. Een vrouw, naar later blijkt van lichte zeden, begint tegen mij aan te praten of ik met haar een deal wil sluiten. Ik besluit mij van de domme te houden maar daar neemt ze in eerste instantie geen genoegen mee. Ze blijft aandringen en pas na lange tijd geeft ze het uiteindelijk op met wat vloeken en beschimpingen. Ze verdwijnt in een van de steegjes. Als wij ook weer verder willen lopen staat er op eens een ruig uitziende man voor ons. “Goedemiddag, Mag ik jullie vriendelijk verzoeken een kleine bijdrage te doen voor mij en mannen die in armoede leven en niet in staat zijn om te werken. Of anders gezegd: Je geld of je leven.”

Ah, wat lokaal vertier. Ik begin te terug te praten wij dit uiteraard wel doen en vraag of ze misschien ook onze wapens willen hebben. In de tussen tijd nemen Cate en ik de situatie goed in ons op. negen kleerkasten (3 achter ons 6 voor ons), onverzorgd, geen zichtbare wapens op een enkele staf na. Geen vluchtwegen naast ons, en boven ons ook niet direct, wel een klein balkon maar te smal en met gesloten deuren. Er zit niets anders op dan het gevecht maar aan te gaan. Ik zak door mijn knieën en zeg dat ik het geld uit mijn schoen zal halen. In een oogwenk zit Staat Cate op mijn rug. Ik spring weer overeind en Cate springt op de groep van 6 af. Helaas niet snel en ver genoeg. De hoofdman stapt soepel opzij en Cate heeft geluk dat ze nog overeind kan blijven staan.

Ik roep varenblad in mijn hand en draai soepel om naar de drie schurken achter mij. De eerste valt al kermend op de grond. Een diepe wond van varenblad in zijn arm.

ik word geslagen, gestoken krijg kopstoten en deel zelf ook meerdere klappen en steken uit. Ik word echter van alle kanten aangevallen. Ik voel hoe iemand mij van achteren nadert en met een soepele beweging draai ik varenblad en steek haar rechtstandig naar achteren. Ik voel hoe haar blad het weke vlees opensnijd. Helaas moet ik er ook aan geloven en zie de punt van een floret op een wel heel ongelukkig punt uit mijn buik steken. Hoe het Cate vergaat? Ik kan het op dit moment niet zien. Maar met mij gaat het ras slechter. Ik besluit dat het mooi is geweest. De helft van de 4 zijn volgens mij redelijk buiten gevecht. ik spring via de schouders van een onderuitgezakte dief tegen de muur van de steeg en klim omhoog naar het balkon. beneden mij proberen ze me nog te raken maar ik ben al te ver weg. Ik maak een handstand om op het balkon te komen maar ben toch echt teveel verzwakt en val achterover door de dichte deuren achter het hekwerk.

Ik ben beland in een donkere kamer. Het ruikt hier muf en stoffig maar ik kan niets in de kamer zien dan het weinige licht dat door de nu kapotte deuren komt. buiten hoor ik nog het lawaai en geschreeuw van het gevecht. Cate is nog bezig. En in leven. Langzaam begin ik meer te zien, als mijn ogen wennen aan het duister. Boeken! Kasten vol met boeken. Waar ben ik hier. Het lijkt wel een bibliotheek! Ik beheers mijzelf en besluit er niet aan te zitten. Ik loop naar het hekwerk voor de steeg en kijk naar beneden. Daar staat Catelyn. Grotendeels ongedeerd. Gelukkig. Van de rovers geen spoor meer te zien. Langzaam klim ik weer naar beneden. Ik vertel van mijn vondst en samen gaan we op zoek naar een 'normale' ingang. twee hoeken om zien we een smalle trap tussen twee muren. Een bordje op de muur maakt duidelijk waar het naar toe leidt: QUEST Quimby's Unwillingly Enlightened Society of Tomes. Catelyn stelt voor om niet vandaag naar boven te gaan. ik heb eerst rust nodig. Verzorging en rust. Een goed idee. Ik maak een mentale aantekening van deze plek en langzaam lopen we terug naar Never Mind Plaza.

“Ook in de meest duistere tijden is altijd wel een lichtpunt vinden.” Mu-lan

Dag 51: Kalt, De Reinaert

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, April 17, 2007 15:13

Niemand. Ja natuurlijk andere gasten. Niemand van de Party. Catelyn niet. meneer de Draak niet. Harry niet en natuurlijk Pat ook niet. Ik ga aan een tafeltje bij het open raam zitten. Een beetje verkoeling op deze zomerse dag is wel zo fijn. Ik bestel een karaf met citroenkwast en een beker en zet het op een zuipen. Wat een dag! Drie kannen later en de vierde op tafel is er nog steeds niemand. Wel word ik plots getroffen door een projectiel in mijn hals. Ik voel een brandende substantie haar weg door mijn aderen zoeken. Gif! Hoewel ik aardig wat citroenkwast op heb weet ik nog steeds in een meditatieve trance te geraken en het gif terug te duwen uit de wond. wel zak ik (drank, gif of moedeloosheid) onder de tafel, de aarden beker valt in stukken op de grond.

Dan hoor ik Harrie en meneer de Draak en Pat naast me staan. “Eindelijk” denk ik nog. en Op dat moment valt ook meneer de Draak ter aarde een pijl uit zijn voorhoofd stekend. Pat en Harrie rennen (natuurlijk) meteen weg. Ik ontferm mij over meneer de draak. Hij ziet er heel slecht uit. Misschien een goed idee voor meneer de Draak om ook te leren tegen de negatieve invloeden van gif te vechten. Maar dat is voor later. Ik besluit dat ik hem verder niet kan helpen hier en ren snel naar mijn oude klooster (daar waar die zjing priesters nu zitten). Dat is dichtbij en voor zover ik weet kunnen priesters behoorlijk goed met gif overweg. Assasins ook maar dat bedoel ik natuurlijk niet. Het lukt een priester mee te krijgen en na prijsafspraak tussen de priester en meneer de Draak wordt en een gebed gedaan met veel zjing, zjing en verschijnt er weer kleur op en kracht in meneer de Daak. Hij moppert iets over dat iets drinken met je vrienden altijd duurder is dan verwacht, maar hij is op zich wel dankbaar. Ik bestel een bier voor hem en mijzelf, we proosten en drinken en wachten op de rest. Dan komt eindelijk Catelyn ook binnen en Pat en Harrie ook weer. We bestellen allemaal weer wat drinken en eten (eend met appelcompote en gepofte aardappel) en laten het goed smaken. Iedereen verteld over de afgelopen missie en dag ik zo ik ook. Catelyn leest een brief voor die ze heeft ontvangen van Moshe Jones, waarin zij wordt bedankt voor het uitvoeren van de missie. 'Tuurlijk zei de bedankjes, Ik de prijs op mijn hoofd. Verder leest ze uit de brief dat Ahmed Smith graag zijn tas terug wil en of meneer de Draak die hier in de Reinaert wil laten staan…. Ik zie meneer de Draak en Harrie wit wegtrekken. En dan volgt er een tirade die ik hier niet ga herhalen.

Als de lucht is opgeklaard vraag ik aan meneer de Draak hoe hij dat op de boot klaar speelde met al die Items te voorschijn toveren. Nou dat wil meneer de Draak wel vertellen en hij laat mij de tas van Ahmed Smith zien en hoe je daar zo in kunt stappen en hoe daar de tijd niet verstrijkt. Dat is interessant! Ik begrijp meteen de tirade iets beter. Maar eerlijk is eerlijk het is niet zijn tas hij mag hem natuurlijk niet houden.

Later op de avond besluit ik dat mijn tijdslijn hier een splitsing is. Ik besluit niet het pad van het klooster te volgen maar een meester in Psionics te gaan zoeken die me daar in kan onderrichten. Misschien dat ik nog contact kan krijgen met Vrouwe Dianaha de Sioen maar dat zal zichzelf ook wel uitwijzen.

“We kunnen niet altijd het pad volgen dat we willen, maar we moeten hopen dat we op het juiste zitten” Mu-lan

Dag 51: Kalt, Het Huis op de heuvel

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, April 17, 2007 15:10

Ik val letterlijk door de deur naar binnen. Licht verbaasd - maar ook niet teveel, de koets reed immers ook door mij heen - sta ik weer op. Ik ben in een lange gang terecht gekomen. links, noch rechts zie ik deuren. Ik loop de gang in, op zoek naar een deur. Ik vind een trap. Een trap naar boven. Ik beklim die trap, die steeds breder wordt naarmate ik hoger kom. Als ik boven aan kom word ik opgewacht door een ontvangst comité gekleed in lange zwarte gewaden met lange zwarte puntmutsen, die ook het gezicht verbergen. Ik hoor mijzelf zeggen “Goedenavond, ik ben op zoek naar Vrouwe Dianaha de Sioen.” Ik word bij mijn schouders gegrepen door meerdere van de zwartmutsen en meegesleurd een andere gang in. Ik laat het allemaal gebeuren, verzet me niet. Voor goed of voor kwaad, zo zal het gaan.

Ik kom uit in een soort audiëntie kamer. Achterin zit op een troon nog een zwartmuts. Vrouwe Dianaha de Sioen? Voordat die vraag beantwoord wordt word ik gedwongen op een stenen altaar te gaan liggen. Ik word vastgebonden aan handen en voeten met ruw touw dat door gaten in het altaar zit. Dan staat de persoon op Altaar op en loopt mij af. Een bekende vrouwelijk stem zegt: “Zo Tsar Muurhan, dus jij bent benieuwd naar welke vampieren er geen bloed drinken?” Ben ik dat?… Ja dat heb ik mij wel afgevraagd dat is waar, maar hoe weet zij dat, en wie is het? Dan trekt ze de kap van haar hoofd en zie ik Agnetha de Sioen voor mij staan. Zerthimon zij genadig! Zij hier in Kalt? Die schrik en verwondering is blijkbaar duidelijk op mijn gezicht af te lezen als ze vervolgt. “Ja ventje, Ik ben hier, wie had je dan verwacht in het huis van de Sioen? Maar laat ik je andere vraag beantwoorden: “Wij de Sioen, zijn vampieren die geen bloed drinken.” Langzaam loopt ze op me af. “Wij drinken tijd.” Ze legt haar rechterhand op mijn voorhoofd en haar linker op mijn borst, buigt haar hoofd naar voren tot ze met haar lippen naast mijn oor is en sist. “JOUW TIJD” Dan een verblindende flits en pijn verder dan ik ooit heb gevoeld, Alsof alf mijn gedachten, mijn kennis, mijn ziel uit elkaar gescheurd wordt. Ik schreeuw. Ik schreeuw en voel een nieuwe hand op mijn schouder, een hand die mijn zachtjes door elkaar schudt. Student. Student. Je bent terug..

Ik open mijn ogen en zie dat ik weer in de zand tuinen ben. Op de vortex, de hand is de hand van Sensei Nuuh. “Ik weet niet wat je hebt gezien maar ik ga er van uit dat je vragen zijn beantwoordt.” Zegt hij. Ik kijk hem vragend aan. Hoe bedoeld hij dat? “Je had twee vragen, Waar kan ik lady Dianaha de Sioen vinden? en zijn er vampieren die geen bloed drinken? Die zijn nu beantwoord?” “Eh, ja letterlijk genomen wel. Maar ik heb haar niet gesproken.” “Tja, daar heb ik natuurlijk geen invloed op. Bovendien is het natuurlijk slechts een projectie in tijd. Geen werkelijkheid. Maar je weet nu waar ze woont. Dat heeft je dus iets opgeleverd. Ik moet je ook waarschuwen. Ik heb doorgekregen dat er een groep is die je dood wil hebben. Neem die waarschuwing ter harte.” “Dat zal Agnetha de Sioen zijn.” zeg ik. “Haar heb ik ook in het huis gezien. Gezien onze recente missie kan ik mij er wel iets bij voorstellen dat ze niet zo blij met mij is. Ik zal op zoek moeten naar zwakheden van de Sioen lijn.”

Sensei Nuuh gebiedt mij hem te volgen naar de bescheiden bibliotheek van de Orde van S'hu om daar te kijken in hun boeken over het begin der tijden. Daarnaast zal ik ook moeten gaan kijken de bibliotheek van de orde van Shiji (Catelyn's orde). En Broeder Nuuh verteld mij ook dat er in Ebberdeen zelf ook een aantal straatjes zijn waar veel personen uit Quimby wonen. Ook handig om eens rond te kijken.

De volumes die mij uitgeleend worden in de kleine bibliotheek van de Tempel van S'hu leert mij niet veel. Eigenlijk alleen maar dat hun Analen niet kloppen. Feitelijk gezien zijn de boeken onjuist en chronologisch klopt er helemaal geen jota van. Geschreven door mensen die weten wat er gebeurd is maar niet door wie en laat staan waneer. Gek eigenlijk. Want ik weet dat ook niet. Maar ik blijkbaar wel dat dit niet klopt. Leuk om te lezen is wel de stamboom van de Tsar en de Sioen. Ik zie alle bekende namen de revue passeren. Agnetha's, Dianaha's, Borisen, Ivar's en ook Muurhan's. Mijn naam komt voor het eerst zo'n 3000 jaar geleden voor. 24 jaar later overleden. Hmm, En He Die van Boris ook. en Boris III zie ik voor het laatst zo'n 300 jaar gelden. ook 24 jaar later overleden. Da's gek. dat is 276 jaar gelden dat Boris III is overleden. We hebben hem net een maand gelden in Quimby afgeleverd. He wacht een voetnoot. 'Boris III werd neergeschoten en is van de toren van Kasteel Quimby gevallen. Meerdere ooggetuigen hebben dit bevestigd' Ah, ok ook duidelijk.

Dan merk ik dat het licht buiten begint af te nemen. Bijna avond. Ik sla het boek dicht en breng de stapel bij de bibliothecaris. Ik dank hem voor het gebruik er van en verlaat het tempel complex. Snel naar 'de Reinaert' waar ik mijn party genoten vanavond zal treffen.

Missie 2, Dag 51: de Aankomst in Kalt (2)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, April 03, 2007 15:37

Daarna ga ook ik terug naar mijn orde. Het wordt geen blij weerzien. Mijn orde blijkt verhuist te zijn. De poorten zijn dicht en de svastikas zijn van de muren gehaald. Ik besluit toch maar aan te kloppen. Een priester met een kaal hoofd, een oranje gewaad en cimbalen tussen zijn vingers, doet de poort open en heet mij glimlachend *zjing* *zjing* *zjing* welkom. *zjing*. Ik sta even verbaasd te kijken en vraag hem of hij ook weet waar de tempel van Zerth'Ad'Lun sans githzerai is gebleven. “Jawel” *zjing* is het vrolijke antwoord. “Wilt u mij dat dan vertellen?” “Jawel” *zjing* “Wij zijn graag bereid ons medemens in nood te helpen” *zjing* *zjing* Ik begin er nu al moe van te worden maar vraag toch maar of hij ook bereid is om dat nu te doen. Het geluk is aan mijn zijde want hij blijkt bereidt. Hij vertelt mij dat zeer veel monnik kloosters zijn vertrokken van hun oude plek naar een gezamenlijk complex aan Nevermind Plaza. de orde die hier zat zit daar ook dus ik zou daar maar eens moeten kijken *zjing* *zjing* *zjing*. Ik bedank de man en ga snel naar Nevermind Plaza. Gelukkig ligt dat ook in Ebberdeen dus het is een minimale afstand.

Het is een behoorlijk complex waar de kloosters ingetrokken zijn. De Tempel van S'hu. neemt hiervan wel het grootste gedeelte maar dat is natuurlijk ook een behoorlijk grote orde. Er wordt mij door de wachters verteld dat ik het beste het 'pad van de reizende zon' kan volgen om bij de orde van Zerth'Ad'Lun sans githzerai te komen. Het pad loopt langs de gehele noordmuur en langs een aantal andere tempels waar ik de naam niet van weet. Dan zie ik de heilige svastikas glimmen aan een muur. Mijn orde! er ligt ook een prachtige tuin bij met kleurige mantra's in het zand. Tijd vortexen. Honderden, zo niet duizenden. Maar ik loop door naar mijn broeders.

Als eerste treft ik Sensei Lobsang Wu'li. Hij lijkt niet verbaasd mij te zien. Wel verrast. Hij heet mij welkom en vraagt wat ik kom doen. Ik zeg hem dat ik terug ben van mijn reis naar Quimby en dat ik graag mijn studie wil vervolgen. “Dat zal niet gaan Tsar Muurhan II” zegt hij. “Jij bent Nosferatu, de ondood. Jij kunt hier geen training volgen.” Ik probeer hem uit te leggen dat; ja. Ik waarschijnlijk een bloedlijn heb met de Tsar familie maar dat ik toch echt geen vampier ben. Ik dorst niet naar bloed. Ik heb een kloppend hart. “Ha” is het antwoord van Sensei Lobsang Wu'li. “Ha, maar als ik een houten staak door je hart steek. Sterf je dan niet?” “Jawel, Sensei, maar als ik een houten staak door uw hart steek. Sterft u dan ook niet?” “Ja, maar dat staat er los van. De levende bewandeld de tijdlijn die voor hem is uitgelegd. Wij studenten van Zethimon bestuderen en beinvloeden maken hier en daar een omweg of snijden een stuk af. Maar de ondode maakt zijn eigen tijdlijn. Ik kan je daar niet meer in leren. Jou studie is hier klaar. Je bent natuurlijk welkom voor een slaapplaats en eten, maar studie zal niet meer gaan.”

Een droeve pijn steekt door mijn hart als ware het een houten staak. Voor de vierde maal in mijn leven moet ik mijn huis verlaten. Weer ben ik een ongewenst element. Anders dan anderen. Niet geaccepteerd om wie ik ben en wat ik kan worden. Maar het is goed. Ik heb mij eerder gered. Ik zal een nieuwe plek om te studeren moeten vinden. Maar ongetwijfeld zal dat lukken.

Ik haal diep adem, Dwing mijn geest tot kalmte en kijk dan weer Sensei Lobsang Wu'li. “Mag ik u dan nog om een laatste gunst vragen Sensei?, Weet u waar ik Vrouwe Dianaha de Sioen kan vinden hier in Kalt.” Zijn antwoord is: “Typisch dat je die naam noemt Mu-lan. Zij is degene die ons gewaarschuwd heeft voor het wezen dat je bent. Maar nee ik kan je niet met haar in contact brengen. Zij heeft contact met ons gezocht. Wij niet met haar. Ik kan wel een audientie voor je aanvragen met Sensei Nuuh. Als iemand je kan helpen haar nu te vinden is hij het. “Ik knik en dank” Dan vervolg ik mijn weg naar de dojo om 'IJstand' het zwaard van Sensei Toranan weer op te eisen. (Of is het de vampier generaal Thuronan?)

Natuurlijk is Shaolin Zhen Woo in de Dojo. Hij glimlacht en maakt met zijn arm een lang zwaaigebaar naar IJstand. Ik slaak een diepe zucht. Na drie keer het zelfde tijdframe bewandelt te hebben is het me nog niet gelukt om IJstand van de muur te halen. Wel heeft Shaolin Zhen Woo mij weer voortreffelijk alle pijnpunten van het menselijk lichaam aangewezen. Meerdere malen. Ik ben gebroken en sleep mijzelf naar een cel terwijl Shaolin Zhen Woo mij glimlachend en ongedeerd nakijkt. Ik stort mijzelf in een meditatieve status terwijk ik wacht op mijn audientie met Sensei Nuuh. Een mooi moment om ook eens de Kung van het lichaam te oefenen. Enkele malen lukt het me om te balanceren op mijn vingers. Nog niet lang maar toch. Het zijn kleine momenten van triomf die ik vandaag goed kan gebruiken. Vermoeid, gebroken, bedroefd en blij val ik in slaap.

Als ik halverwege de middag ontwaak ligt er een pakket naast me op de grond. en er zit een briefje bij. Snel ontvouw ik het briefje en begin te lezen…

Natuurlijk denk ik. Dat kan er ook nog wel bij. Ik steek de brief en het pakket bij me en besluit een bezoek aan de tuinen van de tempel te brengen. Het is er rustig en stil. Slechts een oudere broeder staat met een stok lijnen in de mantra's te trekken. Ik knik naar hem als ik langs loop. “Dit is de kortste audientie die ik tot nog toe heb gehad” krast een stem achter mij. Ik draai mij in een keer om en stamel: “Excuses Sensei, ik herkende u niet.” “Geeft niks jongen, jij kent mij ook niet. Er zijn er weinigen die mij kennen. Ga zitten.” Ik kijk om me heen op zoek naar een bank. “Nee, hier op de vortex” en hij wijst me naar de mantra waar hij net de laatste hand aan heeft gelegd. Langzaam en vertwijfeld loop ik naar de vortex en ga zitten.

