Helmuts Helden Hier vind je de avonturen van deze party … volgens Bjorn onze DM
Vincentius; Human Warmage (Simon)
Pip; Elf Fighter (Chiquita)
Oswald; Human Fighter (Marcel)
Don Jovivs; Human Bard (Jasper)
Nanthéil aka Nannie; Elf Rogue (Chiquita) 💀
Goede Fraegh; Human Priest (Bertil) ☠️
Tips en trucs voor ieder avonturier. An adventurers Almanac
Twinkle, … niemand weet precies waar ze vandaan komt en wanneer ze komt. En niemand weet wanneer ze weer weggaat. Ineens is ze er … en dan weer niet!
En zoals het daar staat, zo gaat het al heel haar leven. Ze zal ooit eens geboren zijn maar wie haar ouders zijn, .. niemand die het weet. Is ze te vondeling gelegd? Heeft ze een gruwelijke afslachting op haar dorp (is ze überhaupt in een dorp geboren??) overleefd? Of is een reisgezelschap waar haar ouders deel van uit maakten op bloederige wijze vermoord? Geen idee. Ook Twinkle kan er alleen maar naar gissen. En hoe ze bij dat avonturiersgilde is gekomen? Twinkle zal zeggen 'jah, stop maar met vragen stellen, het heeft geen zin'!
Daar waar Twinkle wel notie van heeft is haar jonge jaren in het avonturiersgilde. Hier heeft zij haar opleiding genoten. Er werd haar van alles geleerd. Boogschieten, zwaard vechten, messen werpen en andere soorten wapen training was verplichte kost (al had elke student natuurlijk wel de keuzemogelijkheid om zich te specialiseren in een bepaald soort of soorten wapens).
Naast de verplichte vakken waren er ook vrije keuzevakken. De techniek van het sluipen, de eeuwen oude techniek van je ogen en oren goed de kost geven, het op slinkse wijze mensen manipuleren, het openen van sloten waarvan men liever had dat ze gesloten bleven, het onklaar maken van geavanceerde vallen en het gebruik van magische attributen om al het voorgaande (indien nodig) te vergemakkelijken. Twinkle vond dat deze laatste vakken maar slecht bezocht werden. Elke avonturier zou toch een slot moeten kunnen openen? Toch?
Na haar opleiding is ze over Aurum gaan zwerven. Ze greep elk avontuur aan wat er op haar pad kwam. Ze was avonturier tenslotte. En daar zou ze haar geld mee verdienen. Geen gezapig leventje voor haar. Huisje, boompje, beestje? Niet als het aan haar ligt! Ergens een plekje om na lange tijd naar terug te keren? Misschien. Maar ook om het dan weer heel snel te verlaten. Avontuur! Dat is het ware leven.
Maar zoals gezegd, het avonturierschap brengt Twinkle veel geld in het laatje. Het niet uitgeven van die gelden, maakt je rugzak zwaar. Dus je koopt een tweede, een derde en een vierde. En je nadert het punt waarop zelfs een bag of holding type IV niet meer toereikend is om je goud voorraad in op te slaan. Afgezien van het enorme risico dat je loopt als je per ongeluk je bag of holding in een willekeurige postkoets laat liggen. Zonde van al dat zuurverdiende goud! En dat was exact het moment waarop Twinkle besloot om toch iets verstandiger om te gaan met haar goud.
Huisje, boompje, beestje, … is dan misschien iets wat ze niet wilde maar wellicht wel een verstandige keuze zou zijn. Haar vrienden Vincentius, Goede, Krathos, .. die wonen in de buurt van Helmut. Dus, waarom zou ze niet in Helmut gaan wonen? In, misschien een vlaag van verstandsverbijstering, koopt zij een redelijk huis in Helmut. Er moet echt wel iets aan gebeuren maar, dat kan betaald, desnoods beetje bij beetje.
Ze avonturiert er vrolijk op los, is niet heel vaak thuis en het goud blijft binnenkomen. Binnen een hele korte tijd moet zij besluiten om uit te bereiden. En ze weet wat het moet gaan worden. Een Inn. Een plaats waar avonturiers graag komen, waar ze even de boel de boel kunnen laten, niet steeds ‘onderweg’ hoeven te zijn. Een thuis voor hen die niet thuis kunnen zijn omdat het avonturierschap dat van hen vraagt. Dus, met een zak vol goud gaat ze naar Leenheer Marrigan om haar plannen door te spreken.
Heer Marrigan hoort haar aan en geeft haar zijn goedkeuring. Alles tegen klinkende munt natuurlijk. En … als ze dat stuk grond wil kopen voor ‘die Inn’ zo zei Heer Marrigan, ‘dan hoort daar de olijfgaard aan de overzijde van de Borsall bij. Alleen, gaat die olijfgaard natuurlijk wel onder pacht’. Dat was even schrikken want wat kon ze nou met een olijfgaard. Het bracht werk met zich mee dat ze niet wilde, pacht die ze niet wilde maar een Inn die ze wél wilde. Ze kreeg een 10 dag om te bedenken wat ze wilde. Na drie dagen klopte ze wederom aan bij Heer Marrigan. De deal werd gesloten. Zij haar Inn, Heer Marrigan pachtgelden over de olijfgaard.
Maar een Inn, een olijfgaard en een huishouden runnen is geen goede combinatie samen met het avonturierschap. Dus, op zoek naar personeel. Op één van haar avonturen, trof ze in een herberg een gouvernante mw. Sniffleskit. Ze was ontslagen bij een familie van stand omdat deze familie in strijd was gekomen met een gegoede nobele familie. Zonder geld, of althans niet genoeg om nog een maand door te komen in herbergen, besloot Twinkle mw. Sniffleskit in dienst te nemen. In eerste instantie op basis van kost en inwoning en als alles zou gaan lopen een uitzicht op een goed loon. Nog nooit in haar leven had Twinkle iemand zo dankbaar gezien om wat ze deed. Als blijk van vertrouwen gaf ze mw. Sniffleskit de sleutel van haar huis. Risicovol … maar het bleek geen vergissing.
Toen ze terugkwam van haar avontuur, trof ze haar huis netjes, schoon en opgeruimd aan. Een vrouw stond in de keuken te koken en heette haar welkom. Verontschuldigde haarzelf omdat de borden ergens anders stonden, de plek waar ze nu staan was handiger volgens haar. En of het goed was dat ze een kamer voor haarzelf had ingericht zodat zij zich ook thuisvoelde. En, of het bezwaarlijk was dat ze Twinkles bed ging opmaken nadat ze het eten had gekookt. Want Twinkle zou wel honger hebben. En nee, Twinkle had geen enkel bezwaar, tegen niets van dat alles. Twinkle was blij dat mw. Sniffleskit er was. Toen en nu nog steeds.
Nu, na enkele jaren in trouwe dienst te zijn bij Twinkle (tegenwoordig met kost, inwoning en een goed loon) is mw. Sniffleskit een moeder voor haar geworden. Een moeder die zij nog nooit heeft gehad. Haar typische manier van zorgen, het regelen achter de schermen, het huis draaiende houden, nooit moeilijk doen maar wel kritisch zijn op dat wat er volgens haar echt toe doet; een thuis geven aan Twinkle! ‘Ach meisje, je hebt al zoveel voor mij gedaan en dat doe je nog steeds. En weet dat ik niet de enige ben waar jij je zorgen voor hebt. Die plicht vervul je met ferve. Laat mij lekker voor jou zorgen als ik kan, als dat mag’. … mw. Sniffleskit, ze is een schatje!
En vanaf daar gaat alles in een stroomversnelling. Alles moet in hele korte tijd geregeld worden. De Inn moet personeel, het huis wordt groter en groter dus moet personeel want dat is voor mw. Sniffleskit alleen niet meer te bolwerken. En de oogst moet van de olijfbomen af … kortom, personeel zoeken! Twinkle maakt mw. Sniffleskit verantwoordelijk voor het personeel thuis. Zij moet er tenslotte mee werken en zij moet er een goed gevoel bij hebben. En Twinkle kan zich dan richten op het personeel van de Inn. Die besluit ze te zoeken in Helmut zelf.
Op een dag staat er een jongen, van 12 zo blijkt, voor de deur. Hij had gehoord dat Twinkle personeel zocht voor de Inn. Zijn naam is Koen. Twinkle vraagt hem binnen en biedt hem een kop warme thee aan. Ze vraagt eens naar waarom zij hem een baantje zou geven in een Inn. En of hij zelf niet vindt dat hij nog wat aan de jonge kant is om in een Inn te werken. Twinkle merkt dat hij ‘klem’ zit tussen ‘ja, u hebt gelijk mevrouw’ en ‘maar ik moet een baantje hebben want ..’. Na wat doorvragen krijgt Twinkle het verhaal over zijn oma te horen. Ze is kortgeleden overleden en heeft niets meer dan behalve een zwervend bestaan te lijden.
Twinkle bedacht zich geen moment en boodt hem een baantje als staljongen aan en hij mocht in het huis komen wonen. Iemand die geen thuis heeft en daar niet voor gekozen heeft maar gedwongen is de straat als ‘thuis’ te moeten noemen, moet je helpen! Voor Twinkle was dat geen discussiepunt. Sindsdien is Koen ‘het kleine broertje’ voor Twinkle. Het is haar plicht om zorg voor hem te dragen. Nu, 4 jaar later en Koen twee koppen groter dan Twinkle, is hij nog altijd te vinden op the Residence.
‘Vrouwe Twinkle heeft mij onder haar hoede genomen. En mw. Sniffleskit leerde mij lezen en schrijven. De Vrouwe vindt het belangrijk dat ik kan lezen en schrijven en zij heeft mw. Sniffleskit gevraagd dat aan mij te willen leren. Ik kan alleen maar dankbaar zijn voor alles wat de Vrouwe doet en heeft gedaan. De zorg voor Sofia, als ze op stal staat, is mijn belangrijkste taak. Want Vrouwe Twinkle en Sofia, die kunnen niet zonder elkaar op pad gaan. Sofia moet sterk en gezond zijn. Dat is mijn taak en die neem ik heel serieus. Alles voor Vrouwe Twinkle en Sofia. En heel soms hebben de Vrouwe en ik een schijngevecht. De Vrouwe is meestal te snel en te behendig voor mij maar ik leer er wel veel van’. -Koen-
En dan zijn er nog Wendy en Lisa. Misschien wel de twee meest belangrijke personen in het leven van Twinkle. Aangenomen vlak voor de opening van de Inn. Wendy, toen een jonge vrouw van 17, met gitzwart kort haar en staalblauwe ogen. Vurig en temperamentvol, een wicht die ‘haar mannetje kon staan’. En haar vriendin Lisa, toen een 16 jarige deerne, met blond krullend haar en prachtige groene ogen. Lief, zachtaardig, onschuldig. Zij wilden wel in de bediening. Aangenomen! Twinkle heeft, toen de twee werden aangenomen, nooit aan een relatie met een van hen, laat staan met beide, gedacht. Tijdnood was toen haar vijand, maar achteraf haar beste vriend!
Door de jaren heen is Twinkle met andere ogen gaan kijken naar zowel Wendy als Lisa. Wendy, de temperamentvolle van de twee, was de spiegel voor Twinkle de avonturier. En Lisa, de zachtaardige van de twee, was de spiegel voor Twinkle thuis, privé. En Twinkle had beide in zich. Ze zag zoveel van haarzelf in de beide meiden dat ze zich, eerst vriendschappelijk, enorm tot hen aangetrokken voelde. Ondanks dat Twinkle een elf is en Wendy en Lisa mensen zijn zaten ze, destijds, in dezelfde fase van hun leven. Je gaat vriendschappen aan die meer gaan betekenen en je leven écht gaan beïnvloeden.
Als Twinkle thuis was zat ze elke avond in de Inn, altijd in de hoop een gesprekje te kunnen hebben met én Lisa én Wendy. Meestal na sluitingstijd zaten de drie nog aan een tafel gezellig te kletsen met z’n drieën. Als Twinkle vertelde over haar avonturen, zat Lisa aandachtig te luisteren naar haar ‘spannende’ avonturen en ze genoot van de passie waarmee Twinkle vertelde. Wendy dacht mee over hoe Twinkle de volgende keer problemen kon omzeilen tijdens haar avonturen. Alsof ze de avonturen zelf wilde beleven. En ver na middernacht gingen de twee dan weer richting huis.
En na de jaren verstreken begon Twinkle steeds meer gevoelens te krijgen voor die twee. Tot er anderhalf jaar geleden de eerst kus kwam tussen Lisa en Twinkle. … ergens bij de stallen van the Residence. En voordat het verder ging dan die ene liefdevolle kus vertelde Lisa dat ze niet verder kon gaan en dat ze de liefde van Twinkle voor haar niet kon beantwoorden. ‘Om Wendy niet te willen kwetsen’. Twinkle wilde alle kaarten op tafel want zij wist meer. Op een avond nodigde Twinkle beide meiden uit in the Residence om eens te kijken hoe alle puzzelstukjes, op het gebied van de liefde, nou eigenlijk verdeeld waren tussen hen.
Twinkle wist uit eerdere gesprekken met Wendy dat Wendy smoorverliefd was op Lisa. En dat heeft Wendy dus nooit aan Lisa verteld. En Lisa wist dat Wendy ook een oogje had op Twinkle en dat weet Twinkle dan weer niet. De kus van Lisa en Twinkle was uit liefde voor elkaar maar Lisa wilde Wendy niet kwetsen door een relatie aan te gaan met Twinkle. Maar Lisa heeft ook wel eens aan Twinkle vertelt dat ze een relatie met Wendy best zou zien zitten. Twinkle heeft nooit begrepen waarom zij überhaupt niet voor elkaar kozen, maar dat terzijde. En als laatste, Twinkle heeft voor beide meiden diepere gevoelens, aan vriendschap voorbij. Liefde! Nou … die kaarten, die moesten maar eens op tafel. Het was een avond die veel duidelijk heeft gemaakt en de liefde tussen de drie kon opbloeien. Eerst in het ‘geheim’. Later, toen Lisa en Wendy in the Residence kwamen wonen, meer openlijk.
‘Twink is één van mijn geliefden en voor beiden ga ik door het vuur hoor, dat weten ze allebei. Twink heeft haar hart op de goede plek en zal in haar privéleven geen onrecht dulden, dat dwingt ze ook af. Iedereen heeft het recht om menselijk behandeld te worden. Voor zwakkeren springt ze op de bres. Tijdens haar avonturen zal ze vast van alles meemaken en beslissingen moeten nemen die vergaande gevolgen kunnen hebben. Een sterke vrouw, slim en gedreven. Goed in haar vak’. -Wendy-
‘Twink … die doet altijd gevaarlijke dingen en die doet ze zo graag dat ik haar daar niet van kan weerhouden. Dan is ze Twinkle niet meer, toch? Ja, natuurlijk zou ik haar graag altijd bij me hebben maar heb je haar wel eens horen vertellen? Vol passie over haar werk, altijd spannende verhalen, ze maakt best wel dingen mee. Soms twijfelt ze of ze nog moet doorgaan. Maar dat is ook Twink. Ze is wel mijn held hoor. … samen met Wendy hè, zij is ook een held. Ik heb gewoon twee helden. De lieverds’. -Lisa-
Twinkle, 30e Zaaimaand, 1358 NT … Jaar der Manke Walrus.
Loop ik in Zendouros, een quasi nette stad, dondert er een lijk naar beneden … net voor mijn voeten. Moet niet gekker worden!! Kijk nog omhoog, zie een andere vrouw een dikke duim naar mij geven om vervolgens de ramen weer te sluiten. Jah, dan geef je me een hele hand hè in plaats van een vinger. Al snel ben ik een kleine 2500 goud aan edelstenen rijker en nog eens een buidel met daarin rond de 800 goud. Nah … sneller kan een elf het niet verdienen. Ach wel ja, ik neem haar stilleto ook nog even mee.
