Geplaatst door Simon maandag, december 03 2007 21:22:00
Volgens de meer mondige mede partygenoten is de missie nu ten einde. Door het verraad van Vestan Ir' Simul hebben zij als oplossing; weg hier en lekker op het terras gaan zitten een biertje doen. Maar volgens mij zijn we ingehuurd om aan te tonen wat er met de verdwenen mijnwerkers is gebeurd. Gwenn's theorie snijdt wel hout dat wij de mogelijke nieuwste verdwijningen zouden moeten zijn, maar ik wil bewijzen. Volgens mij zijn die in de zwarte put te vinden. Hoe zoeken we dat uit? Iemand moet naar beneden…
Gwenn en Tenk wijzen op de twee trawanten van Vestan Ir' Simul. Ik voel 'm al aankomen. Gevangenen offeren voor onze nieuwsgierigheid. Ik weiger resoluut! Als er onderzoek moet gebeuren dan doe ik dat. Ik wil niet meer onnodig bloed aan mijn vingers.
Geplaatst door Simon woensdag, november 28 2007 21:46:07
Opeens staan wij oog in oog met een aantal gewapende huurlingen die ons onmiddelijk te lijf gaan. Gelukkig zijn zij ook verrast door de “Alarm” die Gwenn gezet heeft en eigenlijk geen partij voor ons met vechtersbazen als Tenk en Kratos. Als hun nummers behoorlijk gereduceerd zijn - niet op de laatste plaats door mijn niet al te populaire methode - “Charmed” Gwenn hun leider en sommeerd zij hem uitleg te geven. Hij verteld Gwenn dat Vestan Ir' Simul hun baas is en hen heeft opgedragen om de party gevangen te nemen. Waarom? Was het niet hij die ons ingehuurd heeft? Misschien verduistert hijzelf het gedolven zilver. Misschien wel in opdracht van één of ander duistere sekte. Misschien is het zelfs niet eens dezelfde Vestan Ir'Simul, maar een dubbelganger. En wie heeft ons dan ingehuurd? De echte of de nepper? Deze opdracht rammelt aan alle kanten en het wordt tijd eens even wat personen aan de spreekwoordelijke tanden te laten voelen. Gelukkig staan de twee rauwdouwers nog steeds onder vriendelijke contrôle van Gwenn. Kunnen zij mooi slepen. ik voorzag niet echt problemen, maar 't is wel handig voor het kleine fortuin dat ik gevonden heb.
Tevens heb ik en medallion gevonden met een soort punt en gaten sleutel aan de ene kant en een kaart van Aurumm aan de andere zijde. Bij de kaart is een locatie aangegeven die ik niet ken. Wat kan dit betekenen?
ter info:
Het moet hier toch barstensvol liggen met schatten en offerandes! Zonder verder na te denken cast ik een “featherfall” op mijzelf en spring. Tijdens mijn zalige daling in de duistere put begint twijfel aan mij te knagen… “Was dit nu wel zo verstandig? Ach met alleen verstandige besluiten wordt je ook niet rijk. Was het niet ik die de Naga versloeg en daar de kist en een duur amulet vond? Nou dan!”
De val duurt nu wel erg lang. Ik voel de effectieve werktijd van mijn spreuk afnemen. Goden wat nu? Terwijl het laatste restje magie mijn lichaam verlaat voel ik het getintel van een level erbij. In het duister stort ik naar de bodem. Ik heb tijd genoeg om mijn leven in ogenschouw te nemen, zo diep is de put. Sterven op level 4, veel te jong en veel te mooi.
Moge Boccob genade hebben met mijn, ietwat arrogante, maar verschrikkelijke bekwame geest.
Geplaatst door Simon woensdag, november 14 2007 11:30:22
Waar zijn de helden? Waar zijn we? In schacht no. 3.