Dan ben ik opeens alleen. In een ander tijdframe. Het is donker en mistig. Voor me doemt een hoog herenhuis voor me op. Binnen brand licht. Waar ben ik? Dan hoor ik rechts van me hoef gekletter en het ratelen van wielen over keien. Ik kijk naar rechts en zie een koets recht op me af denderen. Ik kan slechts nog mijn arm beschermend voor me slaan. Dwaas en nutteloos natuurlijk maar verder kom ik niet. Maar ik blijf ongedeerd. De koets is dwars door me heen gereden… Hoe? Waarom? Ik sta op en kijk achter me. eerst zie ik alleen de avondlucht. Donkerblauw met de zwarte maan eenzaam in de lucht. Ik blijk op een heuvel te staan en als ik naar beneden kijk zie ik de stad Kalt, De Golden Palace, De haven en Ebberdeen… Kleine gestalten zijn druk heen en weer aan het gaan. De plek waar ik nu ben is een plek waar ik nog nooit ben geweest. een buurt van Kalt slechts weggelegd voor de gegoeden de heersers en de rijken van de stad. Ik draai me nogmaals om. Kijk naar het huis waar ik voor sta en denk “Dianaha de Sioen” Ik loop naar het huis toe en inderdaad op het koperen naam plaatje staat “de Sioen” gegrafeerd. Ik loop door naar de deur. Door de ramen kijken lukt niet omdat ze te hoog te zijn maar de muur ziet er relatief eenvoudig uit om te beklimmen. Tenminste voor iemand die zijn klim vaardigheid een beetje bijhoudt. Maar ook met een beetje moeite is het te doen. Als ik door het raam kijk zie een aantal mensen aan tafels zitten. Geen bekenden. En nu?

Wat zal het ook. Ik moet weten wie ik ben en waarom ik hier en nu ben. Niet perse Hier en Nu. Maar … Antwoorden in elk geval. Ik laat me zachtjes vallen, trek de stoute schoenen aan en trek aan de bel. Voor goed of voor slecht.

“Benut de tijd die gegeven is in ieder geval om jezelf te vinden.” Mu-lan

Missie 2, Dag 51: de Aankomst in Kalt

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, March 20, 2007 23:15

Op de 51e reisdag Komen we aan in de haven van Kalt. Snel spring ik samen met Catelyn van boord. We zwaaien nog even naar kapitein de Draak en Harry die beteuterd tegengehouden worden door een douane beambte. Cate en ik gaan in het Park van Castle Grounds nog wat nakletsen over de missie en hoe verder. Catelyn met een citroen kwast en ik met wat Katzjammerpiss. Na een goed uur praten besluiten we om vanavond in “de Reinaert” af te spreken. Een redelijk neutrale tent waar niemand iets op tegen kan hebben. Het zou leuk zijn als iedereen komt. We spreken af voor zonsondergang. Als Catelyn naar haar orde gaat. Licht ik de rest op de boot nog even in.

“De onbekende tijden hoeven niet altijd voor je te liggen” Mu-lan

Missie 2, Dag 30 t/m 50: de terugreis van Quimby naar Kalt

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, March 20, 2007 23:07

De reis terug verloopt voorspoedig, de bemanning maakt positieve complimenten over hoe goed ik mijn maag inhoud binnen kan houden. Ja inderdaad daar kan ik zelf ook wel om lachen. Het gaat ook goed, Ik denk dat de tijdloze zee en ik wel vrienden kunnen worden. Mijn pols gaat beter en als naar Catelyn kijk ben ik gelukkig. Maar er moet ook gewerkt worden aan boord. En ik doe wat ik kan om mee te helpen. ik merk wel dat vrienden met de zee en werken op een schip toch nog we wat uit elkaar ligt.

Op de momenten dat ik meer in de weg loop dan goed doe zoek ik een rustig plekje voor mijn studies, meditaties of maak een praatje met de bemanning Rosie een partygenoot of Cate. Met Catelyn heb ik het vooral over wat te doen als we terug zijn. Zij wil natuurlijk direct terug naar haar orde en haar zus. Ik wil graag zo spoedig mogelijk contact zoeken met Lady Dianaha de Sioen. Cate probeert me daarin voorzichtig te demotiveren. Hoewel ik haar motieven wel begrijp. - Ze wil me behoeden voor teleurstelling en pijn - lukt het haar niet. Ik ben vastberaden. Ik houd vast aan haar eerdere advies: 'De feiten zoals deze gepresenteerd worden onder ogen zien' frustratie krijg ik ook door er voor weg te lopen. Dan ziet Cate ook ik dat ik hier echt zeer stellig in ben en zegt me te zullen steunen. Dat ze er voor mij zal zijn. Dat doet me goed en voorzichtig geef ik haar een kus op haar voorhoofd.

De tijdslijnen zijn weer gunstig…

“De golven van de zee, De paden van de tijd, De liefde voor een vrouw; Hoe eeuwig alles lijkt” Mu-lan

Missie 2, Dag 30: Altesmarke; een oud maar onbekend land (2)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, March 20, 2007 22:44

Als we boven de gang instappen Herken ik gelukkig de omgeving. De kamer waar met ik Lady Agnetha de Sioen ben geweest weet gemakkelijk terug te vinden en vandaar is de tocht naar de kamer van wachtcommandant Sir Calion de Pluton relatief eenvoudig gevonden. Gelukkig komen we niemand tegen en zo is de route veilig en snel. Zachtjes kloppen we aan bij Sir Calion de Pluton, Als deze open doet lijkt zijn eerste reactie naar Alarm roepen te gaan. Dan lijkt hij Catelyn en mij te herkennen en hij verbijt zich. Hoewel de verrassing duidelijk over zijn gezicht geschreven staat. We willen hem de drie items overhandigen en wegwezen maar Sir Calion de Pluton denkt daar anders over. Hij vraagt ons mee te lopen en gedwee doen we dat. Naar de troonzaal alwaar Tsar Ivar III achter een mooie eiken tafel zit.

De troonzaal is een werkelijk prachtige barokke ruimte met een schat aan kunstvoorwerpen zoals de nieuwe wereld deze niet meer kent. Maar mijn oog valt niet op deze voorwerpen van kunst maar meer op de volledige aanwezigheid van de Tsar familie en de Sioen familie. Vampieren. Overal. Dit kon wel eens gezellig worden denk ik nog. Ik zie de anderen ook even schrikken maar woordeloos besluiten we gezamenlijk door te lopen. Achter Sir Calion de Pluton aan om voor het bureau van Tsar Ivar III tot stilstand te komen. Sir Calion de Pluton schuift de drie attributen over de tafel naar de Monarch die ze een voor uitpakt en net als ik eerder, een voor een de namen van de objecten noemt. …het Bloed van de Eerste … Anth Kamaaerth het zwaard van de Eerste … en bij het uitpakken van de ivoren koker… De Wet van de Eerste. Best eng allemaal als je bedenkt dat ik dacht dat ik zo nog nooit eerder had gezien. Of toch wel? Wat ook behoorlijk opvalt is dat de gehele factie van de Sioen familie (inclusief Lady Catharina en Agnetha) woest de zaal verlaten. Catelyn's blik en de mijn kruisen elkaar even en beiden bedenken we dat het straks buiten wel erg gezellig zal worden.

De Tsar familie lijkt echter wel blij te zijn en als dank voor het brengen van de objecten is Tsar Ivar III bereidt een aantal vragen van mijn kant te beantwoorden. Hij verteld ons van de machtsverhouding van beide families. Dat de drie Artefacten de macht in balans houden. en dat met het verlies van twee leden in de Tsar familie en de objecten de balans was doorgeslagen naar de Sioen factie. Een bloedlijn die de vampieren als rechtmatige heersers van Altenmarke zien. Alle andere rassen zijn inferieur en kunnen slechts als voer worden beschouwt. De Tsar daarentegen zijn veel milder en houden het idee er op na dat als je goed bent voor je vee je vee ook goed zal zijn voor jou. “Juist.” denk ik. “Veel milder….” Als ik vraag welke familieleden dan verloren zijn verteld hij dat Boris als verloren opgeschreven was. “Maar hij is toch nosferatu? Hij staat toch weer op?” Te moeilijk voor de oude lijnen legt Tsar Ivar III uit. Maar nu ze de Artefacten hebben zal ook dat weer goed komen. Als ik nog durf te vragen naar het tweede familie lid. went hij zijn hoofd af. “Zijn naam wordt hier niet meer uitgesproken sinds zijn deportatie.” mompelt de Monarch nog. “Deportatie? verstond ik dat nu goed?” Ik durf ik ook niet verder over door te vragen. Dus ik houd mijn mond maar.

Afijn de monarch is wel genegen ons te bedanken voor deze prestatie en stuurt Andrai als bescherming met ons mee naar den groene draeck. Ik spreek de monarch nog eenmaal aan. Of hij mij een gunst wil bewijzen. Het boek dat ik van lady Agnetha de Sioen heb. Of hij dat bij haar terug wil laten bezorgen nu ik haar waarschijnlijk niet meer zal zien. Hij kijkt me even verward aan. “Ja, natuurlijk. Geeft u maar.” Zo dat is ook weer een last minder. Ik wil natuurlijk niet als dief door het leven gaan.

Het eerste stuk van het kasteel naar de stad leggen we per koets af. Al snel blijkt dat Catelyn niets begrepen heeft in de troonzaal en we leggen haar nogmaals uit hoe het zit met de families en de artefacten. Bij de poort van de stad stopt de koets plotseling en worden we verzocht uit te stappen. Andrai gaat ons voor ze zegt dat de rest te voet zal moeten. We gaan nog steeds richting de kade dus lopen dan maar denk ik. Het kan me niet snel genoeg. Maar ja we kunnen Harry moeilijk alleen laten. We zijn nog geen 2 tijdframes verder als vanuit de plots optrekkende mist lady Agnetha samen met Sir George von Abyssinne en nog drie andere vampieren naar voren stappen. Volledig uitgedost in wapenrusting. Dat ziet er overigens prachtig uit, maar op dit moment boezemt het mij meer angst in. “Goed gedaan Andrai. Verder kunnen wij het wel af.” Ik wacht gespannen af wat er gaat gebeuren, mentaal bereid ik me voor op het ergste en maak me klaar om een aanval op te vangen. “Vuile ratten.” Zegt lady Agnetha. “Hoe durven jullie de Sioen zo te verraden. Hier gaan jullie met je levens voor betalen. En jouw Mu-lan. Van jou had ik dit helmaal al niet verwacht.” “Maar,” stamel ik. “het is niet wat je denkt. Ik heb het boek aan Tsar Ivar gegeven. Hij laat het bij je terug bezorgen. Ik wilde het echt niet zelf houden.” “Het boek?” schreeuwt ze. “Het boek? Waar heb je het over?” opeens staat ze voor me en tilt me met twee nagels borend in mijn hals op. “Ik bedoel objecten natuurlijk sukkel!” sist ze. Dat wist ik natuurlijk ook wel maar het was in elk geval leuk de verwarring op haar gezicht te zien. Iets om te onthouden, voor later…

Meneer de Draak springt op haar af om haar bij me weg te krijgen maar met haar andere hand tilt ze hem ook van de grond. Dat was het dan voor jullie. Tot ziens. Met meer gemak dan mogelijk lijkt werpt ze mij en meneer de Draak van zich af. Als ik overeind krabbel zie ik dat een van de vampieren achter Catelyn staan grijnzen een lange dolk over haar ranke keel. Ik wil overeind komen eb naar voren springen om haar te redden, maar nee ik kan niet Catelyn's leven riskeren. Ik zie haar angstig kijken. Zij had de aanval duidelijk ook niet aan zien komen. Ook de anderen staan vertwijfeld te kijken, Meneer de Draak, Rosie, Harry en zelfs Pat. Wat moeten we nu. Die vraag beantwoord lady Agnetha voor ons. “Andrai neem ze mee en ruim ze op.” “Andrai.” zeg ik “je hebt een belofte aan de Monarch gedaan.” Hij grijnst vuil naar me en zegt. “Monarch. Ik zie hier geen monarch. Ik zie hier alleen vrouwe de Sioen. Lopen jullie.”

We zien nog hoe lady Agnetha en drie andere vampieren weer oplossen in de mist en dan worden we door Andrai en Sir George afgevoerd. Wel naar de kade maar zeker niet naar den Groene Draeck. In een donkere steeg laat Sir George Catelyn los en komt op mij aflopen, Gelukkig, denk ik Catelyn is ongedeerd. Dom van hem maar een pak van hart. Die gedachte is snel weer bij me weg als hij plots voor me staat mijn pols grijpt en deze met onmenselijke kracht naar rechts klapt. ik hoor de pezen scheuren en de botten splinteren. De pijn is ondragelijk maar ik moet reageren. Ik kan alleen proberen hem met mijn linker vuist te raken. Dat lukt en ja ik doe hem pijn maar ik zie dat ik hem alleen vals heb gemaakt. Niet buiten gevecht. Dit kon wel eens het einde zijn. Harry staat radeloos te kijken, Pat is weer nergens te bekennen en meneer de Draak. meneer de Draak gooit weer een van zijn licht granaten. Maar wat is dat…

… De granaat valt niet. De granaat zweeft naar de grond. Dat klopt niet. Als een veertje zweeft de granaat de grond, langzaam, langzaam, langzaam. Tot deze zachtjes op de grond land en dan naar de voeten van Andrai rolt. Deze pakt hem op met een hoofdschuddend gebaar en stopt hem veilig weg in zijn binnenzak. Wat nu. Iedereen staat niet begrijpend naar de actie van Andrai te kijken. Sir George grijnst gooit zijn dolk in de lucht en vangt hem in zijn rechterhand weer op klaar om deze diep in mijn borstkas te laten zinken. Ik kan geen kant op…

Dan zie ik Sir George opeens zijn ogen wijd sperren, Verbaasd dwaalt zijn blik naar benden. Ik volg en zie de punt van een zwaard uit zijn borstkast komen. Ik laat men aar achteren vallen om niet ook doorboort te worden. Dan maakt het blad opeens een scherpe hoek naar links boven en Sir George valt naar rechts. En daar staat. Andrai. Zijn linkerhand uitstekend. “Kom.” zegt hij uitnodigend. “Er heeft genoeg bloed gevloeid.” Dankbaar steek ik mijn hand uit en laat me overeind trekken. Gelukkig is iedereen (op mijn pols na) ongedeerd gebleven en spoedig staan we alsnog bij den Groene Draeck. ik omhels Andrai en bedank hem nogmaals voor het redden van onze levens. Ik ben je de mijne verschuldigd zeg ik en dan nemen we afscheid. Andrai lost op in de mist en wij lopen de plank over het dek op.

Op de boot gaat kapitein de Draak weer helemaal los in zijn vertrouwde rol. Als blijkt dat iedereen van de bemanning en de party aan boord is worden de trossen gelost, de zeilen gehesen en zijn we weg uit Quimby. Rosie verbindt mijn arm. Ze heeft er ook een zalf opgedaan die de breuk sneller zal doen genezen en de pijn wat wegneemt. Even later roept kapitein de Draak mij bij zich in zijn hut.

Hij heeft een waarschuwende brief gehad van ene meneer van Kraken. Dat hij op zijn hoede moet zijn voor vampieren en die met een houten spies het best door het hart kan steken. ik kijk hem niet begrijpend aan. “Moet ik jouw hart doorboren Mu-lan?” is zijn vraag. Pardon. Heb ik enige twijfel bij u opgroepen in de acties van mij de afgelopen weken? Heeft u mij zien dorsten naar bloed? Heb ik het daglicht geschuwd? Heb niet ook ik de knoflook worst gegeten? Draag niet ook ik zilveren wapens? Heb ik soms geen spiegelbeeld? “Dat zal allemaal wel, maar je bent ook een Tsar. en ik moet voor mijn bemanning zorgen.” is het repliek van de kapitein. “Ik weet niet wat voor trucjes jullie allemaal uit kunnen halen.” Kapitein ik zweer u dat ik naar mijn beste weten geen vampier ben en er ook geen wens te worden. Wie en wat ik wel ben is voor mij ook niet altijd duidelijk maar houd niet van warme wijn. Dat levert een scheef hoofd op. “Warme wijn?” Bloed. Leg ik uit. Ik vind het niet lekker. “Oh, Als je maar weet dat ik je in de gaten houd.” Dat is nooit onverstandig kapitein de Draak. En ik verlaat zijn hut weer. Helemaal weer in zijn element, de kapitein. Ik besluit dat het tijd is voor wat rust. Catelyn is al gaan liggen en pak de hangmat naast haar. Ik ben moe. Ik wil slapen.

“Als de tijdslijnen weer samenstromen is het enige overgebleven pad vaak het pad dat naar huis leidt” Mu-lan

Missie 2, Dag 30: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, March 07, 2007 15:03

De volgende ochtend worden er snel wat oefeningen gedaan en wat ontbeten (Hoera, alweer knoflook worst). Dan gaan we verder de eindeloze lange gang door. Heel wat tijdframes later komen we wederom in een natuurlijke grote. versierd met stalactieten en stalagmieten. Ook hier is de wand gevuld met tombes en beelden. De Grot is duidelijk groter dan de voorgaande. De overkant is niet te zien door ons. Wat wel is te zien is een groot mausoleum midden in de grot. Duidelijk gemaakt door mensen. of anders gezegd voor vampieren. Op een morbide manier echt erg mooi, maar ik besluit er snel langs te lopen op zoek naar de andere uitgang.

Helaas denken meneer de Draak, Pat en Harry er ander over en vinden het nodig om grafschennis te gaan plegen. Ik hoor de deur van het mausoleum achter mij langzaam open knarsen. “NEE!” hoor ik mijzelf roepen en ren terug naar het mausoleum. Cate rent achter mij aan naar binnen. Binnen zie ik meneer de Draak op een grote zilverachtige spin zitten. Zijn dolk klaar om een oog van de spin er uit te wrikken. Pat staat bij een tombe en Harry is bezig een grote staande kandelaar handzamer te maken. Ik roep naar ze: “Laat dat. Waar zijn jullie in de naam van de Goden mee bezig. Doe dit nou niet” Wonderwel stopt meneer de Draak en laat zijn mes vallen, ook Pat geeft gehoor aan mijn verzoek. Maar Harry gaat door. “Stop er mee” roep ik nog een keer. Ik zie Catelyn rood aanlopen van woede. voor haar is de maat vol is Ze schreeuwt tegen Harry “Stoppen nou, naar buiten of ik schop je van die kist”, terwijl ze dreigend op hem afloopt. “Nee Cate, Zo niet” Roep ik tegen Catelyn “Schoppen en slaan is niet nodig. Dit moeten we gewoon, als redelijke mensen, pratend op kunnen lossen.” Catelyn blijft staan. Met gebalde vuisten weliswaar, maar toch. Harry heeft blijkbaar de boodschap ook begrepen. Stopt waar hij mee bezig is en gaat ook naar buiten.

Ondertussen is meneer de Draak een trap op gelopen. Die trap? Die trap ken ik. Wacht eens… Deze hele ruimte ken ik. Dit is het Mausoleum waar Tsar Boris III is bijgezet. We moeten dus recht onder het kasteel zitten. Ik licht de anderen in van mijn gevonden inzicht. Kijk die Tombe. Daar ligt Boris III in wijs ik aan. Als meneer de Draak terug komt van boven, verteld hij ons dat we bij de trap niet verder kunnen komen. Afgesloten met een grote ronde zware steen. Ja logisch zeg ik. en hij als je die er al af kreeg dan kom je uit in de balzaal van het kasteel. Nu is het meneer de Draak zijn beurt om eens verast naar mij te kijken. Maar hij haalt snel zijn schouders op en kijkt de anderen aan. Ook zij halen hun schouders op. Ik wijs ze er opdat er een andere weg is. een andere trap naar boven die uit komt in de persoonlijke vertrekken van de families Tsar en de Sioen.

“Families?” klinkt het in koor. Oh, nee. zelfs dat weten ze niet. “Ja” zeg ik “families. Er is de Tsar familie en de Sioen familie. Tsar is geen titel. Monarch dat is de titel. Tsar een familie naam. Net zoals de Sioen. of ze allebei vampier bloedlijnen zijn of de een menselijk en de ander vampier. daar ben ik niet achter maar gezamenlijk besturen ze Quimby. Waarom weten jullie dat eigenlijk niet?”

Rosie weet er nog bij te vertellen dat het allebei twee zeer oude vampieren families zijn. Als meneer vraagt waar zij dan hun nazaten vandaal halen, verteld Rosie, mijn inziens iets te fnuikend, dat deze vampieren meerdere levens hebben, Dat het ons toch ook wel logisch moet zijn dat Tsar Boris III, niet de derde Boris in de familie is maar de III opstanding van de vampier Tsar Boris. Eerlijk gezegd, nee daar had ik zo niet over nagedacht, maar onlogisch klinkt het niet. Ze vertelt ons ook dat Agnetha de Sioen bijvoorbeeld al zo'n 22.000 jaar oud is. Hoewel ze er nog maar als 22 uit ziet. Schijnbaar hoe ouder. Hoe beter ze er in zijn om hun gedaante aan te passen. Om dat te illustreren zegt ze. Die oude elf bijvoorbeeld die kan nooit veel ouder zijn dan 550, 600 jaar. Hmm, verhelderende inzichten.

Afijn, we moeten ook nog naar boven. Il leg uit dat ik niet weet waar de kamer van de huidige monarch is maar dat ik wel de kamer van wachtcommandant Sir Calion de Pluton terug moet kunnen vinden. En als ik mij niet vergis stond die ook op het briefje. Lijkt iedereen een goed idee. Dus gaan maar….