Maar het is al laat en ik wil eigenlijk zo snel mogelijk deze stad uit. Ik stel me verdekt op bij de poort en wacht op mijn kans. Het duurt niet lang of er nadert een groep avonturiers de poort om Zendouros op deze late avond nog te verlaten. Ik bedenk me niets en geef mijn drom (dromedaris) Sofia een paar stevige porren in haar zij met mijn hakken. Het beest maakt vaart maar komt tot stilstand tegen een paard en berijder …
Ik maak de berijder duidelijk dat ik toch echt van rechts kom en dat ik graag voorrang zou hebben gekregen. Het harnas geeft mij een blik van “pardon … hoe durf je tegen mij te spreken”. Maar mooi dat dit harnas omhoog moet kijken naar mij … ik zit hoger hè op mijn drom dan hij op zijn knol. Goeie grap, werkt altijd.
Meneer poortwachter wil zich ermee bemoeien maar ook hem vertel ik dat ik van rechts kwam, graag voorrang wilde krijgen maar meneer in blik ramt met zijn blinde knol mijn drom. Hoera, meneer poortwachter is het al zat en de poort gaat open “weg jullie, nachtelijk gespuis” kraamt poortwachter nog uit. Precies, dat wilde ik ook, dit quasi nette stadje uit zonder te betalen.
Ik rij een eindje op met de vier heren te paard. Twee in blik, één in wat minder blik en één in kinky lederen pakje. Blijkt dat de blikjes ridders zijn, zag ik natuurlijk gelijk al wel. Dat halve blik is een priester … heilig symbooltje om zijn nek. Maar die in het leer … moeilijk in te schatten … zal een duistere kant hebben waar ik liever geen weet van heb. Na een uur of twee is één van de blikken, waarschijnlijk baas blik, het wel zat en wil een slaapplaats zien te regelen in een boerderij 100 meter bij ons vandaan. Deze 100 meter worden discussiërend afgelegd door baas blik en half blik over of ze nou de boer wél of niet wakker gemaakt kan worden. We gaan het erop gokken en maken meneer de boer wakker. Hij biedt ons zijn schuur aan als slaapplaats. Een goede boer zo concludeer ik.
In de schuur wordt mij het volgende duidelijk:
Twinkle, 1e Regenmaand, 1358 NT … Jaar der Manke Walrus.
Als de ochtend aanbreekt, breken we het kamp op. Ik geef meneer de boer nog een 10 gp voor zijn geleverde, goede diensten. De man glundert van oor tot oor en dankt mij hartelijk voor deze gulle gift. Tijd om te vertrekken in westelijke richting.
In het westen liggen de landen van Murelo (short voor: El Murelo). Er is zelfs nog een bekent muziekstuk geschreven over dit pracht gebied. Hoe ging het ook weer? huhhuhhuh … Is this the way to El Murelo? (clap, clap), the place to dance on your pillow, … and sweet Maria waits for me. Shalala lalalalalom (hey, hey), shalala lalalalalom … Ach wat weet ik er ook van? Ben ik een Bard? Dacht het niet hè. Murelo … die kant op dus, west!
Na een goede dag gereisd te hebben komen we aan bij “Midweegs”. Géén idee van welke reis deze herberg dan het midden moet zijn maar het zal wel. Iedere herberg een naam denk ik dan maar. We vragen aan de waard of wij onze paarden mogen stallen en of we een plaats voor de nacht mogen. Geen enkel probleem en we nemen onze intrek in onze kamers.
's Avond tijdens het eten vraagt een serveerster ons of wij óók komen voor een bezoek aan de toren? De toren … (???) … Niet dus. We laten het even begaan maar … die toren blijft door mijn gedachten gaan. Later op de avond vraag ik haar wat er dan zo speciaal is aan die toren. Wel nu is het antwoord, deze zit vol met goud, robijnen en andere schatten. … Altijd goed om hier eens meer over te weten. Ik ga naar bed, morgen zien we verder.
Twinkle, 2e Regenmaand, 1358 NT … Jaar der Manke Walrus.
Als ik 's morgens wakker word, kijk ik om me heen of ik dingen mis. Dit gezien ik 's nachts niet wakker ben geweest. OK, ik geef toe, misschien is het een paranoïde trekje van me maar … je weet nooit hè. Ik concludeer al snel dat alle spullen er zijn en ik rek me eens lekker uit … pfoe, ik heb lekker geslapen. Ik loop naar het wasbekken, ik fris me op en kleed me aan. Tijd om de gelagkamer in te gaan.
In de gelagkamer aangekomen zie ik de vier andere reisgenoten aan een tafel zitten. Ze nodigen mij uit bij hen te komen zitten. Waarom ook niet. Tijdens het ontbijt deel ik mijn bevindingen van gisteravond aangaande de toren. Gezien de heren toch geen reisbestemming hebben, althans niet een directe reisbestemming, stel ik voor om naar die toren te gaan. De vragen “Waarom dan?”, “Weet je wel dat er nog nooit iemand levend van teruggekomen is?”, “Denk jij dat het geen fabeltje is om reizigers te beroven van hun spullen?” beantwoord ik met: “Waarom zijn de heren überhaupt avonturiers geworden? Is onduidelijkheid niet iets waar het hele avonturierschap op gebaseerd is? Is er niets, dan is er niets … weten we dat ook gelijk. Is er wél wat … yoho … rijkdommen!!” Het besluit wordt genomen … we gaan naar de toren.
Ik duik snel het winkeltje in naast de herberg. Handig zo'n zaakje. Ik koop een enterhaak, ransoenen en allerlei andere aangelegenheden die ik nog nodig heb. Tenk zit te praten met een van het bedienend personeel … hij wil meer duidelijkheid over vanalles en nog wat.
Na een half uurtje door het winkeltje gestruind te hebben, ga ik weer de gelagkamer in. Tenk heeft ondertussen te horen gekregen dat het verstandig is een gids mee te nemen. De man heet “de grijze wolf”. Hij meldt zich hier om de drie vier dagen om een groep avonturiers naar de toren te begeleiden. We zijn het er al snel over eens dat het een lucratieve business moet zijn één groep per vier dagen. Gelukkig komt de man een paar uur later binnen.
“De gijze wolf” is een man van rond de 40 en ziet eruit als een ranger. Hij vraagt 125 goud voor de hele groep. Honden en paarden mogen/ kunnen niet mee. Dus de schildknaap van Tenk blijft in de herberg en wij vertrekken in richting van de toren.
Twinkle, 2e t/m 6e Regenmaand, 1358 NT … Jaar der Manke Walrus.
Al met al is het een saaie wandeling. Even snel een opsomming:
Maar halverwege de 6e regenmaand zien we ons doel: het Llyneando woud. Dit woud wordt bewoond door “Wilde Elven”, die nogal gesteld zijn op hun privacy. “de Grijze Wolf” meent dat het knokken kan worden. Echter bij de rand van het woud houden we halt. We pakken allen het touw beet dat ik op vraag van “de Grijze Wolf” uitrol. Dan geeft hij ons een boontje dat we moeten opeten. Het maakt ons onzichtbaar.
We lopen aan het touw, achter elkaar aan het bos in. Helaas duurt de magische kracht van het boontje niet lang genoeg en moeten we rennen achter “de Grijze Wolf” aan, hopelijk in de richting van de toren. Enkele pijlen treffen mijn groepsgenoten. Kijk, da's ook avontuur, denk ik nog.
Na een kleine tien minuten rennen doemt de toren voor ons op. De pijlenregen houdt niet op en als we voor de deur van de toren staan, blijkt deze afgesloten te zijn. Ik grijp mijn lockpick tools en open de deur … zonder enig probleem. Appeltje eitje. Ik duik naar binnen en de rest volgt. De laatste sluit de deur en we horen een aantal pijlen in de deur slaan. Hé lekker … de kick van het avonturierschap.
Binnen is het donker maar Tenk weet raad. Hij trekt zijn zwaard en hoera … er is licht. Ik moet zeggen dat het wel een beetje over de top is hoor … een flamming sword als fakkel. Maar gelukkig dat er licht is … we staan voor een put waar we anders misschien ingevallen waren.
We kunnen zien dat het plafont van de volgende verdieping is weggevallen. Her en der liggen er nog restanten in deze ruimte. Ook de trap, vermoedelijk een wenteltrap, is weggevallen. Omhoog is dus geen optie. De put … deze heeft aan de rand een goed stel stevige handvatten waarlangs we naar beneden kunnen klimmen. Ik schiet voor de zekerheid een brandende pijl naar beneden om de diepte en eventeueel de bodem te controleren. De bodem van de put blijkt droog te zijn en ik schat de diepte op een 30 meter.
Een aantal van de groep wil graag omhoog. Ik zie geen mogelijkheden om omhoog te kunnen dus ik maak de opmerking best even een brandende pijl in het plafont te willen schieten om te kijken waar we dan precies naar toe klimmen. Echter, ik sta niet in voor de gevolgen … waarschijnlijk breekt er dan brand uit. De keus is ineens simpel … de put. Ik daal als eerste af de put in.
Eénmaal op de bodem aangekomen, kijk ik in westelijke richting maar wordt daarbij bruut gestoord door een inkomend projectiel. In een fractie van een seconde duik ik naar links maar de boomstam schampt mijn lichaam. Ik vloek en tier terwijl het eigenlijk niet veel voorstelt. Ik pak de vlammende pijl op, sein naar de anderen dat ze kunnen komen en schiet deze vervolgens in westelijke richting. Na een aantal meters komt de pijl tegen een muur. OK, dat trucje hoeft dus ook niet meer.
Ik probeer zo goed en kwaad als het kan mijn weg te vinden in deze gang. Ik let op vallen, verschuil mij in de schaduwen en probeer zo weinig mogelijk lawaai te maken. Het schiet dan ook niet echt op maar ik vorder gestaag. Als ik een hoek om ga, zie ik een aantal meters verderop een gedaante staan. Snel duik ik terug.
Ik hoop dat de figuur in de gang mij niet gezien heeft en ga terug naar de groep om mijn bevindingen te melden. Tenk bedenkt zich geen moment en zegt dat hij wel even gaat praten met de man/ vrouw. Ik, en ik niet alleen, vrees het ergste. Tenk is naar mijn idee niet zo'n prater … Maar in de gang hoor ik de man Tenk uitnodigen om dichterbij te komen om met hem in gesprek te gaan. Kort daarop een enorme lichtflits, een knal en een Tenk die de gang in komt schuiven. Zie aan … Tenk wil praten maar het is dit keer de tegenpartij die het afhoudt. Woest stuift hij de gang weer in achter de man aan die het blijkbaar op een lopen heeft gezet. Een paar tellen later horen we het gekerm van Tenk. Het houdt aan …
We wagen het erop en gaan achter Tenk aan. We vinden hem in een valkuil met een aantal vervelende spiesen, ergens verderop in de gang op de plaats waar ik de man zag staan. Blijkbaar heeft hij een val in werking gezet en is gevlucht het gangenstelsel in.
Twinkle, 16e Bloeimaand, 1363 NT … Jaar van de Witte Raaf.
Al die tijd zat mijn journal dus gewoon verscholen in een hoekje van mijn rugzak. En ik maar denken dat ik hem ergens verloren had. Wat is het toch leuk dingen terug te kunnen lezen met avonturen. Het is nu alweer 5 jaar geleden dat we de toren als een smeulende berg stenen en hout hebben achtergelaten. Schatten meegenomen en vervolgens een huisje gekocht in Helmut. It seemed a good idea at the time.
Maar na een paar maanden begon het weer te kriebelen. Ik moest weer op pad. Spullen gepakt en mijn net gekochte huis en vrienden achtergelatend. Heb ik ze nog gedag gezegd? Ik weet het eigenlijk niet eens. Misschien moet ik maar weer eens naar Helmut afreizen.
-In mijn dagboek lees ik- … Na het ontzetten van de Toren van Llyneando ga ik met mijn reisgenoten mee naar Helmut. Ho, wacht! Voordat ik het vergeet te melden. Voor dat we naar Helmut afreisden hebben we natuurlijk ook alle schatten uit die toren gehaald. Dat is onderdeel van het avonturierschap, de vergoeding die je krijgt omdat je je eigen leven in de waagschaal hebt gelegd. Aan de grote hoeveelheid edelstenen, goud, zilver en andere snuisterijen te zien -en te voelen … pffff wat zwaar!- moet ik behoorlijk wat risico gelopen hebben. Vreemd, dat ik eigenlijk dat gevoel niet heb. Voor mij voelde het als een leuk tripje.
‘tuurlijk, er ging wel eens iets mis. Er ging wel eens een keer wat verkeerd -of twee .. misschien drie .. hooguit vier keer. Het zijn er echt geen vijf geweest, toch?- maar dat hebben we toch allemaal goed opgelost. Zij het achteraf of in het heetst van de strijd. En dat, zo moet elke beginnende avonturier weten, hoort er allemaal bij. Avontuur is niet zonder gevaar en je kan niet alles van tevoren plannen. Moet ook niet, want dan verliest het avonturierschap zijn absolute waarde. … dus, op naar Helmut!
Helmut, ik weet niets van de ligging, geen flauw benul van de grootte, laat staan dat ik weet of het er goed toeven is. Volgens mijn reisgenoten wel. Ze hebben grootse plannen. Ik hoor veel en vaak ‘kwaffen en baffen’ voorbij komen. Bij navraag wat ‘kwaffen en baffen’ nou precies is, blijkt het een plaatselijk dialect te zijn voor ‘zuipen tot je tolt op je benen en je op je bek laten slaan door andere zatte figuren’ … kwaffen en baffen is zeker een kortere uitdrukking en het zal de lading vast en zeker dekken. We gaan het meemaken!
Okay … Helmut. Stel je een valse kraai voor op een ietwat loshangend plaatsnaam bordje op een achtergrond van azuur en het zou het ‘dorpschild’ van Helmut kunnen representeren. Het dorp heeft een aarden wal met daarop houten palissades met, snel geteld, maar liefst 6 torens! Zoooooo, en mocht ik gaande weg in mijn leven het ooit over pretenties gaan hebben, moet ik niet vergeten Helmut ergens bovenaan mijn lijstje te vernoemen. 6 Torens van het formaat ‘pas op, stoot uw hoofd niet aan het plafond’ … moge Olidammara mij perforeren met zijn rapier als het niet zo is, maar ik denk zelfs dat die 6 torens onbemand zijn. Het zou me niet verbazen. Heel even wacht ik om Olidammara de tijd te geven zijn rapier te pakken … niets. Zie, onbemand!
Mijn reisgezelschap trekt vol vreugde het dorp binnen, elkaar op de schouder kloppend en luid lachend, als ik mij langzaam, net buiten de poort, van de rug van Sofia af laat glijden. Terwijl ik dat doe, vraag ik mijzelf af, wellicht hardop, waar ik nu weer ben beland. … Inderdaad, in Helmut.
De eerste dagen in Helmut besteed ik aan ‘het ontdekken van Helmut’. Elke ochtend maak ik, ongeveer, hetzelfde wandelingetje door het dorp. Vanuit mijn gastenverblijf aan de Monestary Road loop ik, richting noorden, een stukje langs de palissades, dan westelijk langs de rivier Borsall. Dan steek ik de Borsall over bij de Zookmiphallydap Bridge om aan de noordzijde van de rivier mijn weg te vervolgen in westelijke richting. Na een kleine 100 meter de rivier weer over steken over de River Alley Bridge of de Berdoff Bridge, richting White Plaza. Dan tussen de twee kloosters door op Holy Plaza om aldaar even een kop koffie te scoren. Dan via de Road of Heroes naar Open Plaza om dan al weer voor de deur van mijn gastenverblijf te staan.