Geplaatst door Simon zaterdag, november 03 2007 22:43:57
's Ochtends vroeg zitten wij aan de ontbijttafel. Een dikke pap en wat dik afgesneden boterhammen naar binnen te werken. Mijnwerkers zijn er niet in deze ruimte, daar die in een ploegen systeem werken en de volgende aflossing is pas over een paar uren. Toch hebben wij informatie nodig. Anders komen we nergens. Ik zoek kontakt met de opzichter en kom erachter dat de diefstallen voorkomen bij de smelterijen en de verdwijningen bij één van de mijnschachten; de nummer 3. Ik stel voor daar onze zoektocht te beginnen. Wij komen aan bij de mijn en laten ons via een metalen doos naar beneden vervoeren. Ik verwonder mij over deze technologie van de Ouden. Ik had er van gehoord, maar nog niet veel van gezien ( behalve natuurijk onze bakker in Helmut). Wij vervolgen onze weg in demijn en ontwaren eigenlijk niets bijzonder totdat de structuur van de gang in haar geheel verandert. Deze gangen zijn niet langer uitgehouwen, maar gemetselt en voorzien van een fijne structuur. Voorzichtig begeven wij ons in de ruimte. Tenk wordt in zijn rug geraakt door een goblin die een kruisboor heeft afgevuurd. In het donker probeert het ongedierte zich te verstoppen, maar wordt gevonden en snel afgedaan. Zwart bloed maakt vlekken op Tenk's harnas. Ik probeer een gniffel te onderdrukken. Onze tocht gaat verder. Door een gat in de grond laat Tenk zich zakken en wij volgen. Tenk is onzichtbaar door een potion die ik vond bij de goblin evenals wat andere magische drankjes. Als wij verderop een gang nemen worden wij aangevallen door een tweetal -bij gebrek aan betere bewoording- holbewoners. Kratos en ik maken er korte metten mee. Na wat omzwervingen komen wij bij een ruimte met een altaar voor een -of andere demon en wat sarcofagen. Wat te doen? Wie was het en wat doet het hier? Én waar is het zilver?
Geplaatst door Simon maandag, oktober 15 2007 20:41:57
Na een succesvolle avond in Jeemie's café “Annex Eetgelegenheid” en een enorme uitbrander van mijn vader bij thuiskomst, waarbij ik hem wel 7 SP én de geldwissel van 50 GP overhandigde om mijn ongehoorzaamheid te verzachten bevindt ik mij weer in Helmut. Op het bankje buiten in het zonnetje genietend van een witte wijn en het gezelschap van mijn vrienden, mijmeren wij over het verleden en de nabije toekomst.
Plots worden wij aangesproken door een goedgeklede man die de eigenaar van de zilvermijnen bij Zendouros schijnt te zijn. Zijn naam is Vestan Ir' Simul. Hij heeft gehoord van onze helden status en wil ons inhuren voor een nijpend probleem. Hij ervaart in zijn mijnen verdwijning van goederen en personen. De concusies van mijn vrienden zijn simpel: de dieven verdwijnen gewoon met de spullen. Volgens mij kan het gewoon niet zo eenvoudig zijn. Wij laten ons overreden om op onderzoek uit te gaan. Tegen de vooruitbetaling van 1.000 Gp per persoon willen wij echt wel uit de namiddag zon komen en naar de stoffige mijn Ir' Simul, met al zijn erbarmingen, gaan. Eerst even inkopen doen. Een rijdier en de hoognodige magische componenten aanschaffen. Ik kan een mooie vos kopen, ik noem haar Gelflin. Sam een mooie schimmel.
Tenk de Fred gaat voortaan door het leven als Sir Tenk de Fred dus die moest een oorlagsknol compleet met rusting kopen. Ja zo ben je snel door je munten heen. Ik weet dat hij verjaard, dus koop ik hem (samen met Sam) een zware lans met familie wapen in de brug.