Is tijd echt de illusie die eindeloos rekbaar is in meerdere levens? Mu-lan

Missie 2, Dag 29: Altesmarke; een oud maar onbekend land (2)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, March 06, 2007 17:18

De Put ligt onder een goede stapel sneeuw maar deze is snel verwijderd. Er ligt een zware houten deksel op de put en ook die wordt verwijderd. Meneer de Draak gaat als eerste naar beneden om te kijken of er gevaren en of doorgangen zijn aan de ketting die van een hefboom naar beneden leidt. Daarna Harry en Rosie. Harry met een toorts. Catelyn en ik blijven boven om daar de wacht te houden en straks de voorraden naar beneden te laten zaken en de honden vrij te laten. Na een hele tijd niets horen we opeens een plons en meneer de Draak om hulp schreeuwen. Ik twijfel geen moment en gooi het touw naar beneden, maar voel er een geen gewicht aan komen. Dan dooft ook het licht van Harry's toorts en is het donker in de put. Gaat dit goed? Ik hoor meneer de Draak en Harry schreeuwen tegen elkaar en ga er voorlopig maar van uit dat het goed is. even later komt Harry weer boven om een nieuwe toorts te halen. Meneer de Draak roept dat hij een doorgang in de zijwand gevonden heeft. Harry daalt weer af en Cate geeft Pretty en mij iedere een van de drie items. Dan gaat Pat ook naar beneden en daarna late Cate en ik de voorraden zakken aan het touw. De Honden worden vrijgelaten en ook wij dalen af. Ik overleg met Catelyn of het slim zou zijn de put achter ons weer te sluiten maar als Cate afgedaald is bedenk ik dat, aangezien ik er de halve meter sneeuw er toch niet meer op krijg, dit maar verspilde moeite is en laat het deksel er naast liggen.

We komen in een horizontale gang uit waar we net door kunnen kruipen. De voorraden worden vooruit geschoven. Meneer de Draak blijkt een rooster gevonden te hebben wat als een soort deur fungeert. Gelukkig is deze niet afgesloten en er blijkt een grote grot achter te liggen. Rijkelijk gevuld met stalactieten en stalagmieten. Meneer de Draak knoopt een touw aan het rooster om te dan aan het touw af te dalen naar de vloer van de grot, zo'n twee en halve meter lager. Maar als hij test hoe stevig een en ander is valt het rooster met veel kabaal op de vloer van de grot. Tot zover het verassingelement. Als we allemaal beneden zijn lopen we naar de andere kant van de grot waar een uitgang is. Rondom de wanden van de grot staan veel, heel veel, standbeelden van menselijke figuren. Hoewel als ik er goed naar kijk lijken het meer vampieren. Van verschillende rassen en in verschillende staten. Sommige zijn door de loop van de tijd half veranderd in stalagmieten. Geen idee wat tafereel verder te betekenen heeft. ik hoop bij Zerthimon dat het inderdaad standbeelden zijn en dat ze niet tot leven zullen komen. Dit zijn er teveel. Boven de ingang en langs de wanden van de ingang zien we teksten en hiërogliefen staan in een voor ons bekende taal. Hoewel als ik er goed naar kijk komt het me opeens bekend voor. Ik heb zulke letters en tekens eerder gezien. Als een flits gaat het door me heen. “Dat is Hoog Gotisch. De oeroude taal van Altesmarke” Zeg ik. En ik verbaas niet alleen mijzelf ermee. Wat er staat… Ik weet het niet zeker maar het voor mijn geest zweeft “Laat alle hoop varen zij die binnen gaan.” Ik zeg maar niets tegen de anderen.

Als we de gang inlopen, meneer de Draak is al voorruit gegaan, Zie ik een kleurvolle fresco over de gehele wand. Voornamelijk in de kleuren rood en zwart. Ook hier in eerste instantie geen herkenning, maar als ik beter kijk raak ik geboeid. De kleuren lijken te bewegen en de vormen van mensen aan te nemen. Wederom vampieren. Dan grijpt een koud beklemmend gevoel zich om mijn hart. Het zijn vampieren verwikkelt in een grote veldslag met weerwolven en andere, lagere, lycantropen. Ik begin beter te kijken. Naar de gezichten van de individuen. Ik herken in ieder geval Andrai, de vampier die mij in Quimby als meester aansprak, en Wilhelm von Bluteringen, die ik eerder in de “De Bat Cave” ben tegengekomen. Ik sta als vastgenageld te kijken naar het zich voor mij afspelend tafereel als ik ook Tsar Boris III herken, en daarnaast… Mijzelf?

Harry sleurt mij weg uit mijn trance. “Meekomen er is iets in de volgende ruimte wat jullie moeten zien.” We komen ik een kleinere ruimte waar veel tombes, een kast en een bureau, met appel en kaars, staan. Achter het bureau zit een hele oude elf, haar dunne lange witte haren hangen langs haar doorschijnende gelaat, maar ik zie direct dat dit geen geest is maar een vampier van ongekende kracht. De elf is aan het schrijven op een stuk perkament. Ik zie ook dat meneer de Draak aan de grond genageld staat, een paralyse? Ik waag een kleine kuch. De elf legt langzaam haar pen neer, strooit wat zand over het perkament, blaast. rolt het perkament op en legt het langzaam in een la van haar bureau. Langzaam schuift ze haar stoel achteruit staat op, en zegt wat nu weer. Dan draait ze zich om loopt naar een tombe en tilt met een hand een vuist-dikke deksteen op. Ze pakt een groot zwaard uit de kist en werpt de schede van het zwaard achteloos langs zich weg.

“Oops, dit kon wel een fout gaan” bedenk ik me. De elf begint een tirade over hoe ze maar niet met rust gelaten wordt. Dat ze hier al 500 jaar zit en dat ze elke dag gestoord wordt. En dat wij nu wel een hele goede reden moeten hebben om haar te storen, of anders…

Ik weet natuurlijk dat ik niets over onze missie mag zeggen tegen vreemden dus ik roep Catelyn erbij. ondertussen leg ik de vampier uit dat ik niets mag zeggen over onze missie, en denk “maar u kunt vast mijn gedachten wel lezen.” Dan komt Cate binnen. Ze hoort mijn verhaal aan en begint, mijn inziens nogal brutaal en voor deze duvel niet bang, uit te leggen dat de elf-vampier niet moeten zeuren en dat wij op een missie zijn om drie items naar het kasteel te brengen en dat onze deze weg als veilige route is aangewezen. Als ik probeer de gemoederen te temperen legt de vampier mij het zwijgen op met een handgebaar. Ik zie nog wel dat ze opeens verbaasd aankijkt, als met een blik van “wat doe jij hier bij deze mensen” maar went dan snel haar hoofd weer naar Catelyn. Ze vraagt aan Cate waarom zij als zij naar de monarch wil zij drie moordenaars meeneemt. Twijfel in mijn hoofd, drie moordenaars, waar heeft ze het over, ons? De items? Maar nee het blijkt te gaan over de drie zilveren wapens die we bij ons hebben. Hmm, goede detectie spreuk. Catelyn houdt zich echter van de domme en pakt een voor een de items uit eerst die van zichzelf, een glazen fles met een donkerrode vloeistof “Het bloed van de eerste” denk ik. Dan die van mij, een ijzeren T, “Het zwaard van de Eerste” denk ik” en dan die van Pat, een ivoren koker. “De Wet van de Eerste” Wat gebeurt er toch met me?

De vampier kijkt naar ons, Kijkt naar mij en zegt: “ie aan. Nu begrijp ik ook waarom u moordenaars bij u heeft en ik snap de urgentie van de zaak, vervolg uw weg, succes!” niet begrijpend waar de elf op doelt vervolgen wij snel, en met weer meer respect voor mijn dappere Catelyn, onze weg.

Als we de ruimte uit zijn spreekt ik Catelyn aan. “Ben jij wel goed wijs om tegen een vampier zo’n grote mond op te zetten”. “Een vampier?” vraagt ze verbaasd, Oh ik dacht dat het gewoon een oude elf was, Maar dat is dan ook de enige schrik reactie die ze geeft. Wat een Heldin…

De gang waar we nu in lopen is lang, lang, lang en gelukkig gebeurt er niets tot weinig. Als we een uur of twee hebben gelopen stelt Catelyn voor om toch nog wat nachtrust te pakken. Hoewel het meer ochtend rust is vind ik het toch een goed idee…

De Paden van tijd wekken niet alleen verbazing op, ook verwarring is een essentieel deel Mu-lan

Missie 2, Dag 29: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, February 20, 2007 13:53

De dag verloopt zonder problemen en tegen het einde van de dag komen we weer aan bij de toren. Een goede mijl verder is de verlaten hoeve. Rosie en Catelyn zien wat bewegen bij deze hoeve en Catelyn besluit een kijkje te nemen. Een paar frames later is ze terug met de mededeling dat er drie Imperial Guards staan en die meneer Morden Kraken die ooit dat briefje op de mast van ‘den Groenen Draeck’ heeft gespijkerd. Wat nu te doen? En terwijl we daar over aan het prakkiseren zijn en de zon wegzakt onder Aurum bekruipt mij een groot gevoel van angst die mijn hele hart omklemt. Ik kan mijn benen niet stil houden en met de techniek van ‘het vluchtende konijn’ sprint ik het bos in. Weg van deze plek. Als de angst na een tijdje weggezakt is loop ik terug naar de plek waar ik de anderen lafhartig heb verlaten. Daar zie ik Catelyn nog staan gapen naar de zwarte stip in lucht waarvan zij zegt dat het een draak is. Als iedereen terug is en we een beetje bekomen zijn van de schrik kijken we terug naar de hoeve. Daar is iedereen weg. Het pad is vrij voor ons. En met de invallende duisternis besluiten Catelyn en ik dat we maar beter vast de put in kunnen gaan. Welke gevaren daar ook zijn. Die komen we toch tegen. Geen noodzaak om eert hierbuiten nog problemen te zoeken vannacht. Omdat we Rosie niet alleen kunnen laten hier, besluiten we haar ook mee te vragen. Hoewel ze eerst tegenstribbelt besluit ze toch me te gaan.

“Ook de paden van de tijd maken omwegen, Het doel zal echter door eenieder behaald worden.” Mu-lan

Missie 2, Dag 28: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, February 20, 2007 13:52

De volgende ochtend zijn we in elk geval nog zo fit om schone kleren te kopen bij de waard voor Harry en mij, die vannacht het ergst hebben geleden. Daarna snel op onze sledes te kruipen en weg te wezen hier. Op naar Niff. (Of is het Niv, of Nifv, of…) Hoe dan ook. Onderweg vraagt Catelyn, met omslachtige maar begrijpelijke omwegen, aan Rosie naar de ligging van de verlaten Hoeve. Rosie weet wel waar die ligt. Vlak naast de Toren waar we gisteren vertrokken zijn. Een diepe zucht ontglipt mijn lippen. Nu is het natuurlik te laat om te keren. Eerst naar Niff dus. Daar aangekomen is het een groot feest. Iets van Carnaval of zo. We besluiten mee te doen en even onze zorgen te vergeten. Dat is ook wel eens fijn…

“De makkelijke tijden verglijden veelal sneller dan de moeilijke” Mu-lan

Missie 2, Dag 27: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, February 20, 2007 13:51

Als ik wakker wordt is het ochtend. Catelyn heeft me gestabiliseerd. Ik Hoor dat Zij en Harry de rest van de ratten hebben gedood, Meneer de Draak is schijnbaar weer bevangen door een ziekte en waar Pat uithangt is voor iedereen weer een raadsel. Harry was er nog slechter aan toe dan mij. Maar ook hij is stabiel, Rosie heeft voor hem gezorgd. De rest van de nacht is zonder problemen verlopen. “Gelukkig. We zijn veilig.” Denk ik en zak weer even terug op het geïmproviseerde kussen dat Cate voor gemaakt heeft. Even later komt Harry bij me met een glazen buisje met vloeistof. “Hier drink op. Da’s goed voor je.” Ik neem het aan en drink het in een teug leeg. Ik voel hoe al mijn verwondingen, kneuzingen en pijnen wegtrekken. Ik voel me snel weer vitaal en gezond. Ik kijk Harry, die zelf ook zo’n buisje heeft leeggedronken, even vragend aan, maar hij haalt slecht zijn schouder op en draait zich om en stort zich vol overgave op de lijken van de weerratten. Terug naar de orde van de dag blijkbaar. Catelyn en ik zorgen ervoor dat de honden naar beneden komen en weer voor de sledes worden gespannen. De spullen worden er op geladen en als de rest ook benden komt. Harry met een extra zak omhoog houdend en “700gp en een flesje” roepend, stappen we op om onze weg te vervolgen.

Nou ja, vervolgen, Terug naar Oken eigenlijk, Voor een minder hartelijk onthaal dan onze eerste aankomst aldaar. Steelse blikken en afwerende gebaren vallen ons ten deel en pas na lang en nadrukkelijk aandringen krijgen we een kamer van de waard. Harry probeert nog bezwaar te maken tegen deze onheuse bejegening maar ik maan hem tot kalmte. Ik wil hier nu geen herrie hebben. Allee een kamer en wat eten. Morgenvroeg zo snel mogelijk weer weg. Meer hebben we niet nodig. We krijgen dus een kamer. Met zijn allen een. Meer heeft hij echt niet tot zijn beschikking. Ook het bestellen van eten en drinken blijkt een hele onderneming. Uiteindelijk lukt het dan toch en ik besluit dat het beter is om met zijn allen de avond en nacht op de kamer door te brengen. De waard en de aanwezige gasten hebben daar geen bezwaar tegen. Midden in de nacht worden we allemaal wakker met buikkramp en braakneigingen. O nee toch. Vergiftigd, Wat een achterlijke bevolking leeft hier toch ook. Liever een slecht leven met de duivel, dan dood in de hemel. Nah, een begrijpelijk gedachte, maar fout is het wel. Maar lang tijd om daarover na te denken heb ik niet. Golf na golf van braken en diaree verlaat mijn lichaam. En dat van mijn mede kamer genoten die van het eten hebben gehad. Gelukkig worden we er niet doodziek van, of erger…

“Niet iedereen wil geholpen worden in de tijd die hen rest” Mu-lan

Missie 2, Dag 26: Altesmarke; een oud maar onbekend land (3)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Tue, February 20, 2007 13:50

Ik zit er een tijdje in stilte over na te denken, laat alles even mijn gedachten passeren, De afgelopen dagen al onze ontmoetingen en de situatie in Altesmarke, De vampieren, de Ghasts, de Ghouls, de Zombies, Weerwolfen en wat al niet meer. Dit land is niet normaal, De mensen die er wonen zijn niet normaal. Wie zou zo’n samenleving willen accepteren? We gaan het bijna zelf normaal vinden. Stellen onszelf er geen vragen over. Maar het is natuurlijk niet normaal. Ik zou willen dat ik meer informatie over dit land had gehad. Hoe het zover met Altesmarke heeft kunnen komen dat mensen en ondoden met elkaar in een schijn harmonie met elkaar zijn gaan leven. Is het net zo makkelijk gegaan als onze groep deze samenleving accepteert? Gewoon accepteren dat het niet anders is en doorgaan met het ‘leven’ van alle dag? Wat een zwart besluit voor leven moet dat zijn. Wat een zwart besluit nemen wij daar in. Het moet afgelopen zijn. Ik weet wel dat wij als kleine groep daar nu natuurlijk niets in kunnen veranderen, dat we de wetten hier, hoe verdraaid ook, voor nu zoveel mogelijk moeten respecteren. Maar we moeten hier ook zo snel mogelijk weer weg. Terug naar Kalt. Daar kan ik deze zaken voorleggen aan Sensei Lobsang Wu'li en, als ik haar vind, Lady Dianaha de Sioen. Wie weet worden er dan vragen beantwoord en kunnen wij, of anderen, hier actie op ondernemen. Voor nu neem ik het besluit dat het voor onze groep tijd is om zonder dralen onze missie te voltooien en hier te vetrekken. Spijkers met koppen…

Ik leg een en ander voor aan Catelyn en zij is het in zoverre met me eens dat het voor nu tijd is voor actie. Afgelopen met het gedraal en besluiteloosheid. Gezamenlijk besluiten we dat we onszelf, samen met de honden, bij de anderen gaan begeven, Verdeeldheid van de groep levert alleen maar minder kans op overleven op.

Als we met zijn allen boven in de toren zitten rond een kampvuur is het wachten wat op komen gaat. Meneer de Draak en Pat liggen te slapen en zullen de tweede wacht gaan houden, Catelyn Harry, Rosie en Ik zijn wakker. Het is tegen middernacht als we de eerste geluiden horen. Een soort van gekras van nagels over hout. Boven ons en beneden ons. Meneer de Draak en Pat worden snel wakker gemaakt en gezamenlijk wachten we af wat er gaat komen. Want dat er iets gaat komen is wel weer duidelijk. Talloze frames lijken voorbij te glijden zonder dat er iets gebeurt, behalve het gekras en gestamp. Totdat er opeens rode kraaloogjes boven aan de trap verschijnen. Een paar, twee paar, vier paar. Wat zijn het? Harry besluit de dapperste te zijn en gewapend met een toorts stap hij voorzichtig naar voren. Dan zien we allemaal, in het schijnsel van de fakkel wat ze zijn. Ratten. Hele grote Ratten. Harry zwaait wild met zijn fakkel en weet ze weer naar beneden te jagen. Snel rent Catelyn naar voren en haalt de ladder omhoog. Ja dat hadden we beter ook eerder kunnen doen denk ik nog.

Even is het weer stil, Dan horen we “Human? Human?, een Ratachtige stem roept naar ons. We reageren er niet op besluiten het zo lang mogelijk te negeren. Dan klinkt boven ons een gekraak van jewelste. Snel kijken we naar boven en zien dat daar het blad van een bijl door de zoldering komt. Catelyn waagt nog een snelle blik naar beneden en wordt bijna doorboort door een kruisboog pijl. Gelukkig is ze snel genoeg. Dan komen er ook pijlen door de nieuwe gaten in de zoldering. Geen tijd meer om af te wachten. We moeten actie ondernemen.

Ik sprint, Varenblad in mijn hand, de trap op om het gevaar van boven te bevechten. Maar bemerk dat het luik afgesloten is met drie zware veren. “Wacht” hoor ik Harry nog roepen. Catelyn pakt haar slinger om de boogschutters boven wat tegenvuur te geven terwijl ze kundig de pijlen die op haar afgevuurd worden wegslaat. Wat een prachtmeid is het toch.

Harry komt ook de trap opgerent en overhandigt mij een handbijl. “Hier, daar kun je veren mee weg slaan.” Ik kijk even snel van de bijl naar de veren en snap meteen de bedoeling. In minder dan een tijdframe sla ik de veren weg en komt het luik met een donderend geraas naar beneden. Oeps…

Snel, behendig en op tijd weten Harry en ik ongedeerd weg te komen van de trap. Catelyn ziet haar kans en sprint met een verbluffende vaart de trap op. En ik met een soepel sprong ben ik ook boven en zit ik boven op een Weerrat? Wat nu weer? Wat een Goden verlaten oord is Altesmarke? Geen tijd nu. Varenblad glijdt door het creatuur en zijn ingewanden rollen naar buiten, Kermend en piepend deinst het struikelend achteruit. Het wil vluchten, maar ik ben het zat, Deze verachting van de natuurlijke tijd die door de Goden gegeven werk ik niet meer mee. Deze Rat zal niet ontsnappen. Ik keer Varenblad om in mijn hand en steek het recht naar benden om zijn hart te boorboren maar mis jammerlijk het vuige beest. Deze ziet echter wel in dat ontkomen geen optie meer is en met een laatste wanhoopspoging haalt het uit naar mij met zijn blad. En weet een voltreffer op mijn toch al veerzwakte lichaam uit te voeren. De oude wond van de Gerrit rijt weer open. Nu is het mijn beurt om achteruit te struikelen. Het wordt weer zwart voor mijn ogen. De wereld draait weer, Ik porbeer de lycantroop nogmaals te raken met Varenblad, maar glijd uit over zijn ingewanden en val hard met hoofd op de grond. Het licht gaat uit…

“Zij de tijd onnatuurlijk bedriegen, gunnen de natuurlijke tijd zelden aan de levenden” Mu-lan

Missie 2, Dag 26: Altesmarke; een oud maar onbekend land (2)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 13:37

Wat er de volgende momenten is gebeurt, ik weet het niet. Maar als ik wakker wordt kijk in het gezicht van Rosie, Ze heeft haar hand op mijn borstkast liggen, en hoewel nog steeds zwak, voel ik me een stuk beter. Het blijkt dat we op weg terug waren naar Oken maar ook dat we ergens een verkeerde weg heb genomen. Gelukkig weet Rosie hier in de buurt een verlaten toren te staan waar we volgens haar een zo veilig mogelijk plek voor de nacht kunnen vinden.

Als we daar eindelijk arriveren, verteld Rosie ons dat het zo kan zijn dat er een val op de ingang zit. Het zit namelijk zo. De toren is door ondoden opgezet als een val voor mensen. om zo een voorraadje achter de hand te hebben. Maar ze is hier vaker geweest en het moet mogelijk zijn om het valhek van binnen uit vast te zetten. Anderen warmee zij ooit hier geweest is hebben dit ook al eens gedaan. Er wordt eindeloos discussie gevoerd en ergens halverwege die discussie besluit kapitein de Draak om omhoog te klimmen om via een raam naar binnen te gaan en vanuit er te zien wat hij kan doen. De rest besluit dat het wellicht handig is om een boom als een stut te gebruiken onder het nu nog openstaande valhek.