Ik doe er langer over dit alles op te schrijven dan de daadwerkelijke wandeling zelf. De koffie, dat vertraagt het geheel. Geloof me, na drie rondjes door Helmut (soms een keer links en dan weer rechts) ken je heel Helmut. Kernwoorden: 1) rust, 2) deels bouwvallig, 3) best aardige koffie, 4) grappig, want ze hebben hier hun eigen bier en 5) uiterst vriendelijke mensen. Maar avontuurlijk komt niet voor in de lijst met kernwoorden! Dat ik het maar gezegd heb.
Tijdens één van mijn ochtend wandelingen valt mij op dat er aan de Road to Berdoff een huis te koop staat. En het heeft ‘vrij uitzicht’ op de rivier en de twee bruggen (Berdoff Bridge en River Alley Bridge) … wel een leuk huisje. Niet te groot, zeker niet te klein. Leuk tuintje achter een muurtje met daarop een smeedijzeren hekwerkje. De locals zouden hier de omschrijving ‘deze rustieke cottage, idylisch gelegen aan de Borsall’ gebruiken. Ik vind het gewoon een leuk optrekje. Tijd om eens een gesprekje aan te gaan met de verkoper. 10 minuten later … ik heb een huis in Helmut! Is dat handig? Nee, volste overtuiging en ter bevestiging nogmaals, nee! Waarom heb ik dit gedaan? Geen flauw idee. Wanneer kan ik er in … volgende week. -zucht- … dit riekt niet eens naar avontuur. En eigenlijk toch weer wel … ik heb verdorie gewoon een huis gekocht. … in Helmut. Lachen!! Ahhh shit .. moet de hele zooi ook nog gaan inrichten. Okay, eerst langs de meubelmaker, dan naar de spinner/wever voor beddengoed en andere soorten linnengoed. Dan naar de lampenmaker voor olielampen. Ik zie wel hoe lang alles duurt en wanneer het afgeleverd kan worden. Bed, kast, tafel, een paar stoelen en een paar lampen. Als dat leverbaar is, met een week, vind ik de rest even onbelangrijk. Werk aan de winkel!
Na een paar maand heb ik al mijn spullen binnen en heb ik al enige tijd intrek genomen in mijn ‘cottage’. Het begint steeds meer op een thuis te lijken. Maar het kriebelt .. ik mis iets. Ik merk dat mijn geld minder wordt. De bodem is nog niet in zicht maar toch, het slinkt. Net spinazie! De koffie aan Holy Plaza smaakt niet meer zoals het voorheen smaakte. Net spinazie! En het wandelingetje in de ochtend voelt nu meer als een opgave en verplichting dan dat het ‘echt leuk’ is. Net …! Dan slaat de paniek me om het hart. Ik realiseer me dat ik mijn ochtend wandelingetje als ‘echt leuk’ bestempel. Heb ik het echt ooit leuk gevonden? Of vind ik nu dat het toen ‘leuker’ was dan dat het nu is? Ik word gek van mezelf. Morgen reis ik af naar Zendouros. Ik moet er even tussenuit, even wat meer drukte om me heen, mensen die ik niet ken, winkelstraatjes waar ik kan verdwalen (kleine kans, maar toch!) …
Nu, twee weken later, nog steeds in Zendouros. Maar alles voelt heel erg dubbel. Blij hier te zijn en toch is dit het ook niet! Vanavond toch maar eens de kroeg in om te kijken of er hier in de buurt niet iets te beleven valt.
Gisteravond in gesprek geraakt met ene Rosie. Tof mens! In hart en nieren een avonturier. Ze doet iets met magie. En als ik zeg magie, bedoel ik ook magie. Ze heeft me een en ander uitgelegd en zoals ik het begrijp is het: het maakt niet uit, divine of arcane, als het magie is, kan ik het/wil ik het kunnen. Ze noemt zichzelf een artificer. Gespecialiseerd in het maken van magische items en altijd op zoek naar ‘shards’. Ik heb geen idee wat het is of wat het doet, maar wat een interessant gesprek heb ik met haar gevoerd! Dit heb ik gemist! Veel gelachen, veel gepraat, super veel nieuwe ideeën opgedaan en okay … misschien één wijntje te veel gehad. Maar wat maakt het uit? Ik heb het gevoel dat ik weer leef!
Ik besluit om mijn ontbijt te gaan nuttigen in hetzelfde etablissement als waar ik gisteren Rosie heb ontmoet. Bij toeval tref ik haar. Ze zegt mij dat ze morgen naar ‘de Wayfinder Foundation’ moet. Een afspraak met Heer Baynard … Wacht! Is dat niet die excentriekeling die zijn gehele vermogen heeft verdiend middels ‘het avontuur’? Rosie knikt instemmend. Goed onthouden, voegt ze eraan toe. -punt voor mij, maar ik kende deze excentrieke man met zijn prestigieuze avonturiersgilde al-. Rosie denkt dat er weer een nieuw avontuur aan te komen staat.
Ik merk dat ik begin te stralen. Ik hunker naar avontuur laat ik mij ontvallen. Rosie knipoogt. ‘Komt goed, meid. Ik ga kijken of er nog een plekje vrij is voor een niet-lid. Ik ga mijn best doen’. ‘Als jij naar die afspraak gaat, ga ik nu terug naar Helmut, haal ik mijn spullen op en kom gelijk weer terug. Treffen we elkaar weer hier?’ vraag ik. ‘Of ergens anders, maar dan laat ik een bericht voor je achter. Ga je maar voorbereiden’ zegt Rosie. ‘Ben al weg …’ zeg ik.
Ik haal Sofia van stal en zadel haar. Dan klim ik op haar rug en geef deze een paar porren in haar zij. Onder luid gebrul maakt ze beweging voorwaards. ‘Sorry meis, was niet de bedoeling het zo hard te doen’ en klop daarbij Sofia in haar nek. ‘Ik ben nogal enthousiast want misschien gaan we wel weer op avontuur. Hoe tof is dat? … net als vroeger, samen weer op pad’ zeg ik tegen Sofia als ik door de poorten van Zendouros rijdt, de landerijen door, in de richting van Helmut.
Afgelopen maanden heb ik veel tijd doorgebracht met Rosie. Vele schatten binnengehaald voor de Wayfinders Foundation. Op een avond in een restaurant, als Rosie, Florian, Jeremia, Xavier en ik rustig zitten te eten na een van onze avonturen, krijg ik een brief onder mijn neus geschoven. Ik kijk … het zegel van de Wayfinders Foundation? Ik kijk naar Rosie. Hou de brief quasi nonchalant iets omhoog. ‘Rose? … weet jij hier iets van?’ Ze kijkt op en zegt met uiterst neutrale stem (en dat verraadt haar!) ‘maak maar open, dan weet jij ervan. En blijkbaar moet jij de inhoud weten, niet ik’ -knipoog-
Snel verbreek ik het zegel en lees:
4e Andermaand 1360 Aan de Vrouwe Twinkle, Uit betrouwbare bron(nen) hebben wij mogen vernemen dat u, als avonturier, een grote staat van dienst heeft. Aangaande die staat van dienst willen wij graag met u in gesprek om zaken te bespreken. Gezien de urgentie van dit gesprek verzoeken wij u nadrukkelijk om op onderstaande datum te verschijnen bij the Wayfinder Foundation, Hilltop Avenue 1, Zendouros. Het gesprek zal met 3 leidinggevenden van the Wayfinder Foundation plaats- vinden. U wordt dringend verzocht om op 7e Andermaand 1360 om 12:30 uur te verschijnen op bovengenoemd adres. U dient deze brief en een identificatiebewijs mee te nemen. Wij verwachten uw komst. Groet, Heer Baynard, Namens deze: Adj. Christoff von Fürpuste
… ik kijk Rosie vragend aan. ‘Wat?’ vraagt ze ‘Dit is toch wat je wilde?’ Ik sta op en vlieg haar om de nek. ‘Yessss, … dankjewel voor het vertrouwen’ zeg ik. Okaaaaaayyyyy, ik geef de anderen ook een knuffel. ‘Rondje van mij, mensen’. Ik ben trots op mezelf! Deze prachtige uitnodiging geeft aan dat ik wellicht ‘Wayfinder material’ ben. En stel nou dat ik het niet ‘wellicht’ ben, maar dat ik het ‘echt’ ben? Deel uit maken van the Wayfinder Foundation is eigenlijk iets dat elke avonturier wil. En als je dat niet wil, ben je geen avonturier!
Op de 4e Andermaand 1360 meld ik mij, 12:15 uur bij the Wayfinder Foundation lichtelijk gespannen maar dat mag ook wel. … the Wayfinder Foundation, holy mac’n cheese! En ik mag daar op gesprek komen. Super tof! Dat Olidammara maar even naar me kijkt en een straaltje geluk over mij wil schijnen .. spannend hoor! 12:30, ik word binnengeroepen.
Ik kom binnen in een grote zaal met een grote tafel, daaraan slechts 4 stoelen. Drie zijn er bezet en op de laatste lege stoel mag ik plaats nemen. Drie heren van een wat oudere leeftijd (met alle respect!) kijken mij doordringend aan. De middelste van de drie stelt zich voor als Adjudant Christoff von Fürpuste, persoonlijk adjudant en eerste adviseur van de Heer Baynard. ‘Aangenaam, .. Twinkle’ zeg ik en knik vriendelijk naar de Adjudant. ‘Dit is jonkheer Wagenaer’ zegt de Adjudant als hij naar (voor hem) links wijst. ‘Aangenaam, .. Twinkle’ zeg ik met wederom een vriendelijk knikje maar nu naar jonkheer Wagenaer. ‘En aan mijn rechterzijde’ zegt de Adjudant als hij (voor hem) naar rechts wijst ‘zit heer Rimmenstahl’. Ook hier, vriendelijk knikje en een aangenaam .. Twinkle.
De Adjudant vraagt of ik zowel mijn brief als mijn identificatie aan de bode wil geven. Hij maakt een handgebaar naar links achter mij. Echter, ik voel de aanwezigheid van een onbekend persoon rechts achter mij. Ik twijfel niet, -ze testen me nu al- denk ik. Ik draai naar rechts en geef de bode de gevraagde papieren. ‘Vrouwe Twinkle’ vervolgt de Adjudant ‘het zal u niet verbazen dat wij goede verhalen over u gehoord hebben?’ ‘Nee, verbaasd mij niet’ zeg ik ‘ik werk er hard voor om boven de rest uit te steken’ voeg ik er nog aan toe. ‘Ambitieus?’ vraagt de jonkheer. ‘Ik leg de lat hoog, voor mezelf en de mensen om me heen’ antwoord ik dapper. ‘Wat verwacht jij van teamleden als je met hen op avontuur bent?’ vraagt nu de Adjudant weer. ‘Zelfredzaamheid, eerlijkheid en openheid. Misstap mag/kan maar het moet geen gewoonte worden. Bij een 3e keer herken ik patronen en zie ik ‘de gewoonte’ opdoemen. … zo’n persoon wil ik liever niet nogmaals in mijn team’ zeg ik. ‘Individueel of team?’ vraagt heer Rimmenstahl mij. ‘Beide zijn leerzaam en vragen totaal andere vaardigheden. Ik prijs mezelf gelukkig met vaardigheden in het spectrum van beide opties. Ik geef toe dat mijn avonturierschap zich veel in teams afgespeeld heeft. Dus individueel zal mij nu meer uitdagen’. … de vragen komen steeds sneller op mij af maar mijn denktijd neemt niet toe. Ik beantwoord de vragen eigenlijk zonder na te denken en zonder twijfel. Dit doen de heren slim! Na nog een kwartier tot twintig minuten onder een spervuur van vragen te hebben gelegen maakt de Adjudant de opmerking ‘maand individueel’. De beide andere heren knikken instemmend.
‘Vrouwe Twinkle, de Raad heeft besloten u een initiatie queeste te geven over een periode van 1 maand op individuele basis. Dat betekend dus, u gaat 1 maand op queeste en u doet dit individueel. U voert die queeste uit en sluit deze met positief gevolg af. Pas dan zal u worden toegelaten tot the Wayfinder Foundation. Wij hebben het vertrouwen in u’ zegt de Adjudant. ‘U hoort van ons’ Dan staan de drie heren op. Ook ik ga staan. En zonder één extra woord verlaten de drie heren de zaal. Mij, met een bode die mij mijn papieren weer teruggeeft, achterlatend. Okay … ietwat verbaasd kijk ik de bode aan. Met een handgebaar doet hij mij uitgeleide.
16e Andermaand 1360 Ik ben thuis, in Helmut, als er in de ochtend op mijn deur wordt geklopt. Ik doe open en voor mij staat een bode die mij een brief overhandigd. Hij wenst mij een prettige dag en vertrekt. Ik bekijk de brief. ‘Vrouwe Twinkle, Road of Berdoff 4, Helmut’ .. geen zegel, wel een druppel wax. Ik sluit de deur, ga zitten aan tafel en maak de brief open. Onderaan de brief het zegel van the Wayfinder Foundation, in blauwe wax. Ik lees de inhoud.
14e Andermaand 1360 Aan de Vrouwe Twinkle, Enkele dagen geleden hebben wij u gesproken en wij hebben tijdens dat gesprek afgesproken dat wij u op een individuele initiatie queeste zouden sturen voor de duur van 1 maand. Welnu, het is tijd om uw spullen te pakken en u klaar te gaan maken voor uw queeste. Op 17e Andermaand 1360 zal u afreizen in de richting van Zookmiphallydap om aldaar iets ten noordoost het Dopdall gebergte in te gaan. U gaat hier op zoek naar een dragon shard ader. Als bewijs dat u een ader gevonden hebt, neemt u een trofee mee waarvan u denkt dat ons dit zal overtuigen van de aanwezigheid van een ader. Het zoeken naar een dragon shard ader in dit gebied ligt gevoelig. Wij verwachten dat u de nodige maatregelen zal nemen om deze queeste, in ieder geval naar de buitenwereld, niet naar onze Foundation zal laten leiden. Gegeven het feit dat het gevoelig ligt merken wij naar u op dat u mag stellen dat ‘het doel alle middelen heiligt’. Aan die invulling laten wij u de vrije hand. Wij wensen u vooral succes en hopen op een spoedig wederzien. Groet, Heer Baynard, Namens deze: Adj. Christoff von Fürpuste
… okay, spullen pakken, dus. Gelukkig heb ik een ring of invisibility, dat zal helpen in deze situatie. Mijn everfull mug en everlasting rations moet ik zeker ook niet vergeten. Rapier, pijl en boog ook mee. Ik ben klaar! Vanavond vertrek ik te voet, het zal vier dagen lopen zijn. Vier terug, dan heb ik 22 dagen om, hopelijk ongezien, door de Dopdall Mountains te reizen. 17e Okermaand 1360 ben ik dus weer terug. Ik ga zitten en staar wat voor me uit. 17e Andermaand 1360 vertrek ik lopend in noordelijke richting naar het Dopdall gebergte. Het is net na middernacht. Ik neem er gewoon even paar uur extra bij. Ik houd me aan de afspraak, 17e Andermaand vertrek. Zij denken vast dat ik bij ochtendgloren vertrek. Mooi niet, ik heb dus zo’n 8 uur extra!
Na een paar dagen kom ik aan bij een opening die mij toegang kan verschaffen onder het Dopdall gebergte. Ik wurm me door de spleet en vervolg mijn route het gebergte in. Ik hoop maar dat ik voldoende toortsen bij me heb … 10 stuks .. dat is 30 uur. Hope and pray! Proviand en drinken heb ik in ieder geval voldoende. Mijn everfull mug en everlasting rations zijn toch wel broodnodige items voor een avonturier. Wellicht moet ik ooit een item kopen die mij nachtvisie geeft. -make mental note- … en ik moet kruispunten markeren! Een tik met een hamer op ongeveer 1 meter hoogte, lijkt mij goed. Wel de markeringen checken voor je doorloopt!!