Later in de nacht hebben bij Jeemie's het feestje van Tenk geviert. De volgende ochtend, bij het krieken van de dag vertrekken wij op weg naar de zilvermijnen. Wij maken goede tijd als wij in de middag door een bos trekken. Plots worden wij staande gehouden door een man die ons vriendelijk doch dringend verzoekt onze spullen achter te laten en nakend te vertrekken. Een overval! Net wat we willen. Sir Tenk de Fred wou al chargeren, maar op aandringen van mijn persoon liet hij dit achterweg. Een vergissing van mijn kant. Ik sta de man te woord en laat hem weten dat wij écht niet van plan zijn onze spullen achter te laten. Hij zet zijn woorden kracht bij door een van zijn trawanten op mij te laten vuren. De pijl zoeft tussen de hoofden van Gelflin en mijzelf door. Tijd voor aktie. Ik smoes wat met mijn vrienden dat zij hard weg moeten rijden als ik het sein geef. Ik roep Ga! en gooi een ondoordringbare mist om ons heen. Onze groep geeft de paarden de sporen en wij stuiven blind weg. De man schijnt een illusie, hebben wij te maken mat renegade magiërs? Met de grootste moeite en gebruik makend van onze, aanzienlijke, ruitervermogens, weten Kratos en Ik op de weg te blijven en blijven een stuk verderop stil staan. Waar zijn de anderen? Zij zitten in een haastig opgetrokken net vast. Kratos keert om en ik maak mij op magische projectielen op eventuele belagers af te vuren. Met de hulp van Kratos maken Sam en Tenk zich los uit de touwen, onderwijl continu beschoten te worden door pijlen. Wij kunnen nu verder. Kratos stuift langs mij heen en verdwijnt in de verte. Ik wacht op Gwenn die even later rustig aan komt rijden. Van onze belagers is geen spoor meer. Het laatste wat ik vernam, voordat zij in lucht opgingen, is het geluid van een uil. Ik vermoed nog meer magie én ik betwijfel of dit het laatste is dat wij van hen gezien hebben.
Na een aantal uren komen wij aan bij de zilvermijn Ir' Simul. Wij worden vriendelijk opgevangen door de voorman. En hij verwijst ons naar slaapplaatsen en voorziet ons van een warme maaltijd. Over het voorval op de weg zwijgen wij voorlopig. Misschien een connectie? Een drankje en dan naar bed. Morgen bij het krieken van de dag kijken we verder. Toch moet ik wat meer doen met die mist. Als ik de radius eens omdraai of de structuur dikker maak? Had ik maar mijn studieruimte. Gelukkig kan ik wat experimenteren met mijn draagbare alchemie-set en boeken.
Geplaatst door Simon zondag, oktober 07 2007 21:37:49
Na het, op afstand, kritisch bekijken van het amulet om de hals van de Mite-koning, kwam ik tot de conclusie dat deze krachtige magie bezat. Na 1 en 1 bijelkaar op te tellen ( lengte + rossige haardos + magisch amulet) had ik sterk het vermoeden dat de koning niets anders kon zijn Julius in eigen persoon. De magie van het amulet had hem getransformeert tot één van hen. Mh, het bevrijden van deze persoon werd steeds lastiger.
Na een aantal uren in gevangenschap te hebben doorgebracht werden wij uit de grot verwezen. Deze vochtige en duistere plaats is ook geen plaats voor een magiër van mijn kaliber. Echter hadden wij onze missie nog niet volbracht.
Eenmaal buiten besloten wij kamp te maken, onze wonden te helen en de voor ogen staande missie eens goed te bespreken en mijzelf een beetje opladen met magie. Veel lichter en droger werd het hier ook niet. Gelukkig is het in de buitenlucht een stuk minder bedompter.
De Mites zijn niet ontkwetsbaar; da's goed. Zij weten echter wel alle sluiproutes van de gangen beneden; da's minder. Besloten werd dat de dief en bard, eigenlijk alleen de elven onder ons: Gwenn en Sam, naar beneden te sturen. Zij hebben zicht in het donker en de mogelijkheid om zich stil te bewegen. Mijn raaf Cow gaf ik met Sam mee, zodat ik een oogje in het zeil kan houden. Mocht het dan mis gaan dan kunnen de rest met geweld het gangenstelsel naar binnendringen en hun bevrijden of wreken.