Catelyn, besluit dat het beter is om de zware eikenhouten deur als stut te gebruiken en licht deze uit zijn hangijzers. Als Harry en ik terug komen met de boom, helpen we Cate de deur op zijn lange zijde onder het hek te plaatsen. Dan bedenk ik mij dat het dan dus gevaarlijk is om de boom ook te gebruiken. Die haal ik dus maar weer weg. Maar op dat moment raast het valhek naar beneden en klapt vol op de deur, die het gelukkig houdt.

Harry en Rosie gaan de toren naar binnen en Cate en ik houden bij het valhek de wacht, Cate begint een heel betoog tegen mij hoe heel waarschijnlijk fout het was om een veroordeelde verkrachter te bevrijden, en dat je niet zomaar een werkend rechtsysteem overhoop mag gooien, Hoewel ze misschien gelijk heeft, vindt ik dat ik juist hebt gehandeld door Harry te bevrijden uit handen van Gerrit.

Oh, ook nog iets moois over Gerrit. Rosie vertelde mij dat we Gerrit de weerwolf dan misschien wel verslagen hebben, maar zeker niet gedood, alles wat dood is en in de grond wordt gestopt herrijst blijkbaar in Altesmarken. Ik ben bang dat we dan geen vrienden hebben gemaakt.

Afijn, enige tijd later komt Rosie vragen of Cate en ik ook binnen komen zitten, Dat schijnt beter verdedigbaar te zijn. Als ik vraag waar de honden dan moeten laten is het antwoord: “buiten”. Nou dat weiger ik dus. Die hebben we morgen hard nodig. Gelukkig is Cate het me eens. Beiden houden wij buiten de wacht terwijl Harry, Pat, kapitein de Draak en Rosie binnen gaan zitten met de voorraden en 4 honden. Fraai maar weer.

“In oeverloze discussies kruipt de tijd verder, Men wordt er moedeloos van.” Mu-lan …wordt vervolgd

Missie 2, Dag 25/26: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 13:36

De volgende ochtend worden we vroeg en wonderwel goed uitgerust wakker. ik voel me volkomen aangesterkt ondanks de gebeurtenissen van vannacht. We ontbijten in de gelagkamer, pakken onze spullen op de sledes en vertrekken naar Oken. De volgende halte op onze reis. De reis naar Oken zelf blijft gelukkig rustig en we komen zonder veel gedoe op onze bestemming aan. Helaas vind ik niet de tijd om kapitein de Draak te spreken.

Oken is niet veel meer dan een versterkte hoeve met een paar kleine bijgebouwen. De bevolking blikt voornamelijk uit pels jagers te bestaan. Ook in Oken kunnen we zonder problemen onze honden en sledes stallen en een goede warme maaltijd krijgen. We kunnen ook twee kamers krijgen. Catelyn en Pat krijgen nummer XII Kapitein de Draak, Harry en ik nummer XIII. Nadat we daar onze spullen neer hebben gezet besluit kapitein de Draak en Catelyn om naar bed te gaan. weer geen tijd om met kapitein de Draak te praten dus. De rest van ons gaat nog wat te drinken in de gelagkamer, alwaar een skald (Rosie Butthair) aan het joiken is onder begeleiding van een luit. Het klinkt zeer origineel en kan mij op een of andere manier wel bekoren.

Ondertussen horen we van de waard dat we in Oken niet bang hoeven te zijn voor on-doden. Gerrit en zijn Oh-lijken bende (verstond ik dat nu goed) hebben dat zeer goed in de hand hier. Dat stelt me voorlopig weer gerust. Ik kan immers wel een keer een ongebroken nachtrust gebruiken.

Als de skald klaar is met haar spel en plaats neemt aan de bar, loop ik op haar af en geef haar 2 cp voor haar spel waarvoor zij mij dankt. Ik spreek een tijdje met haar over haar professie en de herkomst van haar gezang. Ze vertelt dat ze gedurende de zomermaanden een rondreizende skald is, dat haar gezang de verhalen van de regio en de helden vertellen in een oeroude traditie. In de wintermaanden is het haast ondoenlijk om buiten de afstanden te lopen van het ene naar het andere dorp dus verblijft ze nu hier in Oken tot de lente weerkeert. Ze vertelt me ook dat haar professie in deze contreien niet al te best betaald. Ik neem de hint aan en geef haar nog 1 gp voor haar verhaal. Intussen is Harry bij ons komen staan en is naar mijn smaak nogal opdringerig naar de Skald toe. hoe dan ook ons culturele gesprek verstomd er door en Rosie trekt zich terug in haar drankje. Ik besluit dat het niet meer mijn gesprek is en ga naar bed, Kapitein de Draak en Catelyn zijn mij al voor gegaan en morgen is het immers weer vroeg dag.

Als ik naar boven loop en de gang naar mijn kamer volg zie ik op het atrium een oude man slechts gekleed in zijn broek aan een boom geketend zitten. Dat moet wel een zware crimineel zijn om zo behandeld te worden denk ik nog. ik open mijn kamerdeur en ga naar bed om een welverdiende nachtrust te gaan genieten.

Uiteraard wordt me dat niet gegund, want enige tijd later staat Harry op onze kamer te roepen dat er een man aan een boom zit geketend en of wij weten waarom dat is. Ik probeer Harry zo kalm mogelijk uit te leggen dat de man in kwestie zeer waarschijnlijk een zware crimineel is en dat dit de wijze zal zijn waarop men hier in Oken met zware criminelen om zal gaan. Verder vraag ik hem om mij nu met rust te laten omdat ik echt mijn nachtrust een keer nodig heb. Ik krijg er een sneer over lady Agnetha over terug en dat hij het wel aan de waard gaat vragen, Het zal Harry, goed idee Harry, en draai me weer om. De volgende ochtend wordt ik heerlijk en uitgerust wakker. Ik kijk om heen en zie dat kapitein de Draak nog slaapt en dat Harry er al uit is. Waarschijnlijk al aan het ontbijt. Ik maak kapitein de Draak wakker, was me, kleed me aan en loop naar beneden. onderweg klop ik aan bij de dames om ze wakker te maken en ik bemerk ook nog dat de boom op het atrium nu leeg is.

Als we beneden aan het ontbijt zitten merk ik op dat Harry niet hier in de zaal zit, ik vraag de anderen of zij iets weten. Nu dat weet Pat wel uit de doeken te doen.

Harry is gisteravond weer naar beneden gegaan om met de waard te spreken. Pat is hem stiekem gevolgd en heeft gezien hoe Harry in een lege gelagkamer kwam. Dat hij door is gelopen naar de kamer van Rosie de skald en haar schijnbaar heeft lastig gevallen. Volgens Pat liep de situatie zo uit de hand dat toen Rosie Harry de kamer uitwerkte de gelagkamer vol liep met mensen waaronder de waard, een aantal gasten en, naar blijkt, Gerrit en zijn bende. Nadat Harry werd beschuldigd van verkrachting, aanranding en overige ongewenste intimiteiten, werd hij eerst afgetuigt en daarna ontkleed aan de boom geketend naast de oude man.

Met open gezakte mond kijk ik naar Pat en vraag haar waarom ze dan, in naam van alle goden, niemand van ons heeft gewaarschuwd? “Nu.” is haar verweer, “Dat heb ik wel, maar jullie werden niet wakker en ik was ook wel aan slaap toe.” Pat is echt een heel erg geschift en heel ziek meisje. “Hoe kun je dat nu doen?” Ook daar heeft ze een antwoord op. “Ach, de boom was vanochtend leeg en jij zei dat Harry al in de ontbijtzaal zat, dus ik dacht dat is allemaal goed gekomen.” Nee, nee, nee. Ik zei dat zijn bed leeg was en dat hij waarschijnlijk al in de ontbijtzaal zal zitten. Alle goden.” Vlug roep ik de waard erbij om naar versie te vragen en waar we onze metgezel dan nu kunnen vinden.

Het verhaal van de waard maakt het allemaal niet veel beter. Harry is inderdaad schuldig bevonden aan verkrachting en na een “milde” afstraffing buiten aan de boom geketend. Op mijn vraag waar we hem dan u kunnen vinden is het antwoord dat dat waarschijnlijk bij de mijnen van Gerrit zal zijn. vanochtend vroeg zijn alle gevangen, zoals altijd, door Gerrit en zijn olijke bende afgevoerd als slaven naar de mijnen. Of we hem kunnen vrij kopen? Dat weet de waard niet misschien wel, als we snel zijn, Gerrit staat er niet bekend om voorzichtig met zijn waar om te gaan. Geen moment te verliezen dus. Ik ren naar boven om mijn spullen te pakken. Als ik weer naar buiten kom hoor ik een zachte “psst, psst” Het blijkt uit een openstaande deur aan de overkant te komen. Ik loop er naar binnen en tref daar Rosie de skald aan.

Zij verteld mij dat het allemaal berust op een tragisch misverstand. Dat Harry inderdaad in haar kamer was vannacht maar dat er geen sprake was van ongewenste intimiteiten. Dat zij prima in staat was om Harry de kamer uit te werken maar dat een of ander eng wijf met wit haar de boel bij elkaar schreeuwde. Dat daarop de bende van Gerrit de zaak overnam. Er was helaas voor haar geen mogelijkheid meer om de zaken ongedan te maken. Er schiet een woord door mijn hoofd: PATTY!

Ze verteld me ook over de praktijken van Gerrit. Als we geluk hebben zouden we Harry nog kunnen bevrijden maar als we te laat zijn is hij al veranderd in een ondode. Want dat is de werkwijze van Gerrit. Dood de gevangen en laat het land ze weer herrijzen als zombies. Dit klinkt niet goed. Helemaal niet goed. Als ik vertel dat we Harry inderdaad weer vrij willen hebben, vraagt ze me of ze mee mag reizen. Als ik vraag waarom zegt ze dat de oude man die aan de boom zat een vriend van haar die onschuldig is maar is veroordeeld als ondode zijnde. Ik zeg dat het goed als de kapitein het ook goed vind. en niet veel later zitten we allemaal op de sledes om Harry te gaan bevrijden. Er zijn tussen Pat en mij nog de nodige woorden gewissled, maar wat kan ik zeggen. Pretty is een ziek meisje en niet altijd voor rede vatbaar. Zou ze nog steeds op wraak uit zijn aangaande het voorval op de boot tussen haar en Harry?

Onder weg verteld Rosie mij een heleboel over verschillende vormen van vampieren. Dat er bijvoorbeeld ook vampieren bestaan die wel degelijk tegen daglicht kunnen, en dat we dus erg veel geluk hebben gehad met onze ontmoeting in Smolk. een zeer leerzaam gesprek dat ik mij zeer ter harte neem.

tegen de middag zien we opeens lijken langs de kant van de weg liggen, half ondergesneeuwd en aangevreten. De tijd dringt en niet veel later zien we een afschuwelijk tafereel wat mij doet doorslaan: vier ondoden trekken levende slaven uit de rij en hakken ze met messen, zonder omzien, dood waarna ze op een slee met een stapel lijken gegooid worden. Dit is te verschrikkelijk om aan te zien. Achter de slee staat, waarschijnlijk, Gerrit zelf met Harry in zijn handen. Klaar om als volgend slachtoffer te dienen? Ik schreeuw wat ze in de naam van goden aan het doen zijn en stuif, varenblad in mijn handen, op de gedrochten af. De eerste van de vier valt in twee delen uit elkaar als varenblad er door glijdt. Pat springt, god mag weten waarom, boven op de stapel met lijken en glibbert er over heen om zichzelf staande te houden. Ik zie hoe Gerrit Harry letterlijk van zich af smijt, die een vijftal meters verderop in de sneeuw belandt. Rosie is ook naar voren gestormd maar heeft ongelukkiger wijze zichzelf laten aanraken door een van ghouls en compleet verstijfd van het gif dat nu door haar aderen stroomt. De tweede ghoul die op mij afkomt weet mij helaas ook te raken maar gelukkig weet ik me te verzetten tegen het gif. Blijkbaar staan Cate en kapitein de Draak ook als versteend want ik zie ze niet om me heen.

Dan zie ik Gerrit op een monsterlijke manier transformeren in een weerwolf van niet geringe omvang, Oh mijn lieve Zerthimon, lycantropen. Ik gil naar de anderen: “Magische wapens of zilver!” De ghoul voor mij probeert weg te komen, maar varenblad weet met een korte stoot een eind aan zijn bestaan te maken. Nu ik en de lycantroop. Ik sta klaar om hem op te vangen als er vanuit het niets een pijl door de weerwolf schiet. Even deinst hij achteruit maar zit dan met een verblindende snelheid boven op me. De afstand is te klein om nog effectief met varenblad uit te halen. Ik voel hoe zijn klauwen diep in mijn borst duiken. Vlees, spieren en botten scheuren en splinteren als hij zijn kracht gebruikt om mijn borstkas open te leggen. Mijn buik en benen worden warm van mijn eigen bloed en de wereld begint donker te worden. Dan zie ik Catelyn voorbij stuiven en op de weerwolf duiken, en aan de andere kant zie ik Pat naast me grinniken met har “pipe-bow”. Ik weet nog overeind te krabbelen en zie door mijn eigen bloed heen Harry achter de weerwolf staan. Het monster is al ernstig verwond door mijn metgezellen en begint te janken. In een laatste krachtsinspanning haal ik, op hoop van zegen, met varenblad uit. Het laatste wat ik zie is het hoofd van Gerrit rollend door roodgekleurde sneeuw. Dan wordt alles zwart.

“In alle tijden en gedaanten is slechtheid te vinden, maar hetzelfde kan gezegd voor het goede, wees dankabaar voor het goede, bevecht het slechte.” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 2, Dag 24: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 13:33

Na een vlug ontbijt, en wederom het verhaal dat lady Agnetha zich helaas verontschuldigd en elders reeds afspraken heeft, laat ik mijn dank en welgemeende groeten voor haar achter. Ik vertrek snel naar 'den groene draeck' Eenmaal aan boord tref ik mijn party genoten, Kapitein de Draak, Harry, Pat en natuurlijk Catelyn. Ik vertel van mijn vondsten gisteravond en dat we voor onze tocht waarop we ondoden kunnen verwachten Heilige Symbolen, Heilig water, wapens van koud ijzer en zilver, nodig hebben. En, dat is heel vreemd, bij elk voorwerp wat ik noem staat kapitein de Draak met het genoemde voorwerp in zijn handen. Hoe doet hij dat? Iets voor later…

Ik informeer kapitein de Draak ook nog over pip. de jongen van gisteravond en over zijn verzoek om op 'den groene draeck' mee te mogen varen. Kapitein de Draak vindt het goed en ik informeer Rob, de boots, hierover. Dan voel ik opeens het boek dat ik gisteravond bij me heb gestoken. “Vampires. Now What!, A travelers guide.” Helemaal vergeten om terug te leggen. Niet best. Dat moet ik dus nog doen. Ik kan toch moeilijk als ordinaire dief bekend staan. Ik haal het uit mijn kleding en begin er in te lezen. Ik ontdek hierin nog dat vampieren ook niet kunnen tegen daglicht en stromend water. Dat schijnt ze direct te vernietigen. Daarnaast lees ik nog dat een houten staak door het hart een doeltreffend middel is om ze voor eeuwig te verlammen. Zolang de staak in het hart blijft.

Als ik dit laatste feit aan kapitein de Draak presenteer, overhandigt hij mij direct een houten staak. Of ik hem nu al vast wil hebben? Hoe doet hij dat toch?

Iedereen regelt zijn laatste zaken aan boord en als iedereen klaar is vertrekken we naar de poort. Daar regelt kapitein de Draak met de dienstdoende poortwachter een Koets naar het kasteel. de laatste stop voor de wildernis. Bij het kasteel valt mijn oog op een verkoold lijk in een schandpaal. hmm, zeker een zware crimineel. Waarna de koets door een tweetal poorten moet en door een valhek. Dan zijn we aanbeland op een soort binnenplaats. hier zijn veel handelaren in rijdieren en sledes. terwijl kapitein de Draak, Harry en Pat zich met zaken bezighouden, wachten Catelyn en ik het verloop in de taveerne af. we drinken wat citroenkwasten en praten nog wat. Na een lange tijd komt kapitein de Draak ons halen met de mededeling dat we kunnen vertrekken. Hij heeft twee sledes met elk negen honden gekocht en voor eenieder een set koude bestendige kleding. De tocht kan beginnen.

Samen met Catelyn en de voorraden bestijg ik een slede en kapitein de Draak, Harry en Pat de andere. De tocht verloopt voorspoedig en als de zon begint te zakken komen we bij onze eerste rustplaats aan. De gemeenschap “Smolk”. In Smolk is een herberg waar we onze honden kunnen laten verzorgen en waar een warme maaltijd en kamer tegen een redelijke prijs te verkrijgen zijn. Het eten smaakt ons goed. Evenals het uit Kalt geimporteerde bier. We praten wat met de waard over de lokale zaken, en zodoende leren we in ieder geval dat de winter in Smolk een rustige tijd is. zowel overdag als des nachts. Harry en ik besluiten dat het verstandig is om er vroeg in te kruipen daar het morgen weer een lange dag wordt. We wensen de anderen een goede nacht vertrekken naar de gemeenschappelijke slaapruimte. De slaapruimte bevindt zich op de begane grond. Er staan een twaalftal bedden, een kist aan elk voeteneind en bij elk bed staat een stoel. Er is een deur naar de gelagkamer en ook nog een deur naar buiten. Andere gasten zijn er niet. Ik kleed mij om, ga liggen, wens Harry een fijne nachtrust toe en val in slaap.

Enige tijd later wordt ik wakker van geklop op de buitendeur. Nog versuft van de slaap zeg ik: “Binnen.” De deur zwaait open en een charmante man in keurig pak loopt naar binnen. Hij komt op mij af. Hij vraagt mij of ik zin heb om met hem een slede tocht te maken in deze prachtige nacht. Het klinkt mij op dat moment als een aannemelijk aanbod in de oren en ik ga er dan ook graag op in. Ik vraag hem nog of ik wellicht nog tijd heb om mijn winterjas te pakken, maar hij garandeert mij dat het weer lekker zacht is en dat ik echt geen kou zal vatten. Blij neem ik plaats op zijn slee. Hij vraagt mij te wachten terwijl hij zal vragen of Harry ook mee zal gaan. Harry is blijkbaar ook wakker geworden. Ik zie hoe Harry staat te tieren tegen deze aardige charmante man, Wat is het toch een Hork. Ik loop er maar naar toe om hem te bedaren en excuses tegen man te maken. Maar als ik aankom is de situatie al zover geescaleerd dat er niet veel aan te redden valt. Harry valt de weerloze man genadeloos aan. Dit zet naar mijn idee ook de hele geschiedenis met Harry en Pat in een ander daglicht. De man smeekt mij om hem te helpen. Hij geeft mij zijn zwaard en natuurlijk help ik hem graag. Ik storm op de onbetrouwbare halfling af met het doel om nu dan maar voor eens en altijd met hem af te rekenen. Helaas is het een voor mij onhandig zwaard en ik mis mijn doel. Harry tuimelt achterover en verwenst mij naar de Hel. “Ik dacht het niet pedant mannetje. Als hier iemand naar de Hel gaat ben jij het.” Op dat moment zwaait ook de binnendeur open en ik zie uit een ooghoek kapitein de Draak en Catelyn naar binnenkomen. “Ha, dit zal Harry zuur komen te staan.” Ik loop alvast weer op hem af, weer duikt hij achterwaarts weg, maar de schurk struikelt over een kist en valt tegen een bed. Ik twijfel niet en sla het zwaar met kracht neerwaarts. Helaas, weer net mis en erger. Het zit vast in een bedpost. Terwijl ik verwoede pogingen doe om het los te krijgen en zie ik Catelyn al op Harry afstuiven. Maar in plaats van Harry slaat ze mij? Het valse kreng! Het wordt even zwart voor mij ogen en als ik ze weer open doe…

Wat is dit voor een situatie? Een vreemde man in onze kamer. Een gevecht? Harry ligt op de grond… Wacht. Ik. Ik heb Harry aangevallen. Onder invloed van deze vreemde man, Catelyn heeft me gered. Met een sprong ben ik overeind en bij de man. Met varenblad in mijn handen ik scheid ik het hoofd van zijn onheilige romp…

Althans als ik een stap dichter bij had gestaan. Nu krenk ik hem geen haar. Vals lacht het naar mij. Slaat zijn klauwen uit klaar om mij te grijpen. Opeens zie ik uit mijn ooghoek kapitein de Draak weer in de kamer staan, waar was hij net? Hij heeft een glazen bol in zijn hand. “Vlucht.” Roept hij en werpt de bol naar de man. Ik duik achter een bed terwijl ik het glas hoor splinteren. Dan wordt de kamer gehuld in verblindend daglicht en een oorverdovende knal volgt snel. Samen met het bed wordt ik verder de kamer ingeduwd. Als ik weer durf te gaan staan en de paarse vlekken voor mijn ogen langzaam wegtrekken zie ik kapitein de Draak hard staan lachen, Catelyn en Harry staan hun pijnlijke ledematen te wrijven en kijken, waarschijnlijk net zoals ik, verschrikt naar de kapitein. Van de onbekende man is geen enkel spoor meer aanwezig.