Onderweg kom ik, gelukkig, fluoriserende paddenstoelen en ander, soortgelijk, lichtgevende vegitatie tegen. Ik pluk er zoveel ik kan. Ze geven mij in ieder geval wat licht. Minder dan een toorts dat wel maar het spaart ook weer toortsen uit. Ik weet dat het licht van deze fungi niet eeuwig blijft maar het geeft, in ieder geval nog 3 dagen, na het plukken, licht. Dus, nu een paar plukken en hopen dat ik morgen weer een klustertje tegenkom. Voorraad op peil houden. Het diffuse licht geeft me een 10-15 voet zicht. Niet veel maar genoeg om niet tegen wanden op te lopen of te struikelen. Ik zal me vast wel redden.
Als er een 8-tal dagen zijn verstreken. Valt mijn oog op een glinstering in de wand. Purper lavendel-achtig. Ik heb alleen niet het idee dat het door mijn lichtbron komt. Het lijkt alsof dit zelf pulseert. Hmmm … dat is interessant. Ik loop naar de glinstering en onderzoek het even. Het ziet eruit als een glasachtig gesteente. Ik kijk of er meer zit dan alleen dit. Ik tik wat normaal gesteente weg met een hamertje. Het glasachtige gesteente komt wat meer bloot te liggen en blijkt in ieder geval groter te zijn dan wat oorspronkelijk zichtbaar was. Het getik maakt me zenuwachtig. Dit trekt verdorie alleen maar aandacht. En dat is nou net iets wat ik niet wil!
Ik laat het even voor wat het is. Ik ga eerst eens in een iets ruimere omtrek de omgeving scannen. Ik markeer de plek waar ik sta en loop in een straal van 100-150 meter door de omgeving. Elke kruising stempel ik even met een paddenstoel tegen de muur. Als ik niet met mijn hamer tegen de muren tik, is het eigenlijk stil om me heen. Dat beangstigt mij deels. Ik besluit mijn veilige gebied wat groter te maken. Ik wil ongeveer 500 meter rondom de vindplaats tot ‘veilige zone’ kunnen verklaren. Ook al kost me dat een dag .. of twee. Ik moet die tijd gewoon nemen. Ik maak een paar simpele, geïmproviseerde vallen die mij in eerste instantie voldoende bescherming bieden.
Even rekenen: 3 dagen van Helmut naar het Dopdall gebergte 1 dag naar de opening in de berg (heb goed moeten zoeken, terug zal een 1/2 dag zijn) 8 dagen tot vindplaats 2 dagen omgeving veiligstellen 12 dagen terug naar Helmut Dat is 30 minus 26 … vier dagen om een fatsoenlijk stuk erts bloot te leggen en mee te nemen! Als alles meezit, that is. Anders wordt het alleen maar minder tijd! Ik kan in ieder geval niet lopen lanterfanten. Dat moge duidelijk zijn.
Nou, de omgeving was niet veilig! Althans niet in een straal van 500 meter. Ik heb een misverstandje op moeten lossen met een vreemdsoortig creatuur. Het zag eruit als een groot insect. Enorme kaken, evenzo grote graafklauwen en met een goed pantser. Het kwam met luid kabaal door de muur waar ik aan het werk was! Dat tikken op een muur trekt aandacht. Ik wist het wel! Ik heb een paar rake klappen geïncasseerd. Maar gelukkig kwam mijn rapier toch tussen de onbeschermde lichaamsdelen van het creatuur. Die kan het niet meer na vertellen! Gelukje … dat beest heeft een groot stuk van het erts losgebroken. For the taking!
Ik heb het stuk erts veilig in mijn rugzak gedaan en zo goed en kwaad als het ging na de ontmoeting met het creatuur nog even gecheckt of er nog meer erts was. Daar waar het creatuur door de muur kwam zie ik meer glinsteren. Maar of het ook een ader is, ik weet het niet. Hoe het ook zij … erts mee en hier in elk geval weg in de richting van de uitgang.
Uiteindelijk zonder al te veel extra oponthoud weer terug in Helmut binnen 30 dagen. Moet wel zeggen dat waar dat creatuur mij geholpen heeft met delven het er ook voor gezorgd heeft dat de terugreis iets langer heeft geduurd. Ik ben compleet beurs … over mijn hele lijf! Dikke lip, oog half dicht aan één kant, ribben gekneusd (denk ik), bovenbeen alsof die compleet verzuurd is (NEE!! Die is echt zo paars en geel dat het bijna eng is!!) een zere rug van die rot kei die altijd de verkeerde kant op steekt in je rugzak! (Geeft niet mee hè, zo’n steen!) … En ja, toch is dit leuk. Dit is waar je het voor doet. Dit is gewoon TOF!
Dezelfde avond krijg ik bezoek. Het is Adj. Christoff von Fürpuste met Jonckheer Wagenaer. Zij komen kijken of ik mijn initiatie queeste heb volbracht. Trots laat ik ze het stuk erts zien. Ze zijn onder de indruk. Dat ik dit binnen een maand heb gefixt, in mijn eentje. Ik ben aangenomen en word welkom geheten in the Wayfinder Foundation. Yessssss!
Oh, … er was nog wel een dingetje aldus Jonckheer Wagenaer. Het was bergkristal maar dat mocht de pret niet drukken! Er was nog nooit iemand teruggekomen met een dragon shard vanuit het Dopdall gebergte. Het zou ze eerder verbaasd hebben als het mij wel gelukt zou zijn of dat er überhaupt ooit iemand met een dragon shard vanuit het Dopdall gebergte zou komen. Het ging om de inspanning, wil, techniek, omgaan met tegenslagen enzo. Nooit om de shard! En daar komen ze dan achteraf mee! Tssssss. Maaaar … mooi wel lid!
Dat was het laatste wat ik geschreven heb. Laat ik dan maar even een nieuwe start maken met hoe een en ander er nu voor staat.
Twinkle, 16e Bloeimaand, 1363 NT … Jaar van de Witte Raaf.
Door de jaren heen en tussen mijn avonturen door wordt mijn cottage steeds groter. Het wordt omgebouwd tot een mansion (the Adventurers Residence). Verder laat ik een bijgebouw maken. Dat wordt een Inn, the Adventurers Inn! Ook neem ik mensen in dienst die voor mij de boel bestieren als ik er niet ben. Heer Marrigan meent dat bij de laatste verbouwing (op de grond tot aan de rivier) ook de landerijen aan de ander kant van de rivier horen, een olijfgaard! Ik ga niet de moeite nemen hier een ander soort gaard van te maken. Het is prima zo. Het is leuk voor bruiloften en partijen en de olijfoogst draagt dan ook een extra centje bij aan het geheel.
Ik heb naast een paar werknemers ook een house-lady in dienst genomen. Mw Agatha Sniffleskit geeft leiding aan het huishouden op de mansion en geeft leiding aan het personeel van de Inn. Got that covered!
De Inn geeft mij voldoende contact met avonturiers die wel met mij op pad willen (als ik weer een opdracht krijg vanuit the Wayfinders Foundation). En als ik kan ga ik gewoon met een groep avonturiers mee op korte avonturen. Zo heb ik een paar vriendschappen opgedaan en veel mensen leren kennen. Uit de losse avonturen heb ik een elven dievegge Nanthéil leren kennen en een mannelijke vechter, luisterend naar de naam Oswald. Dat zijn wel vrienden geworden! Adarkone en Goede spreek ik af en toe ook nog. Ik reis dan weer eens naar Adarkone of Goede en dan zij weer naar Helmut. Maar avontuurlijk zijn die twee niet echt. Wellicht dat wij allen weer eens op pad moeten gaan. Allen tezamen een avontuurtje aftikken!
Ik zit nu zuidwest van Zendouros. Nog voorbij Porto Murelo en iets meer land inwaards. Mijn queeste is net ten einde en zit even te genieten met mijn huidige groepsgenoten van een goed maal en een goed wijntje. Helmut, hoe zou het daar nu zijn? … ik moet weer terug naar Helmut. Geplande aankomst? 23e Regenmaand 1363 … dat is verdorie wel een eindje reizen. Nou ja, hoe het ook zij, wat er ook gebeurd, ik ga in ieder geval mijn best doen om rond de 23e Regenmaand 1363 in Helmut aan te komen. Leuk!
… vrienden, houdt moed, ik kom eraan!
Twinkle, 21e Regenmaand, 1363 NT; Jaar van de Witte Raaf.
Zendouros .. altijd leuk om even weer terug te komen. Zakelijk even wat afhandelen en dan door naar Helmut. Ik loop the Wayfinders Foundation binnen om te melden dat ik er weer ben en om hetgeen ik moest regelen af te geven.
Adjudant Christoff is blij mij te zien en neemt me mee naar een gesprekskamer. We gaan zitten en ik zet een klein kistje voor mij op de tafel. Ik krijg een bak koffie en een grote punt bosbessen taart voorgeschoteld. … dit riekt naar onraad. ‘Laten we zaken doen’ zegt de Adjudant. ‘Ik dacht al ..’ antwoord ik lachend. Maar ik weet dat ik mijn geplande rust van een maandje wel op mijn mooie strakke buikje kan schrijven.
Uit beleefdheid, zo vermoed ik, vraagt de Adjudant hoe het is gegaan en of het allemaal een beetje te doen is geweest, of er niet te veel ‘nare’ dingen zijn gebeurd onderweg en of ik niet te veel onverwacht oponthoud heb gehad. -ach vent, hou op te zagen en zeg wat je wil- ‘Nee hoor, liep redelijk gesmeerd’ antwoord ik als ik het kistje naar voren schuif over de tafel richting de Adjudant. De Adjudant opent het kistje, werpt er een blik in en doet het weer dicht. ‘Goed geregeld’ zegt hij. ‘Weet ik’ zeg ik met mijn mond halfvol met bosbessen taart. -verdomd lekkere taart denk ik nog-
‘Ik een kistje van jou, jij een stuk perkament van mij’ zegt de Adjudant glimlachend. Ik zie een groen lintje om het perkament zitten en ik weet het nu zeker, daar gaat mijn maandje rust. Ik pak het aan, groen lint, rood zegel … ik kijk naar de Adjudant. Zijn glimlach wordt iets groter en mijn wenkbrauwen zakken iets lager. ‘Serieus’? vraag ik. ‘Jah, serieus’ is het antwoord. ‘Kan iemand anders niet even .. ‘ vraag ik nog maar de Adjudant onderbreekt mij. ‘.. nee, nou kijk .. eigenlijk zou Rosie dit oppakken maar die heeft al een andere opdracht gekregen. Jonathan is niet meer, zie je. Dus Rosie gaat naar de opdracht van Jonathan en dan ga jij naar deze, die eigenlijk voor Rosie zou zijn’.
Ik verbreek het zegel en ik scan de inhoud op steekwoorden. Onderwijl een slok koffie en een hap van de taart. -Bergvoetsmonding, decanale markt, 1e vuurmaand -1364NT koppel ik hieraan-, een verzwaarde wagen met een 6-span, 8 soldaten, kapt. Draadnagel, groep naar eigen inzicht, Hurt of Water, beloning 50K in goud (naar eigen inzicht te verdelen) en onderaan … succes!- Ik zucht. De Adjudant staat op pakt het kistje onder zijn arm en loopt de kamer uit. ‘Je kan dit, Twinkle’ zegt hij als hij mij in het voorbijgaan nog even op mijn schouder klopt. ‘Dank voor het vertrouwen’ zeg ik als ik mijn lege gebaksschoteltje iets naar voren schuif. Ook ik sta op. Meeting adjourned. Ik ga naar Helmut.
Twinkle, 23e Regenmaand, 1363 NT; Jaar van de Witte Raaf.
Nog een een half uurtje naar Helmut te gaan als ik het klooster van Goede passeer. Een schoffelende tuinman en Goede bij het hek van zijn klooster. Ik groet hem en laat me van de rug van Sofia afglijden. Ik klop haar in haar nek en neem haar mee naar het hek. Geef Goede een ferme handdruk en nodig hem uit om, als hij zin heeft, met mij mee te gaan naar Bergvoetsmonding. ‘Wat gaan we daar doen en waar ligt het’? ‘Euhm … op avontuur en geen idee nog’ kan ik alleen maar antwoorden. ‘Kom binnen en we bespreken het tijdens de lunch’ zegt Goede. Top plan! Lunch, ik was er wel aan toe.
Ik vertel Goede tijdens de lunch over de opdracht, althans dat wat ik er van weet. Ook vertel ik wie ik op het oog heb om mee te nemen. Jij, Goede dus, Adarkone, Nannie (Nanthéil), Ossie (Oswald) en ik. Goede vraagt gelijk wie Nannie en Ossie zijn. Ik vertel hem dat ik met hen enkele keren op avontuur ben geweest en dat ik hen schaar onder mijn vrienden. Goede vertelt dat hij misschien ook nog wel iemand kent. Een bard! ‘… euhm … okay’ zeg ik. Ik bedenk even welke rol een bard zou kunnen betekenen binnen de groep maaaaaaar … in mijn rijke avonturiersleven heb ik geleerd mensen te beoordelen op hun kunnen en niet om ze op voorhand al af te keuren. The more the merrier! We spreken af vanavond in the Adventurers Inn.
Ik reis af naar Helmut en als ik over Berdoffs Bridge Helmut in rij, voel ik me gelijk thuis. Mijn huis en de Inn staan er nog. Altijd een geruststellend aanzicht. Twee fiere gebouwen aan de oevers van de Borsall. Beiden misstaan in dit deel van Helmut zeker niet, al denkt niet iedereen daar zo over. Ik rijd met Sofia naar de stallen en draag de zorg over aan Koen. ‘Vrouwe, welkom thuis’ zegt hij. ‘Dank, alles goed’? ‘Zeker, niets te klagen, Vrouwe’ zegt hij en knikt licht met zijn hoofd. ‘Fijn jongen, goed je weer te zien’. En ik geef hem een stootje tegen zijn schouder. ‘Geef Sofia maar wat extra hooi en even goed uitborstelen. Heeft ze wel verdiend’. Ik klop Sofia in d’r nek en loop naar de uitgang van de stal. ‘Komt voor elkaar, Vrouwe’ hoor ik achter me. Ik draai me om in de opening. ‘Jij heet toch Koen’? vraag ik. ‘Zeker, Vrouwe’ bevestigd Koen. ‘En mijn naam is Twinkle’ zeg ik grappend. ‘We zijn alleen, Koen. Je mag “je” zeggen, dat weet je. Wel netjes dat je Vrouwe blijft zeggen maar is nu niet nodig’. Ik zie dat hij iets verschiet van kleur. ‘En een volle bak water voor Sofia’ zeg ik als ik met een glimlach op mijn mond richting huis loop. ‘Komt goed, …’ hoor ik Koen antwoorden. Met twee seconden later gevolgd door ‘… Vrouwe’. -Ik wist het!- Met een brede glimlach loop ik the Adventurers Residence in. Thuis!
Als ik binnenkom zie ik Agatha die mij, zoals altijd, begroet met ‘Ach meisje, wat fijn dat je thuis bent. Had even laten weten dat je thuis zou komen, dan was je bed opgemaakt’ onderwijl een kneep in mijn wang met een daarop volgend ‘wat zie je eruit! Hup, uitkleden, kleren bij de was, in bad jij. En als je klaar bent dan hangt er genoeg schoon in de kast dus dat kan je aantrekken’. ‘Dankjewel’ is meestal het enige wat ik hoef te antwoorden. Alles wat ik meer wil zeggen wordt standaard afgekapt met ‘Kind, maak je niet zo druk, dat komt straks wel, eerst in bad … je ruikt naar Sofia’. En ik weet dat zij weet dat ik haar alleen maar gelijk kan geven. Soms is zwijgen beter …
Na een bad en eindelijk weer eens ECHT schone kleren. Loop ik de keuken in. Solana en Philomenia zijn druk aan het fornuis en Yojanneke en Felicia drukdoende met het schrappen van wortelen. ‘Goedemiddag dames’ zeg ik als ik binnenloop. ‘Vrouwe, welkom thuis’. Ik ga even het rijtje af met een knuffel voor iedereen. ‘Fijn weer thuis te zijn en goed jullie weer te zien’ zeg ik. Ik ga zitten aan de tafel, pak een schilmesje, een wortel en begin te schrappen. Ik vertel over hoe mijn tijd was en vraag aan hen hoe het hier was. We kletsen bij met een kop thee en het duurt niet lang of iedereen die thuis is zit aan de tafel. ‘Gezellig. Fijn dat ik weer even een paar dagen thuis ben’ zeg ik. ‘Een paar dagen’? vraagt Solana. ‘Yup, sorry maar de plicht roept zoals eigenlijk altijd’.