Ondanks het vertrouwen dat de groep in de beide elven had verknoeiden zij het grandioos. Binnen een mum van tijd waren zij omsingeld en gevangen genomen door de Mites. Gwenn begon een enorme tirade tegen de priesteres / lappenvrouwtje en kreeg het voor elkaar om Julius weer mee naar boven te krijgen. Missie geslaagd!
Nu weer snel terug naar “den Haelven Kip” alwaar wij een flinken geldelijke vergoeding kregen voor onze moeite. Ons avontuur is nu ten einde. Lekker slapen en dan weer snel naar Helmut. Morgen is het zaterdag en dan moet ik en Sam optreden in Jeemie's. Bovendien had mijn vader mij ook al een goede week eerder terug verwacht, ai!
Geplaatst door Simon dinsdag, september 18 2007 06:51:32
De Ruïne namen wij in ogenschouw. Welk een armzalig tovenaar moet hier gehuisvest zijn geweest? Bwian zag in het gebouw een poesje staan. Natuurlijk moest de arme dwaas daar weer naar toe om het beest aan te halen. Ik had allang gezien dat het hier om een ondoden-constuctie -en een hele vieze ook nog- ging. Na een paar flinke uithalen van het ding werd het vakkundig gesloopt door mijn vriend. Ik wou hem nog een helpende hand toesteken, maar bedacht mij net op tijd dat ik daarmee wel een paar goede weddenschappen zou verpesten. Ik deed dus, net als de rest van de groep, niets! Bwian moest nu even bekomen van de schrik en inactiviteit was de hoofd bezigheid van de party. Ik voelde mij geroepen om de ruïne dan maar zelf te inspecteren. Cow had vanuit de lucht al een gat in de grond gevonden. Ik wierp een blik in de duisternis. Gelijk werd ik laf in mijn aangezicht gegrepen. De pijn was onbeschrijfelijk! Eindelijk kwam de groep ietwat in aktie. Kratos spietste het beest -een uit de kluiten gegroeide rat- op zijn dolk. Gelijk werden we belaagd door een veelvoud van die vieze beesten. Snel werd er afgerekent met dit ongedierte. Ik besloot me maar aan te passen aan de groep. Onderuitgezakt zat ik in de lome zon mijn wonden te deppen. Bwian leidde verder het onderzoek. Hij vond een wesp (of bij) van buitengewone proporties. Ik denk dat we het hier te doen hebben met druïdes. Én een luik. Dat luik opende hij en wij begaven ons als groep naar beneden. Op reddingsaktie: Pas op, helden! dacht ik nog gekscherend. Opeens waren wij in de duistere spelonken omsingeld door donker (zeg maar zwart) getinte kleine mannetjes. Wij werden aangevallen. Het was natuurlijk ons goed recht om ons te verdedigen. De éen na de ander van deze kwade duivels viel door mijn magie. Kratos en Tenk hadden een speer gebroken voor de goede zaak. Helaas werden wij overmand door de overmacht. Mijn vrinden vielen of werden weggesleept. Er zat niets anders op dan mij over te geven voordat zij hen meer kwaad deden. Ik heb angst voor de toekomst in de handen van deze onbarmhartige demonen.
Geplaatst door Simon dinsdag, september 04 2007 00:48:26
Thuis in Bes Nagra lig ik op mijn bed. Cow - mijn raaf- zit op het voeten eind, zijn kraaloogjes gesloten. Door het dakraam schijnt de zon op ons. Stof dwarrelt door de ruimte en schept een bijna magische atmosfeer. Dit wordt een zalige okermaand, denk ik terwijl ik langzaam in slaap val.