Nadat ik iedereen oprecht mijn excuses voor mijn gedrag heb gemaakt. en alles weer vergeven is, begeven we ons allen naar de galagkamer waar als het goed is Pat op ons wacht. En waar ik kapitein de Draak eens zal vragen naar de herkomst van zijn verschrikkelijke wapen…

ad: Pat heeft haar verklaring klaar dat zij eigenlijk niets wist van onze ontmoeting met de vampier, en dat zij een briljant nieuw wapen uitgevonden zou hebben. Het zal. Kapitein de draak en direct naar bed vertrokken, en na dit hele gedoe ben ik naast geschrokken toch ook wel erg moe. Een en ander zal tot morgen moeten wachten. “Hoewel de tijd een tijdloos pad is, zullen de meesten van ons het niet eeuwig kunnen bewandelen.” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 2, Dag 23: Altesmarke; een oud maar onbekend land (3)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 13:32

Ik besluit te kijken of ik in deze bibliotheek mijn kennis kan verhogen aangaande onze aanstaande missie. Op een van de boeken zie ik “Libris Mortis Vol. I” het is een groot, dik en zwaar boek. Ik plaats het op een lessenaar en begin te bladeren door de pagina's, op zoek naar de zwakheden van de ondoden. Ondanks dat ik er vluchtig door ga leer ik veel. Op een gegeven moment valt tussen de bladzijden nog een dun boekje weg op de grond. Ik pak het op en lees op de kaft; “Vampires. Now What!, A travelers guide.” Hmm, ook interessant. Maar eerst dit dikke volume. Gedachteloos steek ik het bij me. Al verder bladerend door de “Libris Mortis” gaat opeens de deur open. Het is de butler die vraagt of ik hem wil volgen. Maar natuurlijk.

Ik word naar een kamer geleid waar lady Agnetha de Sioen op mij zit te wachten. Ik word enthousiast door haar begroet. en ik begroet haar evenzo. We praten over de afgelopen dag en over niets in het bijzonder. een korte tijdsspanne later komt de butler weer binnen om ons te roepen voor het diner. Een heerlijk diner. Ik weet wel zeker dat ik dit de komende weken zal gaan missen. Wild, gevogelte, vis, fruit, exotische groenten. Het kan niet op lijkt het. Alles geserveerd met verrukkelijke wijnen. Onder het eten vraag ik de barones naar het schilderij in de bibliotheek. “Is het mijn oude Sensei, ook wel Thurunan, of is het iemand die er veel op lijkt.” Ze antwoord dat het inderdaad generaal Thurunan is in een klassieke pose. Ik ben verbijsterd. van hier gaat het gesprek naar mijn jeugd in Icing Peaks en Sno' Boughls. We speculeren over hoe ik daar gekomen zou kunnen zijn, maar ook de barones kan geen feiten hier over leveren. Wel vertelt ze dat het wat haar betreft zeker is dat ik een lid van de Tsar familie ben. Dat de Tsar en de Sioen families bij toerbeurt regeren over de stad. Op dit moment dus de Tsar. Ze vertelt ook dat ook zij de troon ambieerde maar dat haar kansen behoorlijk verkleint zijn nu Tsar Boris III overleden is. Ik vraag haar ook nog naar de status van de ondoden in de stad Quimby. Daar volgt een interresant relaas over.

“In Quimby gelooft men in het eren van de voorvaderen. Zij hebben de stad gebouwd en groot gemaakt. Als zodanig hebben ze respect verdiend. Zij hebben dan ook een speciale status en speciale rechten in de stad. Omdat dit natuurlijk ook zo zijn problemen oplevert heeft men hier een soort status quo over bereikt. De dag is voor de levenden. De nacht is voor de ondoden.” Een zeer leerzame en, bij gebrek aan een beter woord, verfrissende kijk op de maatschappij. Als ik vraag over hoe het dan met het dieet van de ondoden is gesteld belanden we in een verhelderend gesprek over de criminaliteit in Quimby. Of eigenlijk het gebrek er aan. Er is een strikte avondklok in Quimby, vanwege de verdeling tussen ondood en levend. het overtreden hiervan is een zware overtreding van de wet. diefstal, laster, oneerlijke handel, en eigenlijk elke illegale activiteit. Worden ook gezien als zware overtredingen van de wet. De wet kent in Quimby eigenlijk maar een passende maatregel hiervoor. Of eigenlijk twee. De levenden worden na de avondklok de stad ingestuurd, de ondoden worden na de ochtendklok de stad ingestuurd. Beiden hebben ze een kleine overlevingskans door naar een veilige plek te vluchten. Als ze deze op tijd bereiken hebben ze hun boete gedaan. Als ze deze echter niet bereiken… Het moge duidelijk zijn.

Uiteraard gelden er voor de nobelen andere regels en samen met Lady Agnetha ga ik na het eten de stad in, genieten van het uitgaansleven. We belanden weer in de “Bat Cave”. Alwaar Posse (de barman) mij vertelt dat de verkoop van bier toch niet echt aanslaat. zo nu en dan koopt een van de ambassade mensen wel eens een fles. maar hij is blij niet groots te hebben ingeslagen. Wat er uit blijkt dat ik, ondanks mijn matige drink gedrag, zijn voorraad weet te halveren deze nacht. Ik slaap deze nacht weer in het huis van de barones en wordt wakker bij de eerste zonnestralen die door de kieren van de luiken kruipen.

Missie 2, Dag 23: Altesmarke; een oud maar onbekend land (2)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 13:31

Nu moet ik eerst meer over mijzelf te weten komen. Was ik Tsar Muurhan II, Hoe ben ik in Icing Peaks terecht gekomen en vandaar in Sno Boughls bij Sensei Toronan. Ik spring op, leg mijn hand op Catelyn's schouder en zeg dat ik moet gaan. Er is nog een boel te regelen voor morgenvroeg. Het zal niet lang meer duren voor de zon ondergaat en bovendien heb ik nog een afspraak met Lady de Sioen vanavond die ik graag wil nakomen.

Op de boot wordt ondertussen een vracht met touw aan boord gehesen. Het zijn een flink aantal haspels met dik touw. Harry en kapitein de Draak ,genezen door enge chirurgijn Igor, hebben het in de stad gekocht. En zijn nu naar een uitbaterei genaamd “the Golden Dagger”. Ik besluit daar maar eerst naar toe te gaan. Als ik daar nar toe loop tref ik ze buiten nog aan. Ik begroet ze hartelijk en loop met hen mee naar binnen. We worden bediend door de waard die Harry voorstelt als Alexis. Kapitein de Draak en Harry, proberen een deal met Alexis te maken over zilveren wapens, die hier in de stad Quimby verboden zijn. Het is een voor mij onbegrijpelijk spel, die handel. Ik besluit wat te praten met een naburig tafeltje. Daar zit een behoorlijk onguur type met typische lucht om zich heen en nogal smoezelige kledij, Hij heet Rikkie. Ik raak met hem aan de praat over zijn beroep . Hij vertelt mij dat hij monnikenslachter is. Na mijn initiële schrik, en wat doorvragen, kom ik erachter dat hij een boot heeft waarmee hij op monniken jacht. Een groot soort zeehonden. Het meeste wordt verwerkt tot blubber. Net zoiets als walvis olie vertelt hij. Maar de huiden worden weer gebruikt voor goede warme en waterdichte kleren. Zijn laarzen en jas zijn er ook van gemaakt. Hij vertelt mij ook dat de huiden van de jonge Monniken zeer veel geld waard zijn en een goede handel opleveren. Op dat moment neemt kapitein de draak het gesprek over van mij. Licht verbolgen over dit feit trek ik mij terug in mijn “citroen kwast” met rietje. Als ik weer uit mijn meditatie kom zegt kapitein de Draak tegen mij dat ik met Pip, zoon van Rikkie. Mee kan lopen om een vracht huiden van jonge monniken op kan halen. Deze dienen aan boor van den groene draeck te komen. Samen met Pip breng ik dus de vellen naar de haven, Pip vraagt mij onderweg of hij alstublieft met ons mee mag varen, hij wil er voor betalen of werken. Als hij hier maar vandaan komt. Ik zeg hem dat ik dat niet kan beslissen. Maar dat ik het met de Kapitein en Rob, de boots, zal overleggen. Hij moet overmorgen maar terug komen en naar Rob vragen. Rob zal hem dan vertellen of het kan of niet. Aan boord staat Peter op de uitkijk. Ik roep naar hem dat hij de vellen in het ruim moet laden. Handel van de kapitein zeg ik. Ik moet nu weg ik heb nog een afspraak en de avondklok gaat bijna in.

Ik ren naar het huis van lady Agnetha de Sioen. Ik klop aan en de butler doet open. Hij vraagt mij even te wachten. Terwijl ik sta te wachten wordt ik plotseling aan gesproken door een man die zich met een zwaar accent voorstelt als de heer Mayer. Ook hij heeft een afspraak met de barones. Even praten we wat over koetjes en kalfjes en natuurlijk komt ook mijn gelijkenis met Tsar Boris weer ter sprake. Dan gaat de deur weer open. Ik wordt door de butler naar de bibliotheek geleid en verzocht om daar te wachten. De barones zal zich spoedig bij mij voegen. Waar de heer Mayer blijft. Ik weet het niet.

Het is een goed gevulde bibliotheek. Tegen elke wand staan kasten vol met boeken van de grond tot aan het plafond. Ik kijk vluchtig of ik een boek over de Tsar familie zie. Maar dat lijkt toch wat zoeken naar een speld in een hooiberg. Tussen de kasten hangen schilderijen met leden van de familie Tsar en de Sioen, en ook… Sensei Toronan? De gelijkenis is zeer treffend. Maar zoals hij geschilderd is… Een Rood Harnas met scherpe randen en punten. Leunend op een groot zwaard (niet zijn IJstand). Met lange golvende haren en een lange snor die tot over zijn kin reikt. Dan de achtergrond. Welk een gedrochten vliegen daar rond. Als ik mij een hel voor moet stellen zou het er zo uitzien. Vlammen die grond slaan. Een Duister kasteel op de achtergrond. Gekwelde zielen. Brandend, gegeseld en gespietst. Dit kan niet mijn Sensei zijn. Het zal vast een voorvader van hem zijn. Toch?

Maar dat is voor later.

“Bedenk wat de gevolgen zijn van het veranderen van de tijdslijn.” Mu-lan

Missie 2, Dag 23: Altesmarke; een oud maar onbekend land (1)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 13:31

Als ik wakker wordt is het licht. Het bed is verder leeg, lady Agnetha is dus al weg. Buiten door de ramen hoor ik geroezemoes. Ik sta op en zie dat ik niet in de kamer van mevrouw op het kasteel ben. Wat is er gebeurd? Ik fris mezelf op, om mijn hoofd weer wat helderder te krijgen, kleed me aan en gooi de ramen open. Buiten is het een drukte van jewelste. Blijkbaar zit ik in een huis in de stad. Het is in elk geval wel de kamer waar ik het vorige tijdframe, of was het die daarvoor, in slaap viel met lady Agnetha. Ik loop de kamer uit en loop via de massieve eikenhouten trap naar beneden. Daar tref ik een butler die mij stoïcijns aan staat te kijken, Ik begroet de man en wens hem een fijne ochtend. Hij knikt naar mij en vertelt mij dat het ontbijt klaar staat.

Ik besef mij ineens dat ik daar wel erg veel trek in heb. Ik volg de butler naar het ontbijt en laat het mij goed smaken. Ik vraag hem terloops of het klopt dat we hier in de stad zijn. “Dat klopt.”, antwoord hij, “Dit is het buitenhuis van de barones.” (Barones dus. Buitenhuis in de stad. Vreemd.) Als ik hem vraag of hij weet in welk gedeelte van de dag wij zijn aanbelandt, vertelt hij mij dat we het middaguur reeds gepasseerd zijn. Ik kan nog net het brood in mijn mond binnen houden, maar een slok van de frisse munt thee is wel nodig om mijn hoestbui ietwat te compenseren. Zo laat al. Ik heb de halve dag verslapen. Ik moet terug naar de boot. Ik sta op, biedt mijn verontschuldigen aan en zeg dat ik dan nu echt moet gaan. De butler vindt het goed en doet mij uitgeleide. Bij deur verteld hij me nog dat het de Barones zou welgevallen als ik deze avond met haar, hier in dit huis, zou willen dineren. Ik antwoord de beste man dat als mijn tijdschema het toestaat ik zeer graag met lady Agnetha zou willen dineren vanavond. Ik zal mijn uiterste best doen om er te zijn. Ik vraag hem nog de weg naar de haven en dan vertrek ik in gezwinde draf naar de boot.

Daar aangekomen zie ik dat ze de loopplank hebben ingehaald. Waarschijnlijk Harry, en niet onverstandig na wat er gisteravond is voorgevallen. Ik laat mij er in elk geval niet door tegen houden en met een soepele sprong en een salto met schroef land ik op het dek. Naast de nodige bemanning tref ik daar ook Catelyn. Zij staat als een waanzinnige te oefenen met haar vuisten op de mast, oefenen is natuurlijk goed, maar ik zie dat de touwen rood zijn van haar bloed, haar vuisten liggen helemaal openen, en welke liturgie prevelt ze nu? Mu-Lan? Mijn naam? Ik zal het vast verkeerd verstaan hebben. Ik probeer contact met haar te maken maar of ze hoort me niet of ze negeert me. Hoe dan ook daar schiet ik niets mee op. Als ik me omdraai om benedendeks te gaan zie ik Harry, gewapend met een sandwich, net uit het luik omhoog komen. Hij begroet mij uiterst hartelijk en vraagt mij waar ik vannacht geweest ben en vertelt me dat ik wel erg veel actie heb gemist vannacht.

Ik vertel Harry, dat ik een erg leuke avond met mevrouw Agnetha de Sioen heb gehad, en dat ik bij haar ben blijven slapen. Geen gebrek aan actie durf ik te schertsen. Catelyn stopt opeens, als verstijfd met haar training. Draait zich om en kijkt Harry en mij strak en vuurrood aan. “Ik ga naar het Kasteel.” is wat ze tussen haar samengeperste lippen er nog uitkrijgt. Harry en ik willen nog vragen of er dan niet iemand mee moet, maar ze luistert niet. Ze legt de loopplank uit, stapt er op en begint te lopen. Ik roep haar nog na of ze misschien nog kwaad is op mij? Geen antwoord. Dan niet.

Harry doet mij het verhaal van Pretty uit de doeken. Hoe zij vroeg deze ochtend weer aan boord is gekomen met in het kielzog een troep van 12 Ondoden die ze perse aan boord wilde laten komen. Duidelijk beinvloedt door een van de creaturen. Harry vertelde ook van het gevecht wat plaats gevonden heeft. Dat ze een beschermende rune van de mast wilde verwijderen om zo de Ondoden aan boord te kunnen laten komen. En hoe hij haar, omdat ze totaal buiten zinnen was bewusteloos heeft moeten slaan. En hoe Pat nu niets meer met Harry te maken wil hebben. Ze is in elk geval stabiel, verzekerd hij me en ligt te rusten op haar brits.

Ook hebben we het over de situatie van kapitein de Draak en hoe dat maar niet verbeterd. We besluiten dat ik naar Pat zal gaan om te kijken of ik nog iets kan betekenen voor de situatie en dat we voor kapitein de Draak waarschijnlijk het beste een heelmeester kunnen laten komen.

Als ik bij Pat op de kamer kom zie ik dat ze wakker is en mij (enger dan anders) aan ligt te staren met een blik die alleen bloed spreekt. Terwijl ik rustig op haar afloop zie ik hoe ze haar gewraakte wapen tevoorschijn haalt de 'pipe-bow' en deze op mij richt. In een reflex spring ik aan de kant om niet door gevaarlijke pijl geraakt te worden. Ik hoor de pijl langs mij zoefen en het hout van de deurpost versplinteren. Als ik mijn hoofd naar het geluid draai zie ik Harry, sandwich in de hand, bleek weggetrokken en met open mond naar de pijl in deurpost staren. Deze zit overigens slecht twee centimeter van zijn hals verwijderd. Slecht tijdframe om voor Harry in aanwezig te zijn denk ik nog. Ik spring weer overeind en trek een korte sprint naar Pretty om haar het wapen afhandig te maken. Gelukkig is het wapen niet gemakkelijk te herladen.

Ik probeer Pat tot kalmte te manen maar dat lijkt met Harry in de buurt een onmogelijke opgave. De beschuldigingen blijven maar heen en weer gaan. Ik besluit de tijd maar te stoppen en Harry het vertrek uit te bonjouren. “Ga jij maar even kijken hoe het met kapitein de Draak is, dan probeer ik Pat eerst weer rustig te krijgen.” Harry vertrekt en ik praat in op Pat. Ik laat haar mentaal de gebeurtenissen van gisteravond weer doorlopen en uiteindelijk lukt het mij om haar te doen inzien dat zij zich veel vreemder dan anders heeft gedragen. Dat wij, Ja ook Harry, haar echte vrienden zijn. En dat het ook haar toch wel erg onlogisch in de oren moet klinken dat zij opeens 12 nieuwe vrienden zou hebben. Dat Harry haar wel bewusteloos heeft moeten slaan omdat zij anders het ganse schip zou hebben afgebrand. Het blijkt een shocktherapie maar gelukkig begint ze niet te huilen en werkt het langzaam op haar in dat die aardige meneren van gisteravond misschien toch misbruik van haar hebben gemaakt. Dit verbetert die stemming van Pretty totaal niet, maar in ieder geval lost de vijandigheid naar Harry op. Pat wil, begrijpelijk, graag even alleen zijn met deze nieuwe inzichten. Ik laat haar alleen en loop het vertrek uit naar de trap. Daar staat Harry op mij te wachten. IK kijk hem vragend aan, en hij antwoord. “Ja ik moest toch in elk geval horen wat er gezegd werd.” Begrijpelijk maar kapitein de Draak dan? Dat zal ik dan ook maar zelf doen. Ik haal een emmer water en een lap en ben van zins om kapitein de Draak in ieder geval maar eens te wassen en te verschonen. Ik zal ook zijn kamer maar een opruimen en uitsoppen. Dat zal hem vast goed doen. In ieder geval kan het geen kwaad en het is voor iedereen prettiger als die zurige lucht uit zijn vertrek verdreven wordt.

Als ik met de emmer en lap over het dek loop naar de kapiteins hut word ik tegenhouden door Catelyn. Alweer terug? Ze sommeert mij om mijzelf in de keuken te begeven. Pardon, sommeren? Alsjeblieft? Ze neemt wat gas terug en zegt inderdaad zelfs alsjeblieft. Ze blijkt ook Harry, met salami, in keuken te hebben geroepen. En ze sleurt ook Pat erbij (die heel verdacht, grinnikend, van boord probeerde te sluipen). Ze vertelt dat ze niet in het kasteel is geweest, maar dat de plannen zijn gewijzigd. Morgenvroeg vertrekken we met zijn allen (degene die in staat zijn) om onze missie te voltooien. De details zal ik nu nog uit mijn boek moeten laten omdat anderen het zouden kunnen lezen. We dienen ons voor te bereiden op een tocht van twee weken. Resoluut stuurt ze Harry en Pat, die weer dikke vrienden lijken te worden op pad om de voorraden te regelen.

Dan spreekt ze mij aan. “Wij hebben nog wat uit te praten Mu-Lan.” Dat lijk mij inderdaad ook zeg ik. Ik vraag haar eerst hoe het met haar handen gaat. Of het gen pijn doet en of er niet iemand naar moet kijken. Maar dat is volgens Catelyn allemaal niet nodig. Ze vraagt mij naar mijn relatie met Agnetha (ze spuugt het woord als gif uit). Ik kan het, helaas, niet nalaten om te zeggen dat mevrouw de Sioen een barones is en dat de juiste aanspreek titel mevrouw of lady Agnetha de Sioen zou zijn. Maar ik merk dat ik tegen een grens aan het drukken ben. Ik vertel Catelyn hoe ik er over voel. Dat ik geen intieme relatie heb met de barones. Dat ik wel van haar gecharmeerd ben. Dat ik haar vertrouw en dat ik haar erg prettig gezelschap vind. Maar nee, Catelyn ik heb geen intieme relatie met mevrouw Agnetha gehad en ik wens deze ook niet omdat ik mijn hart al aan een ander heb geschonken. Catelyn houdt een nogal vaag hypothetisch verhaal op over Pat en Harry en mijzelf en of ik dan niet jaloers zou zijn. Ja, moet ik bekennen in zo'n hypothetisch geval natuurlijk wel, maar uit deze trukendoos ken ik er natuurlijk ook wel een paar. Ik begin haar hypothetische stelling wat op te rekken met alles wat er de laatste dagen is voorgevallen. Ik stel haar voor dat ze niet zou moeten vragen met wie ik een intieme relatie heb gehad, maar dat ze zou moeten vragen met wie ik dan wel een intieme relatie zou willen hebben. 'Pareer'. Doch voornamelijk en herhaaldelijk houd ik haar haar goede adviezen aan mij voor. “Je moet de feiten, zoals deze gepresenteerd worden, onder ogen te zien. Je ogen hiervoor sluiten kan alleen maar frustratie.” Touche.