‘Het zal je in die tijd aan niets ontbreken’ zegt een stem die plots in de deuropening staat. ‘Hé jij …’ zeg ik en sta op. Ik loop naar haar toe en kijk haar diep in haar ogen. Prachtige staalblauwe ogen vol met passie. Ze glinsteren van blijdschap. Ze geven mij rust en diepe geborgenheid. ‘Goed je te zien’ fluister ik als ik haar stevig tegen mij aan druk. ‘Ik hoorde dat je thuis was. Ik dacht ik kom je even gedag zeggen’ zegt ze. ‘Dat is lief. Dankjewel’. Even zeggen we niets en kijken elkaar alleen maar aan. ‘Ik ga weer’ zegt ze ‘plicht roept in de Inn’. ‘Ik zie je straks, ik kom zo naar de Inn’ zeg ik als ik haar nakijk. Ik loop weer richting mijn stoel. Even heb ik het idee dat er een vreemde korte stilte aan tafel hangt. Maar deze wordt al snel doorbroken door Agatha met een verlossende opmerking naar mij ‘dat toch écht alles, in huis, hetzelfde is gebleven’. -Okay, maar waar dan niet- vraag ik me af.
En daar kom ik achter als ik naar de Inn ga. Het ziet er op het eerste gezicht schoon en netjes uit. Maar één ding valt me gelijk op. Er wordt gekaart om geld en hier en daar zie en hoor ik dobbelstenen. Dit gesodemieter moet ik niet. Daar gaan we even een gesprek over aan met Rutger en Sanne. Het interesseert me niet dat er een spelletje wordt gespeeld onderling maar de munten gaan van tafel. Dit is niet een willekeurig gokpaleis of een havenkroeg. Hier moet tijd zijn voor rust, een plek waar avonturiers even op adem kunnen komen, een veilig heenkomen hebben met een goed bed, een bad en een goede maaltijd. Een plek waar ze elkaar ontmoeten en vanwaar ze samen vertrekken. Dus, geen gesodemieter in mijn Inn!
Ik loop wat rond … en dan zie ik haar. Als onze blikken elkaar kruisen en ik haar glimlach zie, begint mijn hart sneller te kloppen. Ik gebaar haar dat wel elkaar straks nog gaan zien. Ze knikt instemmend en haar prachtige groene ogen worden groter. In het zacht gele schijnsel van de lampen en het haardvuur, dat haar haar een gouden gloed geeft, is ze nog mooier dan ze al is. En zo staar ik naar haar als ze verder gaat met haar werk en de gasten voorziet van drank en eten. We wisselen zo nog een paar steelse blikken als ze gracieus door de Inn haar ronde maakt. Mijn ogen volgen haar nauwlettend … als ik plots aan een tafel Nanthéil zie zitten.
Ik loop naar haar toe. ‘Hey reiziger, .. mag ik aanschuiven’? Ze kijkt op. ‘Hey .. zeker, ik ben maar vast gaan zitten’ zegt ze. Ik geef haar een klopje op de schouder en pak een stoel. ‘Goed je te zien, fijn dat je er bent’ zeg ik. Ik steek mijn hand op en wenk Rutger bij me. ‘Vrouwe’. ‘Rutger, goed je te zien. Fijn dat het hier vol zit. Graag twee wijn’ zeg ik. Rutger vertrekt om even later met een fles wijn en twee glazen terug te komen.
Na een tijdje, rond etenstijd, zit de tafel vol. Goede, Nannie, Ossie en ik. Een extra fles wijn, twee extra glazen en Goede die mij attendeert op de tafel waaraan gegokt wordt. ‘Daar zit Don’ zegt Goede. ‘Don …’? Ik kijk vragend. ‘Ja, die bard waar ik het over had’. ‘Ah, okay … nodig hem uit aan tafel, dan’ zeg ik. Goede loopt naar Don en ik zie dat hij Goede verleid tot een spelletje kaart. Goede hapt toe. -Dit moet echt stoppen, ik heb er nu al meer dan genoeg van. Dit is de teloorgang van de Inn- en ik kan mijzelf nauwelijks aan de stoel houden. Het liefst grijp ik nu in maar voor nu sta mezelf toe om innerlijke totaal over de rooie te laten gaan.
Na een rondje gegokt te hebben komt Goede weer aan tafel zitten. ‘Don komt eraan hij moest nog even wat afhandelen’ zegt Goede. Ik hou de tafel in de gaten en zie dat Don, na drie rondes kaarten, een stapel munten binnen graait en de tafel verlaat. En dat is niet mijn grootste zorg. Het gaat om de achtergebleven spelers die verbaasd en gefrustreerd achterblijven aan de tafel. - En hier kan dus het gedonder van komen wat ik niet wil, wat ik voor wil blijven- Ik gebaar naar Rutger de kaart tafel een rondje van mij te geven om de gemoederen te bedaren. Aldus geschiede en gelukkig blijft het rustig.
Bij ons aan tafel bespreken wij de opdracht die we aangaan. Nannie moet nog een rijdier en ik zeg haar dat ik die voor haar regel. Ik heb zelf ook nog dingen aan te schaffen. Vertrek de 29e Andermaand in de ochtend dus dan moet iedereen klaar staan. Adarkone rijden we nagenoeg langs, op weg naar Bergvoetsmonding. Hem betrekken we dus een tweetal dagen na ons vertrek vanuit Helmut. Iedereen gaat akkoord. Ik nodig Ossie en Nannie uit om in the Adventurers Residence te verblijven tot vertrek als persoonlijke gast van mij. Tegen middernacht verlaten we the Adventurers Inn. Ieder zijns weegs waar de weg ook naar toe moge leiden.
Als ik met Nannie en Ossie door de deur van the Residence binnenga, zie ik Agatha. Ik spreek haar aan en vraag of de gastenkamers gereed zijn. ‘Natuurlijk, Vrouwe. Ik ben zo vrij geweest alle kamers klaar te laten maken voor de nacht’. ‘Dank u wel, mw. Sniffleskit. Trouwens, dit zijn Oswald en Nanthéil zij zullen tot ons vertrek hier verblijven. Ik kan ze aan jouw goede zorg overlaten, toch?’ vraag ik. ‘Maar zeker, Vrouwe’ en ze knikt er instemmend bij. ‘Hadden Vrouwe Nanthéil en het Heerschap Oswald nog een bad gewild? En moet uw kledij wellicht ook gewassen worden?’ Agatha kijkt de beide gasten vragend aan. Ze stemmen beide in ‘als het niet te veel tot uw last is’ voegt Nanthéil eraan toe. ‘Geen probleem Vrouwe Nanthéil, geen probleem. Laat ik u beide voorgaan’. ‘Rechter vleugel graag, mw. Sniffleskit’ Agatha geeft mij een knikje met het bekende woord ‘Vrouwe’. En haar extra knipoogje naar mij geeft mij de geruststellende gedachte dat ik even de zorg voor mezelf en anderen los mag laten. Hier in huis is in elk geval niets veranderd … gelukkig!
Ik loop achter mijn gasten en Agatha aan. Ze gaan rechts de trap op naar de rechter vleugel van the Residence. Ik ga links de trap op. ‘Goedenacht allemaal. We zien elkaar morgenochtend’ zeg ik als ik even stil sta halverwege de trap. Ik kijk de hal rond … ik verbaas me over hoe ik dit alles heb kunnen vergaren in mijn leven. Het leven is goed voor me, te goed misschien. Mijn blik kruist met die van Agatha. -Dankjewel- zeg ik tegen haar, zonder woorden alleen mijn lippen bewegen. Ze knikt en knijpt haar ogen even toe -ontvangen en graag gedaan-.
Ik loop naar mijn slaapkamer en zie mijn bed strak opgemaakt. Mijn hand glijdt over de kussens. Het satijn voelt zacht en terwijl ik er één pak dwalen mijn ogen af door het raam naar de Inn. Ik druk het kussen stevig tegen mij aan en ga voor het raam staan. Ik zie de Borsall, de twee bruggen en de olijfgaard. Hoewel het nacht is en ik de olijfgaard niet in haar volle glorie kan zien, zie ik toch de gitzwarte boomtoppen aftekenen tegen het diepe grijs van de lucht. Over het pad van de Inn komen twee gedaanten richting the Residence. Mijn hart begint sneller te kloppen.
Het eerdere besef dat het leven misschien wel te goed voor mij is, is sterker dan ooit te voor bij het zien van de twee gedaanten. Ik ben bang. Bang dit alles te moeten missen als ik er niet meer ben. Waarom stel ik mijn leven constant bloot aan gevaar? Waarom ben ik zo rusteloos? Waarom kan ik niet gewoon dankbaar zijn voor wat ik heb? Gaat het niet om de veel grotere zaken dan geld en macht? Geborgenheid, liefde, waardering om wat je doet en wie je bent, respect … dat laat zich niet uitdrukken in goud. Die zijn onbetaalbaar. ‘Degene die dat bezit zal gelukkig zijn’ zei ooit eens iemand tegen mij.
Ik draai me naar het bed. Leeg, onbeslapen. Een trieste aanblik die daarnaast uiterst pijnlijk is. Het raakt mij als een dolk in mijn hart. Ik voel een traan opwellen maar weet deze te onderdrukken. Nonchalant gooi ik het kussen op het onbeslapen bed als ik richting de dubbele deur naar mijn badkamer loop. Ik haal de vlecht uit mijn haar en pak de borstel. Starend in de spiegel borstel ik mijn haar glad. Ik haat de vrouw in de spiegel. Ze confronteert mij met wie ik altijd wil zijn maar niet ben en misschien nooit zal worden. Maar ik weet ook dat zij nu kan zijn wie ze nu is omdat ik toen en straks weer ben wie ik ben. Mijn dagelijkse ik geeft haar het recht van bestaan met alle voors en tegens. En mijn dagelijkse ik is Twinkle, de avonturier. Zij die alle gevaren trotseert om daarna, als deze vrouw, geliefde, vriendin of ‘werkgever’, in alle veiligheid de geborgenheid alhier te vinden. Ik kijk weer in de spiegel, ik zie een traan over mijn wang naar beneden glijden. Ik veeg haar weg in de hoop daarmee gelijk de negatieve gedachte te kunnen verbannen. Het werkt meestal maar tijdelijk, … en dat weet ik maar al te goed.
Ik laat mijn jurk van mijn schouders glijden. Ik bekijk mijn naakte lichaam … ‘Pffff’ zucht ik, ‘… dat avonturieren doet je lichaam geen goed’ zeg ik tegen mezelf. Ik draai naar links en dan naar rechts. Ik probeer de littekens te tellen en me te herinneren waar ik ze opgelopen heb. ‘ … het is het niet waard’ mompel ik. Ik stop met ze te benoemen en tellen. Het verandert niks, het lost niks op, het geeft me stress … het maakt me kwaad, intens kwaad. ‘IK HAAT JE!’ schreeuw ik tegen de spiegel. En pas nu geef ik mijn tranen het recht om te komen. Ik zak door mijn knieën en bescherm mijn gezicht met mijn handen. Ik zal mijn hele leven dit verdomde masker moeten dragen. Wil ik de ene zijn, moet ik de andere omarmen. Zoals altijd zal ik het pijnlijke moeten accepteren om liefde te mogen geven en te ontvangen …
Ik sta op, raap mezelf bij elkaar, droog mijn tranen zo goed en kwaad mogelijk en plof op mijn bed. Ik veeg nog door mijn gezicht met mijn nachtpon als de deur opengaat. ‘Hey, gaat ie?’ vraagt een liefdevolle stem zachtjes. ‘Nee’ zeg ik, ‘natuurlijk niet’. De deur gaat verder open. Een tweede figuur verschijnt achter de eerste ‘Hey’ spreekt ook deze ‘wat is er nou’? ‘Alles, er is van alles, dat is er. En dat is nou juist het probleem’ zeg ik als de tranen weer op komen. ‘Ik heb alles en ik wil altijd meer’ zeg ik als de twee mijn kamer verder inlopen, de deur achter hen sluiten en naast me gaan zitten. Ze slaan beiden een arm om me heen. ‘… alles, ik heb echt alles, maar van dit te weinig’ zeg ik en ga verder in het midden op het bed zitten. De twee volgen mij meer naar het midden. ‘Kijk nou’ ik gebaar naar de grootte van deze kamer ‘weelde, pracht, praal en toch brengt het me niks. Het geeft niet dát, wat jullie mij geven. Geld doet me niets en toch heb ik het. En jullie doen me wel wat en jullie moet ik steeds missen’.
‘Hey, Twink, kom op … je werkt er hard voor. Jij geeft ons een leven dat we anders nooit hadden kunnen leven. Je bent goed voor ons en voor iedereen waar je om geeft. Iedereen binnen dit huis en de Inn houdt van je en waarderen je om wie je bent en om wat je doet, lieverd’ zegt de een. ‘En’ zo vult de ander aan, ‘wij weten dat je er mee zit, het is een terugkerend iets bij jou. Weet dat wij jou ook missen als je weg bent. Maar we krijgen er allemaal, niemand uitgezonderd, zoveel voor terug. Luister eens Twink, als er iemand hier meer gewaardeerd zou moeten worden, ben jij het. Je geeft zoveel en neemt niks. Het enige wat je wil is liefde, warmte, geborgenheid en daarin kunnen wij toch voorzien’?
‘Ja’ zo vervolg ik, mijn opgekropte frustratie zal weldra zijn hoogtepunt bereiken ‘maar ik wil dit voor altijd, opgedonderd met geld, weg van hier, opnieuw beginnen, ik, jullie, wij drieën, altijd samen … WIJ!’ zeg ik en gebaar naar de andere twee en naar mij. ‘Twink’ een hand glijdt door mijn haar ‘er is een ‘wij’, schat. En dat zal altijd zo blijven. Onthoud dat nou. Wij gaan niet weg. Wij blijven op je wachten tot je weer veilig bij ons bent’. ‘Waarom? Waarom accepteren jullie dat ik steeds wegga? Waarom houden jullie mij niet tegen? Willen jullie dan niet dat wij altijd samen zijn?’. ‘Hey, nu moet je ophouden, Twink’ als ze liefdevol mijn gezicht pakt. ‘Kijk mij aan, zeg dat je niet meent wat je zegt. Want wij weten, Twinkle, dat wij jou niet moet remmen. Je bent wie je bent, en jij bent goed zoals je bent. Wij, … -ze wijst op de de ander en zichzelf- … wij hebben geaccepteerd dat je bent zoals je bent. De enige die hier nog een probleem mee heeft, dat ben jezelf. Doe jezelf dit nou niet aan, dit is het niet waard’. De ander knikt instemmend.
Huilend val ik hen in de armen. Ik kus ze, vurig, intens … Eindelijk samen. Hier wil ik, het liefst voor altijd, zijn!
Twinkle, 24e Regenmaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf.