Opeens een gestommel en gerammeld aan mijn deur. Leif -één van mijjn oudere broers- heeft van mijn vader de opdracht gekregen mij te wekken op dit door de goden vergeten uur. Het is half vijf in de ochtend! Na een haastig ontbijt wordt mij medegedeeld dat er op de hoeve gewerkt dient te worden voor het brood (en mijn toelage). Ik moet olijven afleveren bij de afslag in Helmut. Met een wagentje gespannen met Emma -onze ezelin- geladen met olijven verlaat ik de hoeve. Ik loop versuft richting het westen naar ons dorp.
Het beloofd weer een prachtige dag te worden. In Helmut ontmoet ik Sam, Kratos en Bwian. Bwian rekt net zijn verstijfde ledematen uit van een hele nacht in het schavot gehangen te hebben ( sommige dingen veranderen nooit). Ondanks dat ik ze alledrie al zeker twee jaar niet gezien heb pikken we de draad snel weer op. Bwian is wat groter geworden, Sam is geen spat verandert (maar ja, voor een elf is twee jaar bijna niets). Kratos was en is nog steeds een ruige vertoning. Zijn afzondering in de bossen onder begeleiding van zijn zonderlinge meester hebben hem, nog steeds, geen beschaving bijgebracht. In Helmut is er ook niet veel gebeurt of verandert. Ik lever, met hulp van mijn vrienden, de olijven af en ontvang 6 zilverstukken van de afslagmeester. Waarna ik mijn vrienden uitnodig voor een koud glas bij Jeemy Ollivér jr. “Eethuis Annex”.
We praten over vroeger en mijmeren over het heden. Het is duidelijk; wij zijn Helmut ontgroeid. We hebben avontuur nodig. Jamie vraagd of ik wil optreden als gochelaar zaterdag en ik accepteer. Bovendien moet er een lading wijnvaten naar “Den Halven Kip” of wij een goud willen verdienen? En of we dat willen. Goud! We delen door drie en de overgebleven munt troggel ik Bwian af voor de huur van mijn kar. Die zilverling komt mooi ten goed van mijn vader: wat zal hij trots zijn!
Lopend over de heuvelige landerijen, karretje vol geladen, bereiken wij “den Halven Kip” van de waard Jochem de Waard. Daar laden we uit en nemen intrek in de herberg. Bwian in de gezamelijke ruimte en Sam en ik in een eigen kamer.
In de gelagkamer wordt het langzaam drukker. Skalden en barden komen op en af. Een paar barbaren spelen een spelltje kaarten om grof geld. Geboeid laat ik mij het spel uitleggen, het is te makkelijk voor woorden. Valsspelen wordt bijna uitgenodigd. Ik laat mij, als beginner, uitkleden om daarna keihard terug te slaan. Als ik een paar Torens laat zien wordt ik door een van de barbaren beschuldigd van valsspel. Echter demonstreer ik dat een anders medespeler de hoge kaarten in zijn mouw verstopt. Verontwaardiging slaat al snel om in een ware knokpartij. Geen angst; Bwian of Kratos springen normaal gesproken tussenbeide. Tot mijn ontzetting blijven de ellendelingen gewoon zitten. Zij en Sam hebben weddenschappen lopen op het gevecht dat ik gedoemd ben te verliezen. Echter hebben de twee in konijnenbont geklede mafketels niet op mijn magische krachten gerekent. Een spreuk doet mijn vuist tot steen veranderen en met een tweetal rake klappen liggen de on-geeduceerden op de grond. Echter niet zonder mij ook behoorlijk pijn te doen. Gelukkig vindt ik compensatie voor de mij gedane schade in hun buidels. Foeterend op Bwian, Kratos en Sam, die trouwens dikke buit had, omdat zij op mij gewed had klim ik weer op een barkruk. Genietend van een koud biertje om mijn tanden rust te gunnen. Tevens is de muziek weer begonnen ik draai mij naar het podium, die met kippegaas is afgedekt, zodat idioten -zoals Bwain-met hun kruiken kunnen gooien. Aan mij is dat niet besteed. Ik geniet van de muziek van Gwenn, een elven vrouwe met zoetgevoosde stem. Zij is een artiest en ik weiger mijn statiegeld te verzilveren voor scherven.