Ik geef haar een kop koffie en zeg dat ze er maar even over na moet denken. Zelf ga ik met mijn koffie aan boord zitten om over de haven uit te kijken. Enige tijd later komt ze naast me zitten en vraagt me met trillende stem: “Met wie zou je dan wel een intieme relatie willen hebben?” Ik kijk naar haar prachtige gezicht, hoe ze haar blik afwendt naar de de zeemond, de boten die af en aan gaan, en het langzame begin van de ondergang van de zon, en zeg: Met jou natuurlijk Catelyn… Maar niet nu.

“Vreugde is geen tijdloos moment. Men moet proberen haar rekken.” Mu-lan

…Wordt vervolgd

Missie 2, Dag 22: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:48

Ondanks de weinige uren slaap wordt ik toch redelijk fris wakker, Samen met Catelyn die ook, zoals gewoonlijk, vroeg wakker is, maar nog steeds duidelijk geergerd, ga ik op zoek naar een plek om te ontbijten. Deze vinden we na een tijdje ook. Het smaakt goed en er zitten vele soorten brood en drank bij die ik nog nooit eerder heb gezien of geproefd. Tijdens het eten vertel ik Catelyn in detail wat er nu werkelijk aan de hand is. Over mijn gesprek met lady Agnetha de Sioen. Hoe zij vertelde over mijn oude meester Toronan, en over ene lady Dianaha de Sioen. Hoe mij dit alles zorgen baart over wie ik nu ben en waar ik in deze tijd sta. Catelyn, wijs als altijd, raadt mij aan de feiten zoals deze gepresenteerd worden onder ogen te zien. Dat de ogen voor deze ontwikkelingen sluiten in ieder geval alleen frustratie kunnen opleveren. Een wijs advies.

Ondertussen is Harry ook in de eetzaal gearriveerd en laat zich het eten, goed geluimd als altijd, goed smaken.

Dan flits mij opeens en helder een tijdsframe voor de geest. De slaapkamer van Harry en Kapitein de Draak. Daar stond de lederen tas van meneer Ahmed Smith ook. En daar zitten de brieven in. Waarom is me dat niet eerder opgevallen? Snel sta ik op en excuseer mij bij Catelyn en Harry. Harry wuift mij vrolijk met een volle mond weg en Catelyn kijkt weer furieus. Begrijpt ze het nu nog steeds niet? Het zij zo. Met enige haast loop ik terug naar onze kamer. Kapitein de Draak ligt, nog altijd ziek, op bed maar de tas staat er inderdaad. Ik pak voorzichtig de sleutel van Kapitein de Draak en open met trillende vingers de tas.

Daar liggen ze; de brieven. Ik blader er voorzichtig doorheen om te zien aan wie ze geadresseerd zijn. Daar. Een brief aan Tsar Boris III. Dat is vreemd een brief aan een dode. Ik besluit, meer voor mijn geweten dan ergens anders voor, dat die brief aan mij gericht moet zijn. Ik loop er mee naar het bureau, ga zitten op de stoel en leg de brief voor mij neer. Na een volledig tijdframe naar de brief gekeken te hebben, verbreek ik het zegel, vouw het papier open en begin te lezen:

De Brief

Dus toch… Mijn vermoedens zijn in ieder geval bewaarheid. Ik ben familie van de Sioen. Of van de Tsar de heersende families van Quimby. En zoals Catelyn heeft gezegd, hier mag ik niet voor weglopen. Maar wat mij nu het meest zorgen baart is dat ik door mijn verblijf hier de anderen in gevaar breng.

Ik besluit eerst op het balkon te gaan zitten om de inhoud op mij in te laten werken. Ik neem plaats op de reling, in de voor mij zo vertrouwde kleermakerszit. Enige tijd later ontdek ik dat er beneden mij aan de kasteelmuur een drietal gargoyles bevestigt zitten. En, ik zou toch zweren dat een ervan net zijn ogen van mij africht. De tijdslijnen bewegen zich weer. We worden in de gaten gehouden. Tijd voor actie.

Ik maan Kapitein de Draak om op te staan en zich klaar te maken voor vertrek. Daarna haal ik Catelyn en Harry op uit de eetzaal en vertel ze dat we terug moeten naar de boot. We melden ons via verschillende kanalen af en worden met een koets teruggebracht naar 'den groene Draeck' Daar treffen we Pretty ook weer die zich naar horen zeggen heel erg goed vermaakt heeft. (Pretty is best eng.)

Aan boord controleer ik met Harry en de anderen de afgetimmerde ruimte op aanwezigheid van ongenodigde gasten maar die vinden we niet. Dan laat ik Catelyn de brief aan de party voorlezen. Ik wijs hen met name op het deel dat ons leven hier dankzij mij in gevaar is. Dat we volgens mij beter de resterende zaken zo snel mogelijk af zouden moeten handelen en vertrekken. Catelyn vraagt over welke zaken ik het dan wel niet heb? Ik kijk haar vragend aan en zeg dan zonder erbij na te denken: De drie attributen die je nog af moet leveren natuurlijk.

Dan ontploft ze bijna. Ze wordt woest en zegt dat ik de hele missie op deze manier in gevaar breng omdat de anderen hier helemaal niets van af mogen weten.

Hoewel ze natuurlijk gelijk heeft vind ik de reactie wel een tikkeltje overdreven. Maar het gevolg is wel dat Harry een beetje beschaamd besluit de rest van de drank en specerijen te verkopen in de stad, Kapitein de Draak nog steeds ziek naar bed gaat en Catelyn met Pretty gaat zitten smoezen en mij verder buiten sluit. Geweldig. Ik besluit dan maar op de voorplecht te gaan zitten in meditatie. We zullen wel zien wat het verder brengt. Tegen de schemering komt Harry terug aan boord en heeft vier karren met menners bij zich. Hij heeft handel kunnen drijven. Catelyn en Pat zitten nog steeds met zijn tweeen te smoezen en wensen daar blijkbaar geen anderen bij. Hoewel deze afwijzing van Catelyn mij pijn doet kan ik er in dit tijdsframe niets mee. Ik besluit met Harry mee te gaan om de handel af te leveren. Harry is een gezellige vent en zal mij vast wat afleiding kunnen bezorgen. Hij ronselt een aantal bemanningsleden en gezamenlijk laden we een tiental vaten, een behoorlijk aantal kruiken katzjammer piss en een aantal balen met specerijen op de wagens. Deze worden op diverse locaties in de stad afgeleverd. De grootste lading van 10 vaten wordt als laatste afgeleverd. Hierna stuurt Harry de bemanning en de karren weg. Gek eigenlijk want hij heeft een behoorlijk grote zak met geld teruggekregen voor deze handel. Hij zal wel erg zelfverzekerd zijn met mij in zijn buurt, of erg goedgelovig.

Ik denk het laatste want hij wil met mij in de laatste kroeg ook nog wijn proeven. Dit gaat echter niet helemaal zoals gepland en ik besluit wijselijk maar in te grijpen en samen met Harry te vertrekken voordat het echt ruzie wordt.

Op straat is het erg rustig geworden. Er lopen geen mensen of dieren meer door de straten, alle luiken zijn overal dichtgegaan en er is een klamme mist opgetrokken die steeds dichter wordt. Harry en ik besluiten zo snel mogelijk een koets te regelen om veilig en wel met het geld in de haven te komen. Helaas zijn de koetsen schaars en hebben we steeds meer het idee dat we vanuit steegjes begluurt worden. Op een gegeven moment stop er een koets naast ons. Een sinistere koetsier wenkt ons in zijn koets waarvan de deur als vanzelf openslaat. Beide vertrouwen we dit niet helemaal en we besluiten, ondanks dat de koets verder erg leeg is, geen gebruik van zijn aanbod te maken en lopen snel verder. De koets blijft ons echter een tijdje achtervolgen, maar buigt uiteindelijk een zijstaart in. Wij beginnen sneller te lopen. Iets wat voor Harry geen gemakkelijke opgave is. Dan zien we na ongeveer 15 minuten dezelfde koets weer op ons staan wachten. De deur staat al open ik roep nog “rennen” tegen Harry maar wat er in hem geslopen is Belthomais mag het weten. Hij staat er op om NU naar het bos te gaan. Hoe ik ook probeer hem te overtuigen dat we echt eerst naar de haven zullen moeten, het werkt niet. Hij wil naar het bos. Ik moet echt aan hem trekken en duwen om hem, pas voor pas, richting de haven te krijgen. Hij zal op zijn minst eerst het geld afleveren. Wat hij verder doet, verstandig of niet, dat is uiteindelijk zijn eigen zaak maar dit kan ik niet goed vinden. Plotseling staat er een nette gedistingeerde man naast me. Geheel in het zwart met hoge hoed en cape. Hij lacht terwijl hij zijn hoed in een begroeting afneemt en weer op zijn hoofd zet. Ik kijk in eerste instantie nogal verward naar hem. Wat heeft dit nu weer te betekenen. Dan slaat hij opeens zijn cape wijd open en kijkt ons met een monsterlijke gezicht en vol minachting aan. Hij stormt met een indrukwekkende snelheid op ons af. Ik bedenk mij geen moment en trek mijn zwaard om, hoe zinloos ook, een aanval af te kunnen wenden. Even plotseling als hij voor ons staat (want snel is hij zeker voor zijn leeftijd). Staat hij ook weer stil met zijn oude vriendelijke gezicht, hij lijkt nu zelf geschrokken en stamelt met een slissende stem “vergeef mij meester, ik had u niet herkent” en plotseling is hij verdwenen. Alsof hij oplost in de mist.

Harry lijkt dit alles allemaal compleet ontgaan te zijn maar zijn wens om het bos in lopen is ook opeens verdwenen. Hoewel het geheel niet lekker zit besluiten we, hier niet nu bij stil te staan maar snel door te lopen.

Andermaal worden we achtervolgt door een koets. We lopen sneller door, maar uiteraard heeft het weinig zin, zelfs als ik de rugzak met munten op mij neem zijn we geen match voor een koets met een span van vier paarden. Andermaal gaat het portier van de koets open, maar dit maal worden we aangesproken door een stem die ik uit duizenden zal herkennen. Lady Agnetha de Sioen. Ze nodigt ons uit om in de koets te komen. Ze wijst ons er op dat dat erg verstandig zou zijn omdat de straten na zonsondergang niet veilig zijn in Quimby. Harry kent haar natuurlijk niet zo goed en weigert in eerste instantie. Maar ik weet hem er van te overtuigen dat we lady Agnetha kunnen vertrouwen. Bovendien heb ik zelf nog voldoende vragen aan haar. Ik verwelkom haar aanbod dus en we stappen in. We vertellen ons voorval eerder die avond aan lady Agnetha. Zij begint te lachen en probeert ons gerust te stellen met een verklaring dat wij waarschijnlijk Andrai zijn tegenkomen. Een soort van dorpsgek - iedere plaats heeft er een - niets om je druk over te maken. Andrai doet geen vlieg kwaad. Niet dat ik denk dat ze liegt maar om de een of andere redenen stelt deze verklaring mij helemaal niet gerust.

Ze brengt ons zonder tegenspraak keurig bij 'den groene Draeck' alwaar Harry uitstapt met het geld en afscheid neemt, zelf besluit ik op een uitnodiging van lady Agnetha de Sioen in te gaan om met haar de avond te vieren nu deze nog jong is. Niet alleen is alles beter dan de huidige sfeer aan boord maar ik kan oprecht zeggen dat ik graag in het gezelschap van de lady verkeer. Hoewel ik mij natuurlijk ook wel realiseer dat dit de sfeer er morgenvroeg aan boord ook niet beter op gaat maken. We mogen er niet vanuit gaan dat alle tijdlijnen hetzelfde blijven. En dus: Niets is zeker, Carpe Diem.

Ze neemt me mee naar waar de lokale jeugdige jet-set vertoeft “the Bat-Cave” en we hebben een gezellige avond. In Quimby wonen rare types. Ze drinken voornamelijk een soort exclusieve warme donkerrode wijn die, naar mijn kleine test, echt niet weg te krijgen is. Gelukkig krijg ik het ook voor elkaar om bier geserveerd te krijgen. Dit slaat aan onder mom van “lekker volks”. Wie weet, een nieuwe trend? Er is nog iets typisch aan de jet-set van Quimby: Het is schijnbaar trendy om halsbedekking te dragen want iedereen heeft wel een sjaaltje of halsband om. Aardige mensen dat wel, hoewel de gewoonte om elkaar in de hals te besnuffelen mij weer vreemd overkomt. Ondertussen kom ik wel te weten van lady Agnetha dat de Sioen familie een psionische gave heeft om telepathisch met hun personeel en andere familieleden te kunnen praten. Ik vraag haar natuurlijk of ze dat mij ook kan leren. Ze zegt dat ze het wil proberen maar geeft het vrij snel op. Een tegenvaller. Ik kan niet goed zeggen of ze het mij wel wil leren maar niet kan, of dat ze het gewoonweg niet wil. Ik probeer er meerdere malen op terug te komen maar het loopt iedere keer op niets uit. Ik praat nog wat met andere 'vrinden' van lady Agnetha waaronder: Wilhelm von Bluteringen, Henry du Chapel, Isabel de Sateinne en George von Abyssinne. Allemaal aardig types, zeer geintresserd maar ook vreemde gasten. Als de avond voorbij dreigt te gaan nodigt ze mij uit om mee te komen naar het kasteel. Een uitnodiging die ik niet af kan slaan omdat ik eigenlijk nog steeds niets geleerd heb. Op haar kamer gaan er nog de nodige flessen wijn, die beter te drinken zijn, doorheen. Ik leer nog wel dat ik waarschijnlijk bij lady Catharina de Sioen moet zijn als ik perse meer van de psionische gaven wil weten maar dat is dan ook alles. Ik heb het idee dat lady Agnetha meer in de intimiteiten hoek zit dan in het onderricht van psionics. Ik moet mijzelf behoorlijk onder controle houden en al mijn wilskracht gebruiken om niet op haar toespelingen in te gaan. Mijn hoofd is vertroebled door de gebeurtenissen van vandaag en de drank. Een mentaal plaatje van Catelyn houdt mij gelukkig in toom. daarnaast zijn we allebei te dronken om ook nog maar iets te kunnen ondernemen. Samen vallen we op haar inmense bed in slaap. “Het aantal tijdframes voor liefde, puur en oprecht, is altijd te beperkt.” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 2, Dag 4 / 21: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:46

Ik ben in een vreemde tijdslijn terecht gekomen…

Catelyn heeft me, tenminste gedeeltelijk, de inhoud van de brief genoemd. De reden dat de kist in Quimby aan moet komen schijnt niet zo zeer het op mij lijkende lijk te zijn maar een aantal voorwerpen in een dubbele bodem. Verder stonden er een aantal vertrouwenspersonen in maar die kan ik hier beter niet bij naam noemen.

Kapitein de Draak is ergens ziek van geworden en heeft zich de afgelopen dagen weinig laten zien. Meneer Ketellapper reilt en zeilt het schip zo'n beetje en vraagt meestal voor de vorm nog even wat Catelyn er van vindt. Op de achttiende dag worden we achterop gelopen door een Tree Aam. Gelukkig voert deze de vlag van Quimby. Rob Ketellapper voert een gesprek met de andere boot. Het blijkt dat ze weten dat wij met meneer Ahmed Smith en kist onderweg zijn Quimby. Dat ze blij zijn dat we nog in leven zijn en of wij onder hun bescherming naar Quimby willen varen. Aangezien Kapitein de Draak nog steeds ziek is vraagt Rob maar aan Catelyn wat we moeten doen. Gretig gaat Catelyn in op het aanbod om onder bescherming van de Tree Aam te varen. Wat wil je er anders tenslotte tegen beginnen.

Onder deze bescherming varen we dus uiteindelijk en zonder mede weten van Kapitein de Draak Quimby binnen. De Tree Aam legt aan en Rob laat de boot ook aanleggen. Op de kade is het een drukte van jewelste. Er lijkt een heel leger te staan. Een sectie in groen (Imperial guards?), een sectie in paars, een sectie in zwart, een sectie in goud, en zelfs een in wit. Oh, Dit zijn erg veel mensen die op onze aankomst staan te wachten. De kist ongemerkt naar het kasteel brengen gaat volgens mij niet helemaal lukken.

Catelyn stelt voor dat ik met haar over de kade ga paraderen. Dat lijkt mij, gezien mij gelijkenis op het lijk in de kist, geen goed idee. Voor hetzelfde geldt wordt ik voor de overledene aangezien en kan ik als namaak Tsar op de troon ga zitten. Ik besluit benedendeks te blijven. Na een kort overleg met Catelyn en Harry wat dan wel te doen, besluiten we dat we de inhoud van de klist veilig moeten stellen voordat we de kist afdragen aan het ontvangst comite.

Samen met een Willem Bergham verplaats ik het lijk van de kist in een krat. Deze wordt weer keurig dichtgemaakt. Het krat wordt onderaan de trap gezet zodat wij verder wat meer privacy hebben in de afgetimmerde ruimte. Ondertussen verzorgt Catelyn bovendeks op briljante wijze de afleidingsmanoeuvre, ze laat een lijkwade voor de kist komen omdat deze te zwaar beschadigd zou zijn. Terwijl Harry zich met al zijn gereedschap stort op de kist.

Het vinden van een geheim compartiment is niet zo moeilijk. Echter het mechanisme eronder om de dubbele bodem te openen blijkt wat meer moeite op te leveren. Het blijkt inderdaad goed beveiligt te zijn. Er komt uiteindelijk een mechanisme naar voren waar een code ingetoetst moet worden. Jammer dat ik Harry wel heel erg nadrukkelijk moet uitleggen dat de juiste code ingetoetst moet worden voor dat hij dat wil geloven. Maar als zijn lichaam genoeg beschadigt is door het aantal vallen op de kist wil hij er alsnog aan toegeven. Ook het intoetsen van verkeerde code blijkt nogal pijnlijk te zijn. Bij een van de pogingen spuit er een dodelijk gifgas de ruimte in. Ik kan, in een reflex, mijn vege lijf redden door snel het dek op te sprinten. Maar bovendeks realiseer ik me opeens dat ik dat beter niet had kunnen doen. Het ontvangst comite en de mensen op de kade staan me allemaal wezenloos aan te kijken. Snel duik ik weer naar benden. Ik hoop maar dat dit maar goed afloopt.

Uiteindelijk moet Harry de pogingen om de code te kraken, te verzwakt, opgeven. Ik ga er mee door terwijl we van boven de stemmen van het ontvangst comite en Catelyn blijven horen. We hebben echt niet veel tijd meer. Men wil nu echt de kist hebben. Maar gelukkig, Het intoetsen van de combinatie 1-1-1-1-2-2-0 blijkt de goede code te zijn. Het tweede geheime compartiment geeft zich bloot. Snel worden er drie attributen, in leer gewikkeld, er uit gehaald. Ik geef ze aan Harry om te verstoppen. Het krat wordt opgehaald en ik wordt door Rob verteld dat ik gesommeerd ben om in de kapiteinshut te komen.

Als ik daar aankom staat Catelyn daar in een werkelijk fantastische jurk die haar vrouwelijke vromen zeer tot hun recht doen komen en met, naar later blijkt, Hertogin Catherina de Sioen, en Tsar Ivar III een jochie van amper 12 jaar oud. De hertogin is de spreekbuis van de Tsar, En als ik zo vrij mag zijn: Het lijkt mij geen aardig mens. Ook de hertogin is erg onder de indruk van mijn gelijkenis met het lijk inde kist. Dat is / was overigens Tsar Boris III. Ze nodigt ons uit voor een diner vanavond op het kasteel. Ik probeer er nog onder uit te komen maar helaas wil zij van geen wijken weten.

Ik heb steeds meer het gevoel naar de verkeerde tijdslijn te glijden.

Aan het einde van de middag worden we vereerd met het bezoek van ene Jaques die ons (Catelyn, Harry, Kapitein de Draak en ik) komt omkleden voor het feest van die avond. Als we allemaal in de nette kleren zitten, en wat ziet Catelyn er er weer wonderschoon uit, worden we per koets getransporteerd naar het kasteel van de Tsar.

Het kasteel heeft nogal iets naargeestigs over zich heen en lijkt in geen zins op het meer dan indrukwekkende fort dat we passeerden bij de haven van Quimby. Binnen worden we voorgesteld door een lakei aan de reeds aanwezige gasten. Ook hier zie ik iedereen voornamelijk naar mij kijken. Jammer genoeg blijft het daarbij want zodra ik iemand aanspreek, zien ze opeens iemand anders waar ze dringend mee moeten praten. Ik besluit uiteindelijk maar naar buiten te gaan op het balkon.