‘s Ochtends word ik wakker. Mijn twee geliefde meiden nog steeds bij me. Beiden slapen nog en voor zolang het moment het toestaat kijk ik naar hen. Ik voel me intens gelukkig. Ontbijt! bedenk ik me. Met z’n drieën ontbijten in de panorama kamer. De panorama kamer is een privé kamer boven op het dak van the Adventurers Residence. Het is een grote glazen koepel vanwaar je een pracht uitzicht hebt over Helmut en de gebieden rondom Helmut. Ik ga ontbijt regelen!
Na een klein half uur loop ik de trap weer op naar boven. Ik zet het ontbijt even op het dressoir en spring op het bed! ‘Wakker worden, slaapkopjes’ roep ik in mijn enthousiasme. De twee zijn gelijk wakker en een ‘godv .. Twink je laat ons schrikken’ is mijn deel. Gelukkig gevolgd door twee brede glimlachen en een licht gegiechel. ‘Kom, kom … ontbijt in de panorama kamer’ zeg ik als ik achterwaarts het bed af ga. De twee kijken elkaar aan en de dekens verdwijnen al snel. Ik voorop met het ontbijt en twee meiden al kwebbelend en dollend achter mij aan.
Ik zet het ontbijt op de tafel en loop even een rondje door de kamer. Ik neem het uitzicht over Helmut en de omgeving in me op. De meiden pakken het dienblad af en stallen alles op tafel. Ik sta blijkbaar te lang over de olijfgaard te kijken. Ik voel twee armen van achter om me heen geslagen worden. ‘Kom je’ vraagt ze lief. Ik draai me om en zie haar groene ogen. Ik streel een lok haar uit haar gezicht. ‘Ja, …’ en verlos me uit haar grip. ‘Maar ik moet nog eerst even iets pakken’ zeg ik als ik richting de trap loop. Verbaast kijkt ze me na. ‘Geen zorgen, ben echt zo terug. Ga maar vast zitten’ zeg ik met een handkus naar beiden.
Als ik weer terug ben in de panorama kamer zitten de twee al aan tafel. Thee ingeschonken, brood ligt al op mijn bord. Lachend kijk ik naar de twee die mij aankijken met een onbegrijpende blik. ‘Wat moest je nou doen’ vraagt de Wendy. ‘Rustig, lief … ik heb wat voor jullie en dat wilde ik nu geven’ zeg ik als ik haar voorhoofd kus. De blikken van de twee meiden kruisen elkaar ‘… je hebt iets voor ons. We krijgen cadeautjes, Wen’ zegt Lisa lachend. ‘Whoehoe! Kom maar op, Twink’. ‘Ogen dicht’ zeg ik. Ik zet voor beiden een klein kistje neer en ga zitten. ‘Kijk maar’ zeg ik als ik me klaarmaak voor hun reactie. De eerste reactie is al goed. Twee paar ogen gericht op de kistjes die groter worden als blikken elkaar kruisen. En er kruisen veel blikken .. heel veel. ‘Ja, kom op, maak open dan’ zeg ik. De twee open hun kistje. ‘TWINK! …’ twee blij verraste blikken gaan mijn kant op. ‘Voor jullie, omdat ik zielsveel van jullie houdt’.
Ik sta op om bij beiden het collier om hun nek te hangen. ‘Dit is te gek voor woorden, Twink, het is prachtig maar dit hoef je niet te doen, hè’ zegt Lisa. ‘Weet ik, lief, … weet ik. Maar ik wil dit graag doen’ en kus haar in haar ontblote nek. Ik loop naar Wendy om ook bij haar het collier om te hangen. ‘Alle Goden … en nog oorbellen ook’ zegt Wendy terwijl ik haar het collier omhang. ‘Yup … iedere schoonheid draagt juwelen in een setje’ zeg ik lachend. Ze draait haar hoofd naar mij en kijkt me aan. ‘Dankjewel, Twink … ik hou van je’ zegt ze zacht. Ze tuit haar lippen en ik beantwoord deze met een zoen. ‘En ik hou van jullie. Kom op, oorbellen in … ik wil het zien’ zeg ik als ik weer ga zitten. De meiden doen hun oorbellen in en ik neem een slok thee. ‘Heet, heet, heet …’ zeg ik als de slok thee vanuit mijn mond richting mijn maag gaat. Hete thee, dat was ik even vergeten in het moment. Lachend showen de meiden hun cadeau aan mij en elkaar. We lachen en kletsen gedurende het ontbijt. Dit voelt goed en hoop dat er nog vele momenten als deze mogen volgen.
Op de vraag of ik nog plannen heb voor vandaag antwoord ik ‘orde op zaken stellen’. ‘Orde op zaken stellen … dat klinkt formeel, spannend en als een geheim’ zegt Lisa. ‘Nee hoor, niet iets dat jullie niet mogen weten’ zeg ik lachend. ‘En als het geheim zou zijn, gaan jullie het uiteindelijk toch wel merken’. ‘Want? … wat ga je doen dan?’ vraagt Wendy. ‘Ik ga met Rutger en Sanne om de tafel. Mijn Inn is geen gokhal en gaat het niet worden…’ ‘Rutgers Gokpaleis’ laat Lisa over haar lippen ontvallen. Ze schrikt van wat ze zei en slaat haar hand voor haar mond ‘.. niets gezegd’ mompeld ze door haar hand heen. Ook de blik van Wendy richting Lisa verraad boekdelen. Een “had-jij-nu-even-je-mond-gehouden-mevrouwtje-kwebbelkont” blik schiet de kant van Lisa op. ‘Ho, wacht …’ zeg ik ‘wat speelt hier’?
Dan komt het hoge woord eruit. De beide meiden zijn het ook niet eens met de ‘kaartavond’ die Rutger heeft bedacht. Het wordt er niet leuker op. ‘Het gaat soms om best grote bedragen waar om gespeeld wordt’ zegt Lisa. ‘Loopt soms zelfs uit de klauwen, Twink’ vult Wendy aan. ‘Schermutselingen binnen en buiten de Inn’ gaat Lisa verder ‘vorige week nog ..’ ze kijkt met een rood hoofd richting Wendy. Wendy geeft een knikje alsof ze het goedkeurt wat Lisa wil vertellen. En ik zie Lisa twijfelen. ‘Ja, vorige week nog wat’ vraag ik en kijk Lisa aan. ‘Nou, …’ stameld ze ‘vorige week trok één van die gokkers mij op zijn schoot en greep mijn borsten’. Een blik van “hoor-ik-dit-nou-goed” komt op mijn gezicht. ‘Wat zeg je’ vraag ik kalm aan Lisa. Maar beiden weten dat ik het echt goed verstaan heb en dat ik van binnen furieus ben. Ik sta op en druk Lisa tegen me aan. ‘Sorry, het spijt me zo dat ik er niet was om je te beschermen’ zeg ik.
‘Het is niet jouw fout’ zegt Lisa als ze zacht begint te huilen. ‘Wendy heeft het opgelost’ voegt ze eraan toe. Onderwijl Lisa troostend leg ik mijn hand op de arm van Wendy en knijp er zacht en liefkozend in. ‘Dankjewel’ zeg ik tegen haar. Ze knikt en kijkt me aan met een blik die verraadt dat het haar ‘plicht’ is om haar te beschermen als ik er niet ben. ‘En daarom dus orde op zaken stellen. Mijn Inn, mijn regels’ zeg ik stellig. Ik droog de tranen op het gezicht van Lisa. ‘Wij, wij drieën gaan dit oplossen’ voeg ik eraan toe als ik Lisa aankijk. Dan draai ik me naar Wendy. Ook naar haar ‘wij drieën’. Ze knikt instemmend. Ik ga weer zitten, neem een slok thee en zeg ‘eerste nieuwe regel voor de Inn … bij mijn afwezigheid gaat elk idee via jullie voordat het doorgevoerd wordt’. Verbaasde blikken mijn kant op. ‘Bedoel je dat Lisa en ik de boel gaan bestieren bij jouw afwezigheid, Twink’ vraagt Wendy. ‘Mijn Inn’ zeg ik ‘ik ga orde op zaken stellen en jullie zijn bij dat gesprek aanwezig’.
Het is middag als ik met Wendy, Lisa, Rutger en Sanne om de tafel zit. Ik vertel Rutger en Sanne dat het mij totaal niet zint dat er gegokt wordt in de Inn en dat ik al helemaal niet gediend ben van het idee dat er speciale avonden worden georganiseerd. Ik maak duidelijk dat er vanaf vanavond geen ‘pot’ op tafels komt. ‘Niet in de vorm van munten, beukennootjes, kastanjes, zwavelstokjes, steentjes of wat dan ook maar. ER WORDT NIET GEGOKT! Mijn Inn, mijn regels’ en ik kijk naar Rutger en Sanne.
Rutger knikt schoorvoetend en Sanne geeft Rutger een blik van “ik-heb-je-nog-zo-gewaarschuwd-doe-het-nou-niet”. ‘Helder’ zeg ik ‘en de eerste aanvullende regel die ik bij deze instel is dat elke verandering in bedrijfsvoering, bij mijn afwezigheid, besproken én goedgekeurd moet worden door deze twee dames’, wijzend naar Lisa en Wendy. Sanne kijkt mij aan en vraagt of zij en Rutger dan moeten vertrekken. ‘Nee, maar dat is aan jullie. Ik ga niemand het brood uit de mond nemen. Jullie blijven de Inn runnen maar veranderen de opzet van de Inn niet. Ik perk jullie zeggenschap dus deels in en stel voor dat gedeelte twee anderen aan. Jullie mogen gewoon blijven werken, tegen hetzelfde loon met dus iets minder verantwoordelijkheid’ zeg ik.
‘Maak je geen zorgen, Sanne’ zeg ik ‘ik bespreek voortaan eventuele veranderingen door met Lisa en Wendy in plaats van jullie. En bij mijn afwezigheid nemen Lisa en Wendy dat soort beslissingen. Verder blijft alles zoals het is’. Ik leg mijn hand op die van haar. Ik zie dat het haar geruststelt. ‘Vanavond ben ik gastvrouw’ zeg ik als ik de tafel rond kijk. Wendy kijkt me aan en lacht ‘Twink? Jij? Gastvrouw …’. ‘Dat is toch niet zo heel gek, toch’ vraag ik verbaasd kijkend naar Wendy. Wendy klopt me zacht op mijn arm om mij geluk te wensen. Lisa weet haar lach nog deels te onderdrukken. ‘Ja, wat … ik ben echt wel een goede gastvrouw’ zeg ik nog terwijl Lisa mij over mijn hoofd aait … of eigenlijk meer plagend mijn haar door de war gooit. Meeting adjourned.
Die avond sta ik, in mijn Inn, en ontvang mijn gasten als een waardig gastvrouw. Bij binnenkomst vertel ik mijn gasten dat gokken vanaf vanavond hier niet meer is toegestaan maar dat ze uiteraard altijd welkom zijn voor een hapje, een drankje en een gezellig samenzijn met vrienden. En zij, die de verleiding niet kunnen weerstaan, verzoek ik vriendelijk om hun spel te beëindigen of ergens anders voort te zetten. Overal verdwijnt de pot van tafel, zij het soms mokkend, om vervolgens de tafel toch vertier en gezelligheid te laten ervaren. En dat, gaat me best goed af.
Om middernacht verlaat ik de Inn samen met mijn meiden. ‘Je deed het best goed’ zegt Lisa. Een tik op mijn billen is mijn deel. Ik kijk haar lachend aan en beloon haar met gelijke munt ‘dank je, mevrouwtje heupwieger’. Giechelend rent ze voor Wendy en mij uit richting huis. Ik sla mijn arm om Wendy’s middel. ‘Volgens mij weet je wat je gaat doen mocht je stoppen met avonturieren’ zegt ze. Ik kijk haar vragend aan. ‘Gastvrouw’ zegt ze. Ze zoent me op mijn wang en rent lachend achter Lisa aan. ‘Hè, wat? … oooooh nee, dames. Zo makkelijk komen jullie niet van me af’. Ik zet de achtervolging in.
Ondanks de regen besluiten wij drieën het elkaar niet te makkelijk te maken. Na drie rondjes om het huis en wat onschuldig ogend gestoei op het drassige gazon besluiten we naar binnen te gaan. Agatha staat in de deuropening en kijkt ons lachend aan. ‘Naar boven jullie’ zegt ze en duwt Lisa en Wendy zacht naar binnen. ‘Je bad is klaar’ zegt ze tegen mij. Ik kus haar op haar wang. Lachend ren ik achter de meiden aan de trap op, Agatha verbaast achterlatend over de kus die ik haar net gaf.
Twinke, 29e Regenmaad 1363NT; Jaar van de Witte Raaf.
Afgelopen dagen heb ik mijn reis naar Bergvoetsmonding verder voorbereid en ‘s avonds ben ik de gastvrouw in de Inn. Ik spendeer zoveel mogelijk tijd met hen die ik lief heb en geniet van elk moment dat we samen zijn. Gisteren kwam kap. Draadnagel met acht man en de verzwaarde kar met 6-span aan bij de Inn. Dit deed mij beseffen dat ik morgen ga vertrekken. Die dag is vandaag dus.
Ik loop naar de stal en zie Koen de laatste hand leggen aan Sofia. ‘Nog even de halster gespen, Vrouwe’ zegt Koen. Ik knik. ‘Is goed, Koen’ zeg ik. ‘Wordt het weer wat rustiger voor je nu Sofia en ik weg zijn’ voeg ik toe. ‘Yup …’ zegt Koen en ik zie hem worstelen. ‘Wat’ vraag ik. ‘Ik zal je missen’ zegt hij na een tijdje. ‘Ik jou ook. .. en ik spreek vast ook namens Sofia’ zeg ik. ‘Hier heeft ze het vast beter dan wanneer ze met mij mee is’ en ik kijk naar Sofia. Koen rent op me af en grijpt me beet. Ik sla mijn armen om hem heen … ‘pas goed op jezelf en hou een oogje in het zeil hier op the Residence, wil je?’ vraag ik. ‘Komt goed’ zegt hij standvastig ‘en voor jou geldt dat je heelhuids terug moet komen’. Mij daarbij diep in mijn ogen kijkend. ‘Beloof ik’ en druk hem even heel stevig tegen mij aan. Na de omhelzing loop ik naar Sofia. Ik pak haar leidsels ‘kom meis .. we gaan’. Een licht gebrul van Sofia is mijn deel als ik zacht aan de leidsels trek en haar tot beweging maan. In het voorbijgaan geef ik Koen nog even een aai over zijn hoofd. ‘Vrouwe’ zegt hij en knikt.
Ik loop met Sofia aan de leidsels de stal uit richting de karavaan. Twee meiden staan voor de Inn. Mijn twee meiden waarvan ik vanmorgen al afscheid heb genomen. Ze houden elkaar vast en kijken naar mij als ik Sofia door haar poten laat zakken om op te kunnen stijgen. Als ik zit en Sofia staat, rijd ik naar Lisa en Wendy. Ik hou halt. ‘Ik hou van jullie en beloof dat ik weer terug kom. Zorg goed voor elkaar’ en met die woorden draai ik Sofia in de richting van het openstaande hek. ‘Pas op jezelf, Twink’ zegt Wendy. ‘Hou van je, Twink’ zegt Lisa. Ik draai mijn hoofd naar hen en kus ze in de lucht. Ik zwaai nog naar Koen die in de deur van de stallen staat. Mw. Sniffleskit geef ik nog even de laatste instructies mee. ‘Halverwege de Havermaand ben ik terug’ en ik knipoog. ‘Vrouwe’ zegt ze en knikt daarbij. Vervolgens zie ik een heel subtiele handbeweging … een “ga-nou-maar”. Vertrek is niet altijd leuk. De karavaan beweegt zich de weg op, richting de brug.
In de daaropvolgende uren ben ik geen goed reisgezelschap denk ik. Ik wissel maar weinig woorden. Laat staan dat ik een gesprek voer. Ik denk dat dat gaande weg wel komt maar nu lukt het gewoon even niet. Voor redenen die mij bekend zijn en waar anderen wellicht naar zitten te gissen.