Als het al laat geworden is en wij op het punt staan naar bed te gaan vliegt de buitendeur open en een rijke handelaar genaamd Marcelus strompelt naar binnen. Hij ziet er behoorlijk afgetuigt uit en Jochem rent op hem af. Uit het gestamel van de handelaar maken wij op dat hij is aangevallen door zwarte wezens en zijn zoon is spoorloos. Wij rennen naar buiten, maar vinden behalve zijn paard geen enkel spoor van zijn aanvallers. Marcelus is al op een kamer neergelegd. Wij besluiten daarop ook maar naar onze kamers te gaan.
De volgende dag ontwaak ik samen met Sam en met een laatste blik op haar naakte lichaam kleed ik mij aan en ga naar de gelagkamer beneden waar we allen een ontbijt nuttigen. Wij besluiten om op pad te gaan om de zoon van de handelaar Marcelus, de roodharige Julius, te vinden. Wij; Kratos, Sam, de magnefieke Gwenn en ik gaan naar het westen, richting het bos. Na een halve dag lopen komen we op de plek aan waar een schermutseling heeft plaatsgevonden. Het spoor van rood haar en bloed leidt het bos in. Cow heb ik laten rondcirkelen en hij geeft aan dat er verderop een ruïne is. Gwenn, de magnefieke skalt van de laaglanden geeft een betoog over duistere figuren die half demoon -en half drow elf zijn. Boeiend, maar wat zijn Drow elfen? Zij met haar kennis over de verhalen en legendes van de laaglanden is een bron van vermaak en kennis. Volgens mij moeten we naar de bouwval. Voorzichtig passeren wij de grens van het woud. Door van het pad te stappen vallen we onder het rijk van de druïdes (pas op voor je buidel, mensen!). Na een klein uurtje door het groen bereiken wij de ruïne. Het zal mij benieuwen, maar dit ruikt naar avontuur. “Mijn vader vermoord me”, denk ik nog. “Ik zou snel terug keren uit Helmut”.
Geplaatst door Simon zondag, augustus 26 2007 02:15:38
Mijn naam is Havoc, Havoc “Raf” Corvus Bes Nagra, van de familie Corvus van het Huis Bes Nagra. Een verstevigde hoeve ten oosten van Helmut en ten westen van het Helmut Klooster. Ik ben de 13e zoon van Filatus Corvus Bes Nagra en Tamyra Coonz. Terwijl mijn oudste broer voorbestemd was als de nieuwe hereboer van onze succesvolle en verdienstelijke olijfgaarden. De daar drie opvolgende broers helpen hem daarbij. De andere zonen hebben glansrijke carrières bij verschillende religies, het militaire apparaat en in de handel.
Met mij - als nakomentje - zaten mijn ouders nogal in hun maag. Mijn jonge jaren heb ik verbracht met het bezoeken van de kroegen en wijnhuizen op zoek naar muziek, spel en vertier. Serieuze zaken liet ik aan mij voorbijgaan, daarbij beschermd door mijn moeder tegen het opvoedende moralistische karakter van mijn goede vader.
Toen bleek dat ik het Huis wel heel veel geld schulde, werd ik door mijn vader en oudste broer naar de magische universiteit van Beo-Khaal gestuurd, niet alleen voor een veilige afstand van de landerijen (en de familie kas), maar ook om hem wat tucht en orde te leren. Bovendien staat een tovenaar in de familie niet verkeerd bij de hogere kringen. Met gepaste tegenzin liet ik mij opleiden als magier, waarvoor ik gelukkig wel wat aanleg voor had. Nu keer ik huiswaards met een schat aan wijsheden en een bijna lege beurs.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik kan mijn draai niet meer vinden thuis, nu dat ik de geheimen van het omniversum kan ontsluieren. Mijn kennis moet groeien en mijn dorst naar kennis en avontuur ook. Het dobbelspel en de kaarten met de knechten kan mij niet meer bekoren. Het grote avontuur van het leven kan beginnen.