Daar tref ik lady Agnetha de Sioen. Zij is nogal treurig gestemd. Tsar Boris III en zij blijken zeer intiem geweest te zijn. lady Agnetha is het nichtje van de hertogin. En jawel hoor ook lady Agnetha is onder de indruk van mijn gelijkenis met Boris III. Zij weet mij echter wel te vertellen dat Boris III ook nog een litteken heeft gehad over zijn rechteroog en wang, en dat hij langer was dan mij. Ze vraagt mij wie ik ben en waar ik vandaan kom. Ik antwoord dat ik Mu-lan ben, een student van Zerthimon en dat ik uit Sno Boughls kom. Een plaatsje hoog in het noorden van Hybor. Ze zal het vast niet kennen. Maar tot mijn verrassing vraagt ze mij of ik dan ook ene Thuronan ken. “Nee, die ken ik niet of u moet mijn voormalig Sensei Toronan bedoelen.” Antwoord ik vertwijfeld. Binnen gaat er plots een bel. lady Agnetha zegt dat ze naar binnen moet en ik vraag haar of ik haar zal begeleiden. Dat is goed. Binnen loopt de gehele de Sioen familie naar binnen in wat blijkt het familie graf. Omdat het onfatsoenlijk zou zijn om nu weg te lopen blijf ik maar bij lady Agnetha. Ik zie uit een ooghoek Catelyn behoorlijk vies naar mij en lady Agnetha kijken. Wat heeft dat nou weer te beteken?

In de tombe wordt Tsar Boris III bijgezet. Er worden heel wat plichtplegingen gedaan en mooie woorden gezegd, en daarna verlaat iedereen via een andere weg de tombe weer. lady Agnetha blijft als een van de laatste. Net zoals hertogin Catherina, die nog een behoorlijk sneerende opmerking naar lady Agnetha maakt. Wat heeft dat nou weer te beteken?

lady Agnetha vraagt of ik nog met haar mee loop naar haar vertrekken. Ik besluit om dat maar te doen. Misschien kom ik zo wat meer te weten over mijzelf en hoe zij Sensei Toronan kende. Als we in haar privé vertrekken zijn complimenteer ik haar met haar uitstekende smaak qua inrichting. lady Agnetha verzoekt mij te gaan zitten. Ze vraagt nogmaals wie ik ben. (De tijdlijn dwaalt weer.) Ik vermoed dat ze wil dat ik zeg dat ik Tsar huppeldpup de Sioen ben ofzo. Dat ik als baby ben weggebracht naar Sno Boughls om de monarchie te redden of zoiets maar ik vertik het. Laat zij het maar zeggen. Ik blijf dus zeggen dat ik Mu-lan ben een monnik in opleiding. Ik vraag haar hoe zij Sensei Toronan kent. Die kent ze ook niet zegt ze. Althans niet als Sensei Toronan, maar als Generaal Thuronan. (Hoe is het mogelijk.) Ik vertel haar dat Sensei Toronan dood is. Dat ik sowieso erg veel met de dood in aanraking kom. Ze blijft aandringen op mijn afkomst, maar ik geef niet toe. Ze vraagt me of Dianaha de Sioen me dan helemaal niets heeft verteld. Oprecht ken ik geen Dianaha en ik zeg haar dat ook. Dianaha blijkt een volle zus van hertogin Catherina en ook een tante van lady Agnetha te zijn. Bij mij gaat dan nog steeds geen belletje af. Ze vraagt me dan hoe ik dan hier terecht ben gekomen, of op de boot met de kist van Boris III. Ik leg haar de huidige tijdlijnen voor en daar lijkt ze weer wat begrip voor te hebben. Maar als ik de naam van Ahmed Smith noem, vraagt ze of er dan geen brief voor mij was. Ik antwoord eerlijk. Nee, maar wel voor Catelyn. Dan sterft het gesprek af naar koetjes en kalfjes en na een tijdje vraagt ze of ik haar alleen wil laten. Uit respect verlaat ik daarop de kamer. Hoewel ik nog veel vragen voor haar had gehad:

Waarom is generaal Thuronan, Sensei Toronan geworden?Wie is die Dianaha over wie zij spreekt?Kan deze familie mij helpen met de Psionische pijnen die ik zo nu en dan heb?Als ik inderdaad familie van de Sioen ben waarom moest ik dan naar het noorden?En is in dat geval de Ork horde die mijn dorp en klooster verwoeste een gestuurde actie geweest en van wie? Allemaal onbeantwoorde vragen, allemaal moeten ze onbeantwoord blijven. Ik wil Mu-lan zijn een student van Zerthimon uit Sno Boughls. Mijn tijd ligt niet op, of naast, een troon van Quimby. Die tijdlijn wil ik nu niet op…

Eerst terug naar het schip. Ik zal toch, met instemming van Kapitein de Draak, de brieven van Ahmed Smith moeten bestuderen. Ik zwerf door gangen van het kasteel en kom uiteindelijk uit op de binnenplaats van het kasteel

“Hoe weet men welk tijdsframe de juiste is?” Mu-lan

Op de binnenplaats is het nog druk maar, gelukkig, mijdt ook hier iedereen mij. Ik kan hier goed met gedachten alleen zijn. Niet dat het helpt natuurlijk. Naarmate de tijd verstrijkt wordt het hier wel steeds leger en uiteindelijk ben ik alleen met nog enkele bedienden die hier buiten nog bezig zijn. Ik spreek een van hen aan om een slaapplek te regelen. Hij leidt mij naar binnen en via, via belandt ik in een kamer die blijkbaar al voor onze groep was gereserveerd.

De kamer bestaat eigenlijk uit drie kamers, een centraal gedeelte, met een bureau een paar stoelen en een balkon. Een slaap gedeelte rechts, waar Harry ligt te snurken en Kapitein de Draak, wederom ziek, ligt te zijn en een slaapgedeelte links waar een groot hemelbed staat.

Dit bed is leeg en dus is het hier duidelijk rustiger. Ik besluit om de nacht in het hemelbed door te brengen. Natuurlijk kan ik de slaap niet vatten. Mijn hoofd zit nog steeds te vol met vragen. Na wat lijkt uren van woelen, maar het kunnen ook seconden geweest zijn, komt Catelyn in de kamer. Ze is sikkeneurig en wil perse liggen waar ik nu lig. Dit, zo legt zij uit, omdat dat dichter bij de deur is (?). Afgezien van het feit dat dit niet zo is geef ik haar toch maar haar zin. Dan komt ze dicht tegen me aan liggen met haar arm om mij heen. Het voelt heerlijk en vertrouwd, de kracht van haar getrainde lichaam, de warmte en de geur van haar kruidenolie.

Maar oh, Cate je had geen slechter tijdsframe uit kunnen zoeken. Een deel van mij wil toegeven aan deze verleiding, aan haar warmte en aan de troost die ze mij zou kunnen geven. Een deel van mij wil uitroepen hoe veel ik van haar houd. Maar ik moet sterk zijn. Focussen op wie ik ben of denk te zijn.. Mijn hoofd mag nu niet leeg raken. Boos en gefrustreerd, meer op mijzelf dan Catelyn, sta ik op en zeg (waarschijnlijk te hard) tegen Catelyn dat ze mij met rust moet laten. Ik loop de kamer uit en trek de deur achter mij dicht. Waar nu heen de kamer van Harry en Kapitein de Draak is veel te luidruchtig. Daar kom ik ook niet aan rust toe.

Ik besluit onder het bureau op het kleed te gaan liggen. Maar voor dat ik daar lig is Catelyn mij al weer achterna gekomen. Ze eist te weten wat er aan de hand is en hoe het met 'die Agnetha' zit. Ik leg haar kort uit wat er is gebeurt en, voor haar waarschijnlijk belangrijker, wat niet. Ik vertel haar ook kort waar ik met lady Agnetha de Sioen over gesproken heb en dat ik daar nu “alleen” over na wil denken. Daar lijkt ze niet helemaal tevreden mee maar ze accepteert het wel. Voor nu… Ook dat is nu goed genoeg.

Ik lig nog lang te malen maar val uiteindelijk zonder antwoorden in slaap. Ik moet morgen echt eerst die brieven gaan bekijken.

“Men moet de tijd niet zien als de snaren op luit, eerder als kluwen garen verstrengeld in elkaar.” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 2, Dag 3: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:44

De Volgende ochtend halen Catelyn en Harry een kaart naar Quimby in Snok. Gelukkig duurt het allemaal niet zo heel lang. Nadat we hebben ontbeten. verlaten we de haven van Snok op weg naar Quimby. Het weer is rustig. Dat is goednieuws voor mijn maag. Zo kan ik mooi mijn ontbijt binnen houden. Terwijl iedereen druk is met nautische zaken, verlies ik mij in mijn meditatieve wereld en oefen de “Adelaars klauw” nog maar eens goed. Even zoals de boot, glijdt de tijd voorbij. Even moet ik Kapitein de Draak er nog op wijzen dat het feit onder welke vlag wij dienen te varen niet door ons maar door hem als kapitein besloten dient te worden. Hierna gaat hij in beraad met Boots, Kwieb (zijn Nautische administrateur) en “de Lip”. Even later wordt de vlag van Kalt gehesen. Het is een mooi gezicht en voelt als thuis.

Na het avondeten wat wederom op onverschrokken wijze door “Crunchy” is bereidt, begeef ik mij naar het ruim om van de nachtrust te genieten. Het duur echter niet lang voor dat ik door Boots gewekt wordt. “Alarm, moord en Brand” schalt het door het ruim. Ik spring samen met Catelyn en Harry overeind en zet het op een rennen naar het luik, onderwijl Varenblad meegrissend. Jammer, Catelyn is me net te snel af en ze sprint de trap op door het luik. Ik hoor een luide, Zwiek, en zie nog net hoe Catelyn gracieus mee rolt in de vaart die een groot slagwapen haar in de rug geeft. Gewaarschuwd sprint ik de trap 2/3 omhoog en neem dan een rechtstandige sprong omhoog. boven het luik draai ik mij met een schroef rond en hak zodoende ferm in een, wat blijkt, afzichtelijk en halfvergaan monster. Ik land, met mijn beide voeten in een halve spagaat netjes, op de randen van het luik en houdt mijn zwaard klaar voor een tweede aanval.

Harry, sprint ook de trap op en blijft, verstandig, in mijn dekking staan om van daaruit een uithaal te doen naar het tweede monster. Van achter mij hoor ik Catelyn weer aankomen. Zij stort zich vol overgave op een der monsters met haar blote vuisten, Wat een moordwijf. De monsters halen echter ook flink uit en weten mij en Catelyn goed te raken. Ik spring nogmaals om hoog en met een neerwaartse zwaai van varenblad klief ik een van de monster in tweeen. Harry steekt met zijn dolk, het overgebleven monster neer. Snel begeven wij ons naar het voordek, waar kapitein de Draak in gevaar dreigt te zijn.

Maar als we ons daar naar toe begeven schiet er opeens een kruisboogpijl door het dek. Beneden is er dus ook nog weerstand. Catelyn springt naar beneden, en niet lang daarna volg ik haar. Het is stil beneden. Heel stil. Het vertrek van meneer Ahmed Smith staat open en er schijnt licht uit zijn vertrek. Ik sprint achter de deur om de kamer in te kijken en Catelyn kijkt vanuit een andere hoek. Geen beweging in de kamer. Wel ziet Catelyn een voet van een liggend persoon. We wachten even en sprinten dan beide de kamer in. Daar zien we tot onze ontsteltenis dat er een nog zo'n zombieachtig monster in de hoek van de kamer zit op een brits. Het sist tegen ons maar verder valt er niet mee te communiceren. Ik maan het zijn wapen te laten vallen en als de wiedeweerga van het schip af te gaan. En verbazend genoeg luistert het ook nog.

De kamer echter is een groot slagveld. Een vierde Zombie is vastgepind met een kruisboogpijl tussen zijn ogen aan een balk, Meneer Ahmed Smith is vermoord en de kist die hij af moest leveren in Quimby is opengebroken. Voorzichtig kijken Catelyn en ik in de kist. De koude schrik slaat mij om het hart als ik zie dat er een als twee druppels water op mij gelijkend persoon in de kist ligt. Dood, dat wel. Ook Catelyn kijkt mij met een bleek neusje aan. Hoe moeten we dit nu weer verklaren.

Ik zet mij voorlopig maar even ten ruste op een houten kist. In de tussen tijd komen ook Kapitein de Draak en Harry binnen. Ook zij nemen, zij het zonder veel woorden, het schouwspel in zich op. Er wordt besloten dat de Kist weer dicht gemaakt moet worden, en dat deze volgens afspraak in Quimby bezorgt zal worden, Kapitein de Draak merkt daarbij nog wel op dat als het teveel gaat stinken de kist alsnog overboord gaat.

Harry heeft zich intussen op het lijk van Meneer Smith gestort en, hoewel ik het niet goed kan zien, lijkt het er op of hij deze aan het kaal plukken is. Als ik her een opmerking over maak, verdedigt hij zich zwak met een “ik ben op zoek naar aanwijzingen” Gelukkig sommeert Kapitein de Draak hem om alle spullen die van meneer Smith zijn aan hem te geven. Deze worden in een zak gestopt om samen met de kist af te leveren. Als we uiteindelijk weer bovendeks komen wordt er een kort zeemansgraf gegeven aan het lijk van meneer Smith en naar het blijkt ook Kwieb, Het zijn kwade tijden…

Als ik mij, later, beneden nog wat langer zit te verbazen over de treffende gelijkenis tussen het lijk in de kist en mijzelf, “Ga ik dit vroeger, of later nog meemaken?” valt mijn oog op de aktetas van meneer Smith, Op dat moment komt ook net Catelyn binnen om te vragen hoe het met me gaat, de schat. Ik leg haar mijn gedachten uit en laat haar de tas zien. Als ik deze probeer te openen gaat er een magische val op de tas af en krijg ik een niet geringe stroomstoot door mijn lichaam. Nog natrillend besluit ik de tas maar naar Kapitein de Draak te brengen. Catelyn gaat zich met meditatieve zaken bezighouden op het dek.

Kapitein de Draak blijkt, hoe toevallig, een sleutel van de aktetas te bezitten. In de tas zitten een heleboel papieren. waaronder een brief gericht aan Catelyn… Ik haal haar weer op en de brief wordt aan haar overhandigt. Ze neemt deze mee en komt even later terug. Ze verteld ons dat ze niets over de inhoud van de brief kan zeggen maar dat de kist koste wat kost in Quimby afgeleverd moet worden. Een grote ontsteltenis onderling is het gevolg.

Hoe kan er nu een brief voor Catelyn zijn? Zij zou immers niet eens meevaren op “den Groenen Draeck”? Wat betekent het lijk in de kist? Zijn wij veilig voor de inhoud? is de inhoud veilig voor ons?

“Kan men waarlijk tweemaal in een tijdframe zijn?” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 2, Dag 1: Altesmarke; een oud maar onbekend land

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:42

In de middag komt meneer de Draak langs die mij uitnodigt om mee te gaan op reis naar een onbekende bestemming. Natuurlijk heb ik hier wel oren naar en na overleg met Sensei Lobsang Wu'li. Besluit ik inderdaad om met meneer de Draak en Pretty mee te gaan. Ik zal hun treffen op de Haringpier bij een schip met de naam “den groene Draeck.” Hier hang ik de rest van de middag een beetje rond en bekijk het drukke havenleven vanaf een ton die tegen een pakhuis staat. Enkele tijdframes later komen meneer de Draak, Pretty en nog peleton mannen de pier op. En houden halt voor “den groene Draeck.” Als ik mij wil aansluiten bij deze groep wordt ik staande gehouden door Ahmed Smith, een klein, grijs mannetje. Netjes gekleed in een strak zwart en grijs pak met een bolhoed compleet met koffertje. Meneer Smith vraagt mij of het klopt dat “den groene Draeck” vanavond uitvaart en of hij mee kan varen. Hij moet dringend voor zaken in Quimby zijn. Ik verwijs hem naar meneer de Draak. Even later zitten we met zijn allen op het schip. En Harry de Halfling blijkt er ook te zijn. Zou Catelyn ook komen?

Om mij heen gebeurt van alles, maar ik probeer mij er buiten te houden. Het treft want meneer de Draak vraagt of ik mij bekend wil maken met de bemanning van zijn nieuwe schip. Een prachtig idee. Zelf gaat hij met Pretty en Harry de kapiteinshut in. Ik laat de bemanning in een kring op het dek zitten en vraag aan de man links van mij om zich als eerste voor te stellen. En zo het rondje verder te gaan. Het wordt een gezellige namiddag en ik leer de bemanning zo redelijk kennen. We hebben de volgende mensen aan boord:

De bemanning van “Den Groene Draeck” Sjaak 'de Draak' Janse (Kapitein & eigenaar) Kwieb (Nautisch Administrateur (N.A.)) (+ 26-10-2006) Catelyn (inkoper & verstouwer) Rob Ketellapper (Boots) Gars 'de Lip' Jager (stuurman) Samkin 'crunchy' Zandkoek (kok) Ruldray Kaptein (matroos) Whiak de Graaf (matroos) Nayl 'de Baard' Appelgaard (matroos) Ovoro Dekker (matroos) Sobkim Goudbaar (matroos) Imit Valkenier (matroos) De broertjes Willem en Peter Bergham (matroos) Aldas Norkulson (matroos) Nykeliss Fluiter (matroos) Rilim Wasser (matroos & 2e stuurman) Ubelo Schipper (matroos) Mu-lan (passagier) Pretty (passagier) Ahmed Smith (betalend passagier) (+ 26-10-2006) Harry de Halfling (inkoper en reserve kok)

In de tussentijd zijn meneer de Draak en Harry weggegaan maar zij komen later terug met (hoera) Catelyn in hun kielzog.

“Een nieuwe tijd kan koud en leerzaam zijn, doch ook warm en verlangend…” Mu-lan

Catelyn blijkt een kaart meegenomen te hebben om naar Snok te varen. Een plaatsje op de route waar een goed en goedkoop cartografers gilde zit. De bedoeling is om daar een kaart te laten maken om in Quimby te komen.

Terwijl ik mij met de bemanning heb vermaakt, hier en daar een hartelijk lach en woord heb gewisseld blijken Harry en meneer de Draak ook tijd te hebben gevonden om een lading te krijgen. Deze bestaat uit “Katzjammer Piss” en specerijen Deze zal onderweg verkocht moeten.

Als de lading aan boord is worden de trossen gelost en varen we af. Meteen begint mijn oude gewoonte op te spelen om mijn maaginhoud over de reling uit te storten. De tijd verstild hiermee tot we in Snok zijn aangekomen. Harry en Catelyn proberen de lading te verkopen, Hetgeen ze ook lukt en bovendien weten ze er ook nog winst op te maken.

Op naar de kaart.

“De tijd verstilt in onaangename tijden…” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 1, Dag 4: De Magiër Du Vert

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:40

De tijden worden gunstiger. Alweer voel ik mij een stukje beter. Cate is beter. Meneer de Draak heeft ons voor een boel problemen behoedt, de Tree Aams hebben ons met rust gelaten, Pretty ook en het water is kalmer deze ochtend. Kortom we bereiken vandaag zonder noemenswaardige gebeurtenissen het derde fjord.

We weten de boot vrij gemakkelijk aan een oude aanlegsteiger te bevestigen. Blij weer vaste grond onder voeten te hebben eten we hier aan de kant wat. Daarna kunnen we evenzo gemakkelijk een pad naar het bos en zelfs het bos in volgen.

Als we een korte tijdspanne hebben gelopen ontdekken we voetsporen in de sneeuw. Deze voetspoeren zijn rond van vorm. Terwijl we ons afvragen welk wezen zulke poten heeft ontdekt meneer de Draak al vlotjes welk wezen het is. Iets verder op ligt onder een vers pak sneeuw het lijk van een magiër (in rode robe). Zijn rug is op meerdere plekken opengeslagen door een scherp voorwerp. De omgeving is verschroeid (er zijn zelfs woud reuzen gespleten) en hij heeft rackets onder zijn voeten. Meneer de Draak ontdoet het lijk van een aantal van zijn bezittingen en we lopen verder over het pad.

Niet veel verder zien we een tweede lijk liggen. Weer een magiër. Deze is in tweeën gespleten. Geen fraai gezicht. En even verderop zien we twee muilezels met kratten op hun rug. Nader onderzoekt leert dat er houten stokken in de kratten liggen. Hmmm, het hout dat wij moeten halen? Terwijl we staan te overleggen wat te doen wordt ik plotseling in mijn rug getroffen door een zwaar wapen (wat later blijkt; een slagbijl).

We worden aangevallen door een zwevende malienkolder met een slagbijl! Welk een waanzin is dit. Ik probeer het ding met mijn vuisten te bewerken maar bemerk al snel dat dat geen enkele zin heeft. Cate valt het creatuur ook met al haar gaven aan, maar meneer de Draak zet het op een lopen richting de boot. Een goede schipper maar duidelijk geen vechter. Waar Pretty is gebleven weet ik niet maar wegkomen is voor mij noch Cate een optie. Ten einde raad pak ik mijn dolk (de gift van meneer Du Vert) en probeer het ding daar mee te raken. Wonderwel lukt dit wel en niet veel later hebben Cate en ik het ding verslagen en valt het in een wolk van roest uit elkaar. Wat het was zullen we wel nooit te weten komen, maar ik hoop er niet teveel van tegen te komen.