Twinkle, 2e Donkeremaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf.
Op de tweede Donkeremaand zien wij in de verte de Hoeve van Adarkone. Daaromheen enkele huizen van mensen die zich blijkbaar in de omgeving van de Hoeve hebben gevestigd. Ik stuur Goede vast vooruit om ons aan te kondigen.
Goede en Adarkone staan nog bij de poort als wij aankomen. Dit gaat even ongemakkelijk worden, dat wist ik bijvoorbaat, maar ik doe echt mijn best om de relatie met Adarkone te verbeteren. Het is niet altijd koek en ei tussen mij en Adarkone. Dat is wederzijds, ook dat weet ik. Maar toch. Wellicht moet ik beginnen hem Vincentius te noemen in plaats van Adarkone. ‘Vincentius’ zeg ik als ik halt houd bij de poort. ‘Vrouwe Twinkle’ en jaaaaa, zag ik daar nou een klein knikje? Echt waar? … ik boek vooruitgang. ‘Hoe gaat het’ vervolg ik. ‘Och’ krijg ik als antwoord. ‘En met u’ vraagt Vincentius aan mij. ‘Mwaaah, gaat’ zeg ik. Er verschijnt een glimlach op de mond van ons beiden. Blijkbaar blij dat het ijs gebroken is.
We nodigen Vincentius uit om mee te gaan op queeste en als ik zeg dat hij een belegeringsmiddel mee mag nemen is hij overtuigd. Nannie is nog zo onverstandig om een ‘oorlogs’ vraag te stellen aan Vincentius. Ik kijk haar nog aan met een blik van ‘dat was niet echt handig van je’ maar het is al te laat. Wellicht moet Nannie ook gewoon ervaren waarom het niet verstandig was om die vraag te stellen aan Vincentius. … -6 uur later- … en daarom was het niet verstandig. Vincentius en oorlogen … duurt meestal lang. Maar wel tot in alle details uitgelegd en verklaart. Dat is dan wel weer fijn … voor hen die het willen weten.
Twinkle, 6e Donkeremaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf.
Na enkele dagen reizen komen we aan bij een herberg. Het is er druk. Klaarblijkelijk is het een herberg waar veel karavanen komen. Zo ook wij. We geven onze rijdieren af en laten de zorg over aan één van de vele staljongens alhier. We gaan door de deur een enorme zaal in. Het is druk maar niet afgelaten vol.
Ik loop naar de waard. ‘Zijn er nog plaatsen vrij’ vraag ik. ‘Zeker’ is het antwoord. ‘Graag een kamer dan’ zeg ik. ‘Alleen of zaal’ is het norse antwoord. ‘Euhm .. -oeh, alleen flitst gelijk door mijn hoofd- .. alleen, wat kost dat’ vraag ik. ‘… dan vraag je niet naar de prijs, dan wil je een kamer alleen’ de man gunt mij geen blik waardig. ‘Prima, kamer alleen graag’ -en ga een bezemsteel zuigen, zak hooi!- en ik glimlach. De man kijkt mij aan ‘een kamer alleen’ zegt hij en hij ziet mijn glimlach. Ietwat verbaast overhandigd de man mij de sleutel.
‘Kamer 17. Top!’ en ik tik met de sleutel op de toog. Ik weet dat ik kamer 21 heb volgens het labeltje aan mijn sleutel maar de ogen en oren hier aan de toog hoeven niet alles te weten. En voordat de waard mij nog kan verbeteren voeg ik er ‘… en 15 warme maaltijden en drank’ aan toe. De man kijkt. ‘Zeker’ glimlacht hij. In de wetenschap dat zijn geldbuidel weer gaat rinkelen buigt zelfs de meest stugge waard. Ik bedank hem en ga de trap op naar boven.
Kamer 21… ik ga naar binnen. Het oogt een nette, schone kamer. Ik controleer op eventuele inbraak gevoelige zaken. Alles waar je makkelijk door naar binnen zou kunnen komen is ogenschijnlijk makkelijk te ‘beveiligen’. Ik zet mijn rugzak naast het bed, sluit mijn kamer af en ga naar beneden.
Op de weg naar beneden bedenk ik mij dat het wellicht hier de plek is om eens navraag te doen over de ‘Hurt of Water’. The Foundation heeft me weer eens een heldere opdracht in de maag gesplitst. Ja, klopt, ik heb er ook niet verder naar gevraagd. Mea culpa! Ik weet dat het een artifact is maar ik heb totaal geen idee of het een armor, een wapen of een whatever item is. Tijd om dat te achterhalen. Maar bij navraag … niets! Ik ga maar weer aan tafel zitten. Wellicht dat Goede iets weet. En verdomd … Goede weet iets. Het schijnt een kristal te zijn, blauw of wit van kleur. Het wordt ook wel ‘Tranen van de Goden’ genoemd. Fijn, weet ik in ieder geval waar ik naar moet kijken.
Na een kruikje bier besluit ik naar bed te gaan. Morgen vroeg weer op!
Twinkle, 7e Donkeremaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf.
Vroeg in de ochtend sta ik op en loop ik naar het wasbekken. Ik fris me op, kleed me aan en ga naar beneden. Ik ga zitten aan een tafel en wacht tot iedereen aanwezig is om gezamenlijk te ontbijten. Na een stevig ontbijt vertrekken wij met regen door de poort van de herberg. Het is hier dat Don ons mededeelt dat de reis naar Bergvoetsmonding beter niet door het bos gaat. ‘Want’ vraagt Vincentius. ‘Er zit onguur gespuis’ zegt Don. ‘Dan doe je een extra jas aan’ antwoordt Vincentius. Ik zie de blik op het gezicht en ik kan mijn lach niet onderdrukken. ‘Ja’, voegt Vincentius eraan toe ‘extra jas houdt je warm tijdens ongure tijden’. Ik volg die logica. Don minder … aan zijn gezicht te zien. ‘Maar, … Don, we hebben niet de tijd om überhaupt óm het bos te reizen. Dus negeer iedere opmerking met betrekking tot “groot gevaar” “extra jas” of wat ook maar. De tijd is onze vijand op dit moment en daar, kunnen we niets tegen doen’ zeg ik. Hup … richting dat bos!
Nannie loopt de hele dag ergens voor ons uit om ons te weerhouden van verrassingsaanvallen en ‘ongure’ personen. En laat in de middag, begin avond maken we kamp. Langs de weg op een open plek. Nannie en ik houden de wacht en de rest gunnen we een goede, veilige nachtrust.
Twinkle, 8e Donkeremaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf.
Deze ochtend vertrekken we weer met regen. Het houdt niet op. Wellicht is het een grap van een of andere zieke godheid om maar zoveel mogelijk water over Aurum te storten. En in dit jaargetijde is er geen bladerdek dat je nog redelijke bescherming biedt. Nee, het snijdt (figuurlijk) door je huid en die gure wind maakt het nog net een stukje erger. -Hurt of Water- denk ik lachend. Gevonden, terug naar huis!
De hele ochtend scout ik voor de groep uit en er gebeurt helemaal niets. Ik let enorm goed op mijn omgeving, voel me bijna één met de natuur. Ik let op de meest vreemd dingen maar ik zie niets vreemds gedurende de ochtend. Na de gezamenlijke lunch draag ik de scout taak over aan Nannie. Halverwege de middag vinden we een boom op het karrenspoor. Ossie wil ‘em wel even aan de kant leggen. Spieren in zijn hele lichaam spannen als van links en rechts enorme bomen, hangend aan touwen, richting onze karavaan zwieren. Een val! In een fractie van een seconde denk ik drie dingen:
Ik klim van de bok en zie twee boomstammen vol op elkaar klappen boven de bok! Ik geloof dat Vincentius ook veilig van de bok af is.
Staand naast de kar van Vincentius kijk ik richting de boom over het karrenspoor. Ik zie twee dode wachters naast de verzwaarde kar liggen. Getroffen door een stam van een boom. Smerige bende! Dan zie ik achter de boom op het karrenspoor nog een boom … een boom van een ogre dit keer. Hij spreekt ons aan. ‘Ik heb een voorstel’ begint hij. Wij luisteren aandachtig. ‘Jullie geven alles wat jullie hebben aan ons en jullie behouden jullie levens’. Okay …! Vincentius vraagt de groep of dit het overwegen waard is en kijkt mij langs de bok aan. ‘Ja zeker, het is zeker de moeite waard om dit als groep eerst even te bespreken en te overwegen’ meld ik Vincentius terug. ‘Don’ vraagt Vincentius. Ook bij Don een knikje dat ook hij dit wel wil bespreken met de groep. Vincentius gaat nog even verder maar Ossie heeft ondertussen een ander idee.
Hij vraagt of we dit niet op een andere manier op kunnen lossen. De ogre stelt voor om zijn kampioen met onze kampioen te laten vechten en de uitkomst bepaald wat wij gaan doen. Spullen afleggen! Ik bereken mijn kansen: 50% kans dat we winnen dus 50% kans dat we verliezen. Als we verliezen, worden we geacht om onze spullen af te leggen. Doen we dat niet, hebben we alsnog trammelant. Winnen we, dan hebben we van die 50% kans op winst nog 50% kans dat die ogre niet zijn woord houdt en hebben we alsnog trammelant. Mijn kans op alles afleggen is gestegen naar 75% of gedaald naar 25% dat dat niet hoeft. Ik besluit onzichtbaar te worden door mijn ring te activeren en sluip richting de ogre achter de liggende boom.
Als ik de ogre nagenoeg in zijn nek adem, bedenk ik me dat de kans dat ik hem nu 100% raak en 100% schade ga doen, een veel prettiger vooruitzicht is dan de 25% kans dat ik mijn, wij onze, spullen mogen houden. Ik plant mijn kort zwaard met een korte krachtige stoot tussen de vierde en vijfde rib van de ogre. -Ik bepaal graag mijn eigen lot- denk ik en draai mijn zwaard een kwart slag als ik hem uit de ogre trek. Schreeuwend van pijn roept de ogre zijn vrienden onder de noemer ‘vuil spel’! Tja, alsof de boom op het karrenspoor leggen én voorzien van vallen geen ‘vuil spel’ is. -Jij begon- denk ik.
Ossie, nu ook aan de andere kant van de boom volgt mijn voorbeeld. Met een welgemikte, ferme houw splijt hij de schedel van de ogre. Een bloederige homp vlees stort op het drassige karrenspoor. Met een luide ‘SPLUT’ spat de modder, vermengd met hersenen en bloed, alle kanten op. Dat is één! En waarschijnlijk is het de sterkste van de ogres dus wat kan er nu nog fout gaan? Uit de bosrand komen een tiental ogres richting het karrenspoor … en een verdomde war-forged. -Fuck, over eerlijk spel gesproken- denk ik nog. Ik activeer mijn ring weer. -Hey kijk nou … die ogre leider heeft een ring om …- Maar dat is voor latere zorg. Eerst Nannie vinden en terug naar de achterzijde. Vincentius is daar waarschijnlijk in z’n eentje. -Houd moed, maat! Ik kom er aan …-
Snel spring ik weer naar de andere kant van de boom om mijn weg te vervolgen richting de kar waar ik Vincentius het laatst zag. Daar aangekomen … geen Vincentius! Wel een ogre aan de achterzijde van de kar en een andere ogre die net uit de bosrand naar de kar komt en iets voorover bukt. Ik maak gebruik van die beweging en steek het scherpe blad van mijn wapen in zijn hals. Bloed spuit uit zijn halsslagader als ik het wapen weer terug trek. Schokkend stort de ogre ter aarde. … next!
Snel activeer ik mijn ring weer. Met een snelle blik onder de kar, -want waarom wilde die (nu) dooie ogre überhaupt onder die kar kijken- zie ik Vincentius een wand activeren op de dikke kop van een andere ogre. Die ogre heeft Vincentius bij zijn voet gegrepen … en dan is een spreuk uit een wand op je gok geen prettige gewaarwording. Snel laat de ogre los. Nog voor hij omhoog gekomen is plant ik mijn wapen tussen de derde en vierde nekwervel. Soepel glijdt het tussen de wervels door om aan de voorkant weer te verschijnen. Het hoofd hangt er wat losjes bij als het met dezelfde snelheid weer richting de grond beweegt. SLUSH! … ik haat dit zompige pad. Modder in combinatie met bloed maakt modder extra smerig!
Vincentius zal nu wel gezien hebben dat ik er ben. Rondom de kar wordt het rustiger. Een laatste ogre steek ik nog even in zijn zij en trek het blad door naar de achterkant. De grote gapende wond laat ingewanden naar buiten puilen … de ogre zakt op zijn knieën en met een doffe dreun slaat zijn lichaam tegen de kar. Rust! Ik kijk om me heen. Her en der nog een schermutseling, maar niet iets om me echt zorgen over te maken. Ik pak de grote ketel uit de kar en zet die tussen de twee wagens. … ‘Voor de spoils of war’ roep ik wijzend naar de ketel. Ik heb het idee dat ik niet de volle aandacht heb. -Shit, staat dat kreng nog steeds- zucht ik en kijk in de richting van het roestige geanimeerde stuk ijzer.
Ze hebben hun handen er vol aan. Nannie en Goede staan naast de war-forged Ossie staat naast de kar zichzelf te goed te doen aan potions. Oef, die heeft hij nodig! Die ziet er niet al te best meer uit. Ik pak mijn boog, schiet op de war-forged maar heb niet het idee dat het veel uithaalt. Ossie stormt mij voorbij! -Die heeft er zin in- denk ik lachend. Vincentius volgt zijn voorbeeld maar die is er volgens mij gewoon klaar mee. En ach … het had een mooie aanval kunnen zijn als hij niet met zijn veter achter een uitstekende tak was blijven haken. In plaats van de war-forged vol op zijn gezicht te raken raakt Vincentius met zijn gezicht vol de war-forged. -Dat moet pijn doen- denk ik half wegkijkend.
Dan kijk ik naar de war-forged. -Verdomme … daar, onder zijn linker oksel zie ik een dun spleetje. Yes! Een plek waar dit roestige stuk ijzer een zwakke plek vertoont-. Ik neem een klein aanloopje en spring op de boom over de weg. De war-forged heeft geen aandacht voor mij met drie belagers om zich heen. Als het langzaam zijn linker arm omhoog beweegt zie ik weer het kleine scheurtje in zijn verdediging. Snel stoot ik mijn wapen in de opening … het blad schuurt langs het ijzer naar het zachte ‘whatever it is’ dat war-forged in zich hebben.
… het schokt, de oogjes doven en langzaam, piepend en krakend, stort de war-forged achterover neer. Done! … en dan is er stilte.
Ik hoor het zware ademen van mijn vrienden, moe van de strijd. En ik zie de verontwaardiging in hun ogen … ‘Ja, dat hadden jullie zelf ook kunnen zien, hè. Linker oksel, ik had verwacht dat jullie dat na anderhalve minuut wel een keer opgevallen zou zijn’ zeg ik lachend en klop mijn vrienden op hun schouders. ‘Lekker gewerkt, mannen … en dame’ en knik naar Nannie. Top team!
‘Kom, spoils of war verzamelen en in de ketel tussen de karren’ zeg ik en stap op de dode ogre war chief af …
We ontdoen onze tegenstanders van hun eigendommen en gooien die in de ketel. De ketel zetten we in de kar van Vincentius. Dan rest ons nog één klus, een zware beseffen wij allemaal. De boom verwijderen van de weg zodat we door kunnen gaan. Vincentius stelt voor om deze zware klus over te laten aan het zesspan. Dat klinkt goed. We spannen de paarden aan de andere zijde van de boom en trekken zo de weg vrij. Top! Ik klop Vincentius op zijn schouder als de klus geklaard is. Na een klein uur komen we aan op een geschikte plek voor de overnachting.