Pijn is een moment in tijd, sla deze zoveel mogelijk over.” Mu-lan

Op een van de muildieren hangt een grote zak waar gekerm uit komt. We besluiten deze voorzichtig te openen om te kijken wat er in zit. Tot onze verbazing valt er een Halfling uit in zijn roze ondergoed en meer touw om zijn lichaam dan goed voor hem is. Ik besluit hem - na een waarschuwing om zich vooral rustig te houden - los te snijden. Dat blijkt indruk gemaakt te hebben. Cate stelt de party voor aan de Halfling en de Halfling stelt zich voor aan ons als zijnde Harry. Harry kan zich niet herinneren waarom hij in een zak zit maar weet nog wel dat hij tegen een Imperial Guard aangelopen was en dat toen opeens de wereld zwart werd. Na veel gedraal en discussie besluiten we (Harry incluis, die ons voor zijn bevrijding zelfs een kleine wederdienst belooft heeft.) dat we nu al het hout in de kratten hebben en we lopen terug naar de boot (ondanks de invallende duisternis}. Nog geen 100 meter op weg horen we links van ons voetstappen. We besluiten Meneer de Draak als Elf zijnde een kijkje te laten nemen.

Er stormt plots een groep wolven, waarvan een met ruiter, uit de bossen. De wolf met ruiter stormt op mij af. Ik probeer hem met een flurry of blows te raken maar zijn armor lijkt ondoordringbaar. Wel treft de ruiter mij vol met zijn zwaard en ik kan met moeite een gil onderdrukken. Kreunend stort ik ter aarde. Ik weet gelukkig behendig weg te duiken achter de muildieren maar de dieren zijn onrustig geworden door de wolven. Hier kan ik ook niet blijven. Ik zie dat Harry en Cate meer succes hebben in hun gevecht tegen de wolven. De wolf van mijn belager bijt zich door een muilezel heen op weg naar mij. Ik moet nu echt iets doen. ik besluit 'Ijstand' het zwaard van mijn oude Sensei te pakken om te kijken of ik daarmee door de wolf kan komen. Wonderwel lukt dit. In een klap scheidt ik de kop van de romp. Als een warm mes door zachte boter. Wauw. Wat een zwaard. Ik ben onder de indruk. Teveel onder de indruk blijkt. Mijn slag daarna mist zijn doel compleet. Gelukkig mist mijn tegenstander mij ook. mijn volgende slag treft zeker maar het harnas van mijn tegenstander is echt ondoordringbaar voor mij. Tijd om te rennen. Deze tijd is niet geschikt voor mij. Ik schreeuw naar de anderen dat we ons terug moeten trekken naar de boot en zet het op een lopen.

“Tijdig je zwakte kennen kan je nieuwe krachten geven” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 1, Dag 3: De Magiër Du Vert

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:38

Iets minder misselijk wordt ik wakker. Ik moet eerlijk zeggen dat er erg veel tijdframes zijn waarin ik mij beter heb gevoeld en ga voelen. Als ik langzaam naar Meneer de Draak strompel zie ik dat hij gefixeerd staat te kijken naar een Schip achter ons. ik hoor hem nog half mompelend zeggen: “Niet goed. Een Keizerlijke Tree Aam.”

“Het beloven interessante tijdframes te worden.” Mu-lan

Gelukkig ondervinden we geen last van de Tree Aam. Hoewel we nog een tweede waarnemen lijkt het er op dat dit patrouillerende schepen voor de kust zijn. Langzamerhand ga ik me ook lichtelijk beter voelen en begint het deinen van de boot op de golven iets te wennen. Ik weet zowaar mijn maaltijden binnen te houden.

In het ruim vind ik een dekzeil en vuurkorf. Met het zeil fabriceer ik een tent op het dek. De korf past er mooi onder en we hebben zo wat beschutting tegen de bijtende wind en kou.

Dit blijken we even later hard nodig te hebben als we ontdekken dat Cate met bevriezingverschijnselen op het voordek staat. Nadat meneer de Draak en ik haar bij onze kachel hebben gelegd help ik meneer de Draak met het hijsen van een extra zeil om wat meer snelheid te halen. Daarna mag ik van hem op de voorplecht opletten op de rotsen in het water. Dat werk bevalt me een stuk minder en op de een of andere manier lijkt de tijd stil te staan tijdens deze klus. Een eeuwigheid later weet ik mezelf los te laten van de touwen en kruip terug naar de tent. Ik eet wat en val moe in slaap.

“De zee is eindeloos in tijd, maar het went.” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 1, Dag 2: De Magiër Du Vert

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:35

De Tijd begint deze ochtend verrassend. Als ik pijnlijk en stram overeind kom van mijn matje ligt er een rugzak aan mijn voeteneind. Als ik er in kijk zie ik dat deze gevuld is met proviand een degelijke dolk in dito schede en een briefje. Ik ontrol het briefje en lees dat ik vanavond na zonsondergang verwacht wordt in de uitbaterij “Ye Bleu Bastille”. het briefje is niet ondertekent maar het kan niet anders dan dit het signaal is van meneer Du Vert om in actie te komen. Gelukkig er wordt geen tijd verspild.

Als ik na het ochtend ritueel de binnenplaats aan het vegen ben zie ik Pretty die probeert de steel van de bezem in zijn geheel door te slikken (Pretty is eng). Als ik een moment later uit een ooghoek zie dat ze het heeft opgegeven (en overgegeven), vraag ik haar of zij ook een uitnodiging heeft gehad, Ze kijkt me eerst vragend aan, maar begint dan te giechelen en duwt me een bebloed briefje onder mij neus, houdt het dan nooit op? Samen met Pretty verstrijkt de dag tergend langzaam, maar uiteindelijk zakt de zon weer onder Aurum.

Ik neem Pretty mee naar “Ye Bleu Bastille” en samen met haar wacht ik op de dingen die komen gaan. Meerdere malen moeten we de waard zeggen dat we echt niets willen drinken. en in de tussentijd probeer ik uit alle macht door de muur naar buiten te kijken om maar niet te zien waar Pretty mee bezig is.

Na wat verloren uurtjes komen meneer de Draak en (blijde verrassing) Cate het lokaal binnen lopen. Ik kijk Cate vragend aan en zij legt uit dat ze heeft besloten om haar diensten aan deze groep aan te bieden. Bovendien heeft ze een of andere promotie binnen haar orde gemaakt waardoor ze nu vrijelijk over de wereld kan reizen. Overbodig om te schrijven dat mijn hart met vreugde is gevuld. Dit zijn mooie tijden.

Als we onszelf af vragen wie we hier gaan ontmoeten, veranderd opeens het licht in het lokaal. de schaduwen lijken zich op te pakken tegen de muren en al het aanwezige licht trekt naar ons tafeltje toe. Meneer Du Vert die uit het niets lijkt te verschijnen zegt ons dat we hem hier persoonlijk ontmoeten. (wat een prachtige entree, dat moet ik ook een leren). De rest van “Ye Bleu Bastille” is overigens leeg. Zelfs de waard is weg, maar achter de bar staat een Drow elf, die door meneer Du Vert wordt geïntroduceerd als Matzen, nog een bediende van hem. Meneer Du Vert vraagt ons om hem te volgen, dan zal alles duidelijk worden. Zonder vragen doen we dit en we worden achter de bar geleid alwaar wij een trap afdalen het riool in. Na een korte tocht door het riool komen we bij een soort Tjalk. een 10 meter lange platbodem met een mast. Meneer Du Vert legt ons uit dat we met deze boot naar de afgesproken plek moeten varen, de vracht moeten in laden en de boot weer hier af moeten leveren. Verder laat hij de instructies over aan Matzen en vertrekt.

De Tijd slaat mij hard in het gezicht met nieuwe inzichten: Het blijkt dat meneer de Draak nautische kennis heeft en onze kapitein op het schip zal zijn. Matzen de Drow doet ons uitgeleide door de onderwereld van Kalt (wat een stad op zich blijkt te zijn. Ik zie huisjes, kleine marktjes en handels sloepjes op weg naar naar het fjord). Ik ontdek ook al heel snel dat het leven op een boot niet iets is voor een monnik uit de bergen. een golf van misselijkheid maakt zich meester van mij zodra we het fjord invaren. Een misselijkheid die, zo zal later blijken, mij de gehele reis zal blijven vergezellen. Matzen legt nog het een en ander aan de groep uit maar het meeste gaat langs mij heen omdat ik meer over de reling hang dan dat ik mijn aandacht bij zijn uitleg kan houden. Gelukkig blijkt meneer de Draak echt over enig nautische ervaring te beschikken. Als Matzen het schip verlaten heeft vaart hij probleemloos het fjord uit en varen wij het ochtendgloren tegemoet. Meneer de Draak probeert mij zoveel mogelijk te ontzien en geeft me zelfs een natte doek om mijn gezicht mee te deppen, Het is fijn om in deze tijden onder vrienden te zijn. Uiteindelijk val in ziek en uitgeput in slaap.

“Het loont zich om verder in de tijd te leren kijken” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 1, dag 1: De Magiër Du Vert (2)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:32

Nadat Cate is vertrokken praten Meneer de Draak en ik nog een uurtje of wat met meneer Du Vert Hij geeft mij een kaart van de zuidelijke fjorden en wijst aan waar we moeten zijn om het hout op te halen. Meneer de Draak wil eigenlijk toch nog meer persoonlijk gewin uit de missie halen maar meneer Du Vert houdt hem aan zijn eerdere woord. Eerlijk gezegd schrik ik er behoorlijk van dat meneer de Draak de beloofde donatie aan de Tempel toch niet voldoende blijkt te vinden, maar uiteindelijk blijkt dat het een soort van bluf is geweest. Als blijkt dat er niet meer uit te halen valt dan de donatie, accepteert meneer de Draak de opdracht natuurlijk ook.

Meneer Du Vert vertelt ons dat de verdere details van de missie ons binnenkort zullen bereiken en dat het tijd is om ons thuis voor te bereiden op deze missie. We weten Pretty te overtuigen dat ze alle spulletjes van meneer Du Vert weer schoon moet maken en terug moet leggen op hun plek. Ook de naalden die ze onder haar huid heeft weten te verstoppen. (Pretty is echt heel eng!)

Als we naar buiten lopen komen we direct uit bij de ingang van de Tempel. Verrassend om te zien hoe goed meneer Du Vert tijd en ruimte kan beinvloeden.

Tijd om met Sensei Lobsang Wu'li te praten. Het blijkt overigens al vroeg in de avond te zijn en de zon is al weer onder Aurum gezakt. Samen met meneer de Draak en Pretty loop ik de tempel binnen en ga op zoek naar Sensei Lobsang Wu'li, Deze zit zoals gewoonlijk zijn eigen tijd in te delen op een bankje in de rots-tuinen, te kijken naar de onze oudste broeder en veger, Sensei Wei-Len. Ik neem plaats naast mijn Sensei en wacht tot hij mij aanspreekt. Er verstrijk heel wat tijd maar na een minuutje vraagt hij mij te spreken. Ik leg hem uit dat ik de komende dagen op een missie zal zijn voor iemand, dat ik mijn studie naar tijd en kosmische harmonie zoveel mogelijk zal voortzetten en dat ik hoop gisteren terug te zijn. Uiteraard knikt hij bevestigend op mijn verzoek. Ik overhandig hem ook de zwaar vergulde svastika, die ik van meneer Du Vert terug had gekregen. Blij en verbaasd accepteert Sensei mijn gift in oneindig gelukkige tijden. Daarna is het weer tijd om mij aan mijn taken te wijden.

Het kost mij meer moeite om aan meneer de Draak uit te leggen dat Pretty (die splinters onder haar nagels aan het steken is), en ik niet met hem mee kunnen gaan naar een kroeg omdat wij ons aan onze taken moeten wijden, dan dat ik de goedkeuring van Sensei Lobsang Wu'li kon verkrijgen. Maar ook dit lukt uiteindelijk. Nadat de binnenplaats en cel weer schoon zijn, begeef ik mij naar de Dojo alwaar Shaolin Zhen Woo, mij ruimhartig onderricht in de vechtkunst geeft. De les vandaag betreft het ontwijken van de tegenstander maar zoals gewoonlijk vertelde hij mij dat pas nadien.

Beurs en met pijn over mijn gehele lichaam probeer ik in mijn cel toch maar wat slaap te krijgen. En met de gedachten aan de in het verschiet liggende missie lukt dat uiteindelijk ook.

“Pijn is een moment in tijd, sla deze zoveel mogelijk over.” Mu-lan

…wordt vervolgd

Missie 1, dag 1: De Magiër Du Vert (1)

Kalt: Mu-lan Posted by Bjorn Wed, February 07, 2007 12:29

Dag 1 Het waren interessante tijdframes vandaag. Het begon met de diefstal van de zwaar vergulde svastika - ons symbool voor “oneindig gelukkige tijden” - terwijl ik de binnenplaats aan het vegen was zag ik de dief - een Dark elf! - er mee wegrennen. Ik twijfelde geen ogenblik. Zette mijn veger tegen de muur en rende er direct achteraan. Ook een mooi moment om van Pretty - het meisje van bureau halt - af te zijn, Pretty is best eng. Het werd een wilde achtervolging door de steegjes van de stad die abrupte eindigde bij een blinde muur. Waar was de Drow gebleven? En wat doet Pretty hier? Pretty is best eng.

Mijn snelle analytische vermogen leidde direct naar de conclusie dat er een tijdframe moest zijn waar er een put vlak bij deze muur moest zijn. En inderdaad die was er. Het deksel van de put lag er zelfs naast. Wederom was er geen twijfel in mijn acties en ik sprong in de put. Toen ontstond de twijfel en met mijn armen en benen gespreid wist ik mijn val behendig af te remmen zodat ik zachte landing kon maken in het riool van Kalt. De gangen leken veilig en ik wenkte naar Pretty om ook naar beneden te komen, maar ze stond, natuurlijk, al grinnikend naast me. Pretty is best eng.

Verder op in de gang zag ik een donkere vlek door de gang heen weer zwalken waar gekreun en gevloek uit kwam. Dat moest de dief zijn. Vast in zijn eigen val gelopen. Met een soepele beweging dook ik er op af en haakte de dief onderuit. Helaas wist ik hem niet direct buiten gevecht te stellen zodat de snoodaard mij bij mijn benen wist vast te grijpen om een paar rake klappen uit te delen. Een Worsteling volgde maar ik wist dat ik niet anders kon dan winnen. Ik moest ten slotte de zwaar vergulde svastika terug brengen.

Opnieuw een interessant tijdframe. Terwijl ik met de snoodaard aan het worstelen ben, houdt opeens de duisternis op te bestaan en staat Catelyn - Het mooie meisje van de markt - samen met Pretty naar de worsteling van mij en een niet Drow te kijken, Pretty is best eng. Blijkbaar is dit dus niet het booswicht dat onze svastika heeft ontvreemd. Ik begroet Catelyn en stel Pretty aan haar voor, Natuurlijk kan Pretty het niet nalaten om grinnikend haar hand uit steken en deze, als Cate deze vastpakt 'eraf' te laten vallen en een rode fontein uit haar mouw te laten spuiten, Pretty is best eng. Ik probeer Catelyn gerust te stellen dat Pretty dan wel behoorlijk eng is maar dat je haar maar het beste gewoon kunt negeren. Dat schijnt, voorzover je Pretty kunt negeren, te werken. De door mij onterecht verdachte man stelt zich voor als 'De Draak', Sjaak de Draak. Ik biedt natuurlijk meneer de Draak direct mijn excuses aan en leg uit dat onze zwaar vergulde svastika is ontvreemd uit het klooster en dat ik de dief tot in dit riool aan het achtervolgen was. Hetzelfde blijkt gebeurt in het klooster van Catelyn waar de heilige buda is gestolen. Zij en meneer de Draak hebben ook een dief tot hier gevold.

Nog een interessant tijdframe. Meneer de Draak ontdekt dat er voetstappen op het plafond zijn! Ze houden wel plotseling op. Wederom stelde mijn snelle analytische vermogen de conclusie dat er een tijdframe moest zijn waar er een doorgang in het plafond moest zijn. Meneer de Draak wist deze vrij snel te vinden en ik liet hem op mijn goed ontwikkelde lichaam klimmen om de nodige handelingen uit te voeren om de doorgang te openen. Een sluitsteen suisde naar beneden maar snelle reflexen stelde mij in staat om op een veilige afstand te blijven van de steen. Meneer de draak klom door de opening en samen hielpen we de anderen, of eigenlijk Catelyn, naar boven. Ik kon makkelijk zelf boven komen en Pretty was al boven, Pretty is best eng. Boven lijken we in een kelder zitten. Er staan zakken en kratten en potten in diverse groottes en maten. Ook is er een houten trapje naar boven dat uitkomt bij een deur. Meneer de Draak gaat daar op onderzoek terwijl Catelyn de voorraad in de kelder aan een onderzoekt onderwerpt. De voorraad bestaat voornamelijk uit zaken die met zwarte magie hebben te maken. Stoffen poppetjes en gedroogde kikkers, dat soort dingen. Meneer de Draak ontdekt in de tussentijd dat de deur aan de buitenkant is vergrendeld met een zware balk die hij met zijn behendigheid niet kan openen. Zo nu en dan hoort hij de stemmen van een groepje mensen die voorbij lopen, wat volgens ons vreemd is omdat we nog te diep zitten om op straat niveau te zijn. Als meneer de Draak naar Pretty roept om te vragen of zij assistentie kan verlenen blijkt dat Pretty al vlak naast hem staat, grinnikend, met scherp gereedschap in de hand. Pretty is best eng. Samen lukt het ze om de deur te openen. Erachter ligt een grote, goed verlichte, groene hal uitgevoerd in marmer, kroonluchters en vloerbedekking. De hal is enorm en buigt lichtjes weg. Er zijn echter geen mensen meer te bekennen. Er is ook geen spoor van de dief. Na wat onzekere blikken besluiten we maar naar rechts te lopen om kijken waar de hal naar toe gaat. Onderweg zien we geen afslagen, deuren of onopvallende doorgangen.

Alweer een interessant tijdframe. We komen na een tijdje lopen uit bij de zelfde deur als waar we van vertrokken. Ik besluit direct om terug te rennen en inderdaad kom ik na een tijdje uit bij de anderen. Waarlijk een gesloten stukje tijd. Jammer dat mijn studie mij nog niet zover gebracht heeft om dit mysterie te ontrafelen. En jammer dat de rest van de groep er zich niet voor lijkt te interesseren. Meneer de Draak wil juist weer even in de kelder gaan kijken als hij ontdekt dat de kelder is verdwenen en er daarvoor in de plaats een soort magister kamer in groen is voor terug gekomen. Voor de deur staat een man in een groene jurk die zich voorstelt als meneer Du Vert (jammer dat ik mijn talen niet zo goed spreek anders had ik er om kunnen lachen). Hij heet ons bovendien welkom en nodigt ons uit in de kamer te komen en plaats te nemen in een comfortabele stoel. Meneer de Draak doet dit onmiddellijk. Pretty blijkt al binnen te zijn en weet goed van de lichtbrekingen van de wekflessen gebruik te maken waardoor haar hoofd groteske vormen aanneemt en haar gegrinnik nog enger is dan anders. Pretty is echt eng. Catelyn en ik vinden het allemaal een beetje bizar worden en besluiten niet zomaar naar binnen te gaan. Maar meneer Du Vert blijk over een behoorlijk overtuigingskracht te beschikken en voor we het weten nemen we zijn uitnodiging toch aan en staan we binnen. Verbaasd kruisen onze blikken elkaar.

NB: Meneer Du Vert blijkt een Drow Elf bediende te hebben met de naam At'tass. Zou hij de dief van het Buda beeldje en de zwaar vergulde svastika zijn geweest?

En nog een interessant tijdframe. Meneer Du Vert blijkt inderdaad in bezit te zijn gekomen van een Buda beeldje en een zwaar vergulde svastika. Toeval? Deze wil hij graag terug geven maar hij heeft ook onze hulp nodig. Ik leg hem uit dat ik niet van dienst kan zijn zolang de zwaar vergulde svastika niet in bezit is van het klooster. Dat vindt hij jammer en hij geeft het object terug. Zo, na dit zo perfect te hebben opgelost besluit ik dat er tijd is om meneer Du Vert te helpen. Ik vraag hem zijn probleem voor te leggen en dat ik in ieder geval graag bereid ben hem te helpen nu de machtsverhouding wat meer genivelleerd is. Meneer Du Vert legt uit dat er drie fjorden verder een in stukken gezaagde heilige eik ligt die hij graag door ons wil laten ophalen om de stad in te brengen. Met Kalt onder belegering en een verbod op import van hout, geen makkelijke klus. Maar zeker te doen. Meneer de Draak en Pretty accepteren de opdracht ook. Helemaal als meneer Du Vert zegt dat hij een behoorlijk donatie aan het klooster zal doen. Wat mij, dat mag gezegd worden, best ontroert heeft. Catelyn echter zegt niet uit zichzelf deze beslissing te kunnen maken. Dit soort opdrachten dienen via haar Abt te lopen. Zij heeft nu een missie om een klooster op zetten in Kalt en daar kan ze niet zo van weglopen.

Hoewel het jammer is dat Cate niet mee zal gaan, blijft mijn besluit staan. Ik zal met meneer Du Vert gaan overleggen hoe we deze klus het beste kunnen klaren.

De tijd ontvouwt zich in mysteries. Mu-lan

…Wordt vervolgd

mulan.txt · Laatst gewijzigd: 2023/08/07 14:49 door bart