Ook tijdens het maken van ons kamp blijft het maar regenen en iedereen is wel toe aan een moment zonder regen. Het drukt op de gemoederen, merk ik. En hoewel ook ik verlang naar het moment waarop de regen stopt, besef ik ook dat ik de sfeer binnen de groep hoog moet houden. Het troosteloze geplingel van Don op zijn ‘whatever’ snaarinstrument beïnvloed mijn stemming behoorlijk. Negatief, laat dat gezegd zijn. Ook bij Vincentius merk ik de irritatie en hij is mij net voor door Don te laten stoppen met het geplingel.
Nannie en ik maken een ronde om het kamp om te kijken of we ergens vanuit de nabije omgeving aangevallen kunnen worden. Ik overhandig Nannie een item waarvan ik zeg dat ze die goed kan gebruiken. Ze kijkt mij aan en ze bedankt mij. ‘Het is voor ons beide handig dat jij er ook één hebt. Ik heb er namelijk twee’ zeg ik. Ze kijkt me aan en lacht ‘je bent ook op alles voorbereid’. ‘Nee, vast niet op alles. Wel veel’ zeg ik als we voortgaan met onze ronde om het kamp. ‘Weet dat wanneer jij of ik iets niet kunnen, dat we dan op zoek moeten gaan naar oplossingen. Meestal biedt magie dan een goede uitkomst. Er zit geen schande in iets niet kunnen, wel in niet voorbereid zijn’. Na een half uur, drie kwarten, komen we weer aan bij het kamp. Don is tijdens onze afwezigheid bezig geweest met het maken van een maaltijd. We laten ons het goed smaken. Nannie en ik nemen wacht en komen de nacht rustig door.
Twinkle, 9e-16e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf
Afgelopen dagen hebben we verschillende landschappen gezien maar niets is zo mooi als hetzelfde landschap ZONDER REGEN!! Ik ben er wel klaar mee. Op de 16e Donkermaand lopen we de bergen in. Het loopt langzaam op en tegen de avond, als we kamp willen maken, zien we een kleine 500 meter verderop een hutje dat ogenschijnlijk bewoond wordt. Licht, een krullend rookpluimpje uit de schoorsteen en een oudere vrouw op de veranda. We spreken haar aan en vragen haar of het een probleem is dat wij hier ons kamp maken? Geen probleem. We eten en hebben een droge plek voor de nacht. We kunnen hier onze kleren drogen en even genieten van ‘droge warmte’.
Twinkle, 17e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf
In de ochtend trekken wij weer verder de bergen in. Het pad wordt smaller maar geeft geen probleem voor onze karren. Een afgrond links van ons, een wat steilere wand rechts. Een typisch bergpad. Tegen de middag zien wij ergens op het pad een soort lichtje. Vreemd. Nannie en ik besluiten op onderzoek uit te gaan. We lopen in de richting waar we het lichtje het laatst zagen. Dan voel ik een lichtte tinteling door mij lichaam gaan. En … ik doe niets, ik ervaar het niet eens als vreemd. En toch zou dat het wel moeten zijn. Ik zou nog alerter moeten zijn dan ik al was … Dan vanuit het schijnbaar niets ramt er een enorme geit, met een lampje om de nek, vol tegen Nannie aan. ‘Die ziet ons’ roep ik tegen Nannie. Maar dat zal haar ook wel duidelijk zijn.
We proberen het beest van ons af te houden zo goed als we kunnen. ‘Mijn backstab werkt niet’ roep ik naar Nannie ‘mijn zwaard geeft meer weerstand dan dat het zou doen als mijn backstab wél werkt’. Ik zie dat het beest zich weer op Nannie stort. Ook Nannie steekt met haar rapier keer op keer. Achter me hoor ik Don een strijdlied inzetten en Vincentius spreuken gooien. Ogenschijnlijk heeft ook dat weinig effect. Het beest blijft komen en telkens op Nannie. Ik weet niet hoe lang zij dit nog gaat volhouden. Ik pak mijn wand of healing en poog haar zo stabiel mogelijk te houden. Helaas … een laatste krachtige kopstoot van de geit doet Nannie ineenzakken. En dan … een spreuk van Vincentius die het beest doet bezwijken.
Ik ren naar Nannie. Ik til haar hoofd op en gebruik mijn wand of healing nogmaals. Het werkt niet. ‘Kom op, Nan, … kom op’ fluister ik ‘vecht, verzet je … kom op’. Maar haar ogen blijven gesloten. Ik druk haar tegen mij aan. ‘Het spijt me, het spijt mij zo …’ zeg ik als ik zo goed en kwaad als het gaat haar gezicht schoonmaak. ‘Ik heb je niet kunnen beschermen’ zeg ik als ik haar voorhoofd kus en langzaam haar hoofd neerleg op de harde grond van het bergpad. Ik ontdoe haar van haar meest kostbare bezittingen en steek ze bij mij ‘deze gaan naar je ouders, dat beloof ik’ zeg ik. Dan, als laatste, neem ik haar ring of invisibility af. En pas dan ziet iedereen de gevallen Nannie. Ik sta op en loop zwijgend langs Vincentius en Don … -misschien tot ziens, Nannie, … misschien- en met die gedachte verlaat ik het strijdtoneel. Twijfelend aan mijzelf en of ik wel alles heb gedaan wat ik kon.
Ik geef de bezittingen van waarde aan kapitein Draadnagel. ‘Berg deze op’ meld ik hem. Hij kijkt mij aan en knikt. Ik wil doorlopen maar een hand op mijn schouder stopt mij. ‘Sorry voor het verlies’ zegt Draadnagel. Ik knik … ‘dank je’.
Twinkle, 17e tot 28e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf
Pip! … zo heet ze. Een elven meid met een te groot zwaard voor ‘onze geciviliseerde en geldende maatstaven’ zal menig elven ouderling gezegd hebben. ‘Barbaars’ zou het woord zijn dat ‘onze’ ouderlingen voor Pip zouden gebruiken. Verklaart waarschijnlijk waarom zij alleen over Aurum zwerft … maar dat terzijde. Om eerlijk te zijn, ik zou van ‘onze’ ouderlingen ook het stempel ‘barbaars’ krijgen. En graag voeg ik daar nog aan toe ‘ik ben trots dat stempel te mogen dragen’. Dat zal ook voor Pip gelden, lijkt me. Pip … -focus- … Pip is een goed gezelschap om in te vertoeven. Heb haar een paar keer ontmoet in een kroeg tijdens mijn avonturen. Nooit met haar een groep gevormd maar Pip is zeker een welkome aanvulling op onze groep na het verlies van Nannie. Ineens stond ze daar, na het tragische verlies van Nannie. En wie zegt er nou nee als Pip de vraag stelt met ons mee te mogen reizen. Ik niet, dus aangenomen!
We reizen zonder al te veel oponthoud richting Bergvoetsmonding en arriveren daar de 28e Donkermaand. Ruim op tijd voor de Decanale Markt die op de Eerste Dag van het Nieuwe jaar van start zal gaan. We nemen onze intrek in de lokale, en enige, herberg. Blij dat we er zijn ontdoen we ons van onze doorweekte kledij en verwarmen wij ons bij de haard, tussen de locals en, naar later blijkt, drie andere groepen die hier ook zijn voor de decanale markt.
En mochten er Goden zijn, ik heb sterke twijfels, … LAAT HET STOPPEN MET REGENEN! REGEL DAT, WANT DEZE STERVENDE ZIEL IS ER WEL KLAAR MEE! … dat het maar gezegd is.
Twinkle, 29e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf
Ooooooooohhhh, dat is lekker! Een warm, droog bed. Buiten houdt de regen onophoudelijk aan. Heerlijk, buiten de regen, ik hier binnen. Dat belooft een nacht vol heerlijke dromen. Tevreden val ik in slaap.
Na, ik denk 2 uur, geslapen te hebben wordt mijn nachtrust bruut verstoord. In eerste instantie denk ik ‘Don’ en ‘laat hem onmiddellijk stoppen met dat pijnlijke gejank wat hij zangkunst noemt’. Om ‘onze’ ouderlingen nu eens correct te citeren ‘dit is gewoonweg barbaars’. Zijn muziek behoort niet tot dat wat wij, de elven, onder ‘geciviliseerd en tot de algemeen geldende maatstaven’ verstaan. Ik slinger mijn benen naast mijn bed en wil opstaan om Don eens flink van repliek te geven als mijn deur openzwaait. Vincentius.
Hij zegt dat er vreemde zaken gaande zijn. Ik zie mensen over de gang lopen richting de trap naar beneden. ‘Ossie’ zegt hij, ‘… totaal de weg kwijt. Geen woord mee te wisselen en wil naar buiten. We gaan achter hem aan. Er loopt nog meer volk naar buiten, trouwens’. Met die woorden verlaat hij mijn kamer en loopt de gang in, mijn deur open latend. -ja, als ik dit gejank kon ontvluchten door simpelweg naar buiten te lopen, had ik dat ook gedaan- denk ik. Ik schiet snel in mijn, nog natte, kleren … gadverdamme, kleffe zooi! Maar goed, wat moet dat moet. Kleren aan en de trap af …
Beneden zie ik een drukte van jawelste. Gasten lopen achter elkaar aan naar buiten. De één om de herberg te willen verlaten, anderen om die dan weer te weerhouden van zijn/haar vertrek. Geschreeuw en gecommandeer over en weer. Hier en daar wordt er iemand met kracht tegen de vloer geworpen. Om vervolgens vastgehouden te worden zodat het vertrek er in ieder geval niet makkelijker op wordt. Kortom, chaos met, her en der, lichte paniek. Ik neem de situatie in me op. Voor nu redt iedereen zich zo te zien. Vincentius en Goede zie ik niet. Ook Ossie is niet te bekennen. De deur van de herberg naar buiten staat open. Het is nacht, het regent en ik zie geen hand voor ogen. Heeft het nut nu naar buiten te gaan? Voorlopig blijf ik maar even in de deuropening staan. Fungerend als deur. Na een tijdje neemt het gezang af.
Kort daarop komen Vincentius en Goede terug bij de herberg. Tussen hen een bewusteloze Ossie. Ik maak ruimte om hen te laten passeren. Ik zie dat Ossie een fikse hoofdwond heeft. Bloed heftig maar dat zal vast weer goed komen. Ook komen er andere gasten terug naar de herberg. Ook zij hebben enkele kameraden tussen hen in. We verbinden de hoofdwond van Ossie, verlenen hulp bij de anderen en ik moet verdomd lang wachten tot iemand mijn bestelling opneemt nu de rust weer een beetje terugkeert! Waar is de waard? Weet je … ik pak zelf wel een wijntje. Anderen volgen mijn voorbeeld en we nemen de schade op. Twee personen per groep verloren of vermist. Dat is een serieus probleem. Gelukkig komt Ossie weer bij.
Onze groepen mengen zich in de gelagkamer, praten met elkaar, en we voorzien elkaar van wat eten en drinken. Als de waard er niet is, doen we het zelf wel. Een goed motto voor nu! Uiteindelijk levert het ons een gemeenschappelijk ontbijt op aan één lange tafel. We moeten er allemaal maar het beste van maken. Het feit dat de waard er niet is, bevreemdt mij. Maar dat onderzoek is voor na het ontbijt.
Na het ontbijt ga ik zelf even op onderzoek uit. De vraag die ik graag beantwoord zie is: waar zijn alle inwoners van het dorp? Ik steek de straat over, morrel aan de deur aan de overkant. Op slot … -zucht- … hoe gecompliceerd kan een slot van een vissershuisje zijn? Niet! Na luttele seconden is het slot open en ik stap naar binnen. Niemand te zien. Het huisje ziet er verlaten uit als ik de drie kamertjes heb gecontroleerd. Ik kijk de kamer eens rond en ik zie onder de tafel de contouren van een luik in de vloer. Ik open het luik. Twee paar ogen kijken mij aan. Visserman en visservrouw.
Ik ben wel heel benieuwd wat zij hier doen in deze ‘schuilplek’. Ik stel ze dus precies die vraag. ‘Bidden’ is het antwoord. Ik vind het een vreemde plek om te bidden, maar begrijpelijk dat je daar bidt om te schuilen en niet door het vreemde geluid weggelokt wil worden. Aan alles merk ik dat ik hier niet meer info ga krijgen. Info waar ik denk zeker recht op te hebben. Ik heb verdorie al 6 soldaten verloren sinds ons vertrek uit Helmut. En twee daarvan in dit rot dorp! Als niemand mij antwoorden wil geven, dan ga ik wel op mijn manier te werk. Ik laat het luik vallen en verlaat het huisje. Doe de deur weer op slot en banjer, door de drek, naar de overkant van de straat, de herberg in.
‘Dorpshuis, stadhuis, of wat ze hier ook mogen hebben’ roep ik bij binnenkomst ‘… wie gaat er mee’? en wacht het enthousiasme van de groep af bij de deur van de herberg. Goede biedt aan om mij te vergezellen. We lopen de straat in en gaan richting een statig pand. Ik denk dat dat het meest voorname pand moet zijn in dit dorp en daarmee het pand vanwaar dit dorp aangestuurd wordt. Ik had gelijk, het raadhuis. Op slot. Ik kijk Goede aan. Die draait met de rug naar me toe en ik open de deur. We gaan naar binnen.
We maken bekend dat we er zijn maar we krijgen geen antwoord. Ik loop achter de balie en daar, onder de balie, tref ik een man aan. ‘Wat doet u hier’? ‘Dat wilde ik vragen’ geef ik als antwoord. ‘Waarom zegt u niets als wij roepen’? ‘En wat weet u van dat geluid van vannacht’? ‘Wij zijn nog gesloten’ krijg ik terug. Dat zal allemaal wel, maar daar werk ik even niet aan mee. Ik heb net bepaald, toen ik de deur opende, dat het raadhuis geopend was. Ik negeer de opmerking. De man vertelt dat hij lekker geslapen heeft en niet weet waar ik het over heb. Verder weten wij te achterhalen dat het dorp een kerk van Pelor heeft. Maar dat trek ik in twijfel. Ik trek eigenlijk alles, wat er hier in Bergvoetsmonding gebeurt, in twijfel.
Dorpsbewoners blijven buiten schot, schuilen op plaatsen waar ze niet weggelokt kunnen worden, geven ontwijkende antwoorden, weten van geen geluid, bidden op afgesloten plaatsen. Alles, maar dan ook werkelijk alles schreeuwt ‘dit hele dorp deugt van geen ene kant’. Ik laat de man in vertwijfeling achter. Samen met Goede verlaat ik het raadhuis terug naar de herberg. Onderweg naar de herberg heb ik het idee dat er her en der toch een gordijntje opzij gaat en dat er af en toe een schim voor ons dan wel achter ons de straat overschiet. Ik zal het me verbeelden maar ik blijf alert.
Terug in de herberg besluit ik een kop thee te nemen. Ossie en Pip gaan gezamenlijk op onderzoek uit. Tegen de lunch zijn zij terug. Na de lunch gaan we met z’n allen, uitgezonderd Don (want die ligt nog op één oor vanwege zijn nachtelijk optreden, denk ik), op onderzoek uit. Halverwege de middag, bij een soort plantsoen, worden we plots aangevallen door een 6-tal individuen. Zonder enige aanleiding, zonder enige waarschuwing. Ossie en Pip zetten het op een lopen. Goede, Vincentius en ik staan er alleen voor. Lekker dan!
Goede, Vincentius en ik … good old days! We hebben het nog in ons. We werken perfect samen, dekken elkanders rug en bewegen perfect door de ruimte die onze aanvallers ons geven. Als twee van onze belagers neer zijn, komt Ossie weer ten tonele. En als uiteindelijk de 5e belager valt ziet de 6e geen heil meer in een overwinning en vlucht. En ja hoor … daar hebben we Pip. Blijkbaar was mijn schreeuw dat ze Vlekje, haar enorme warhorse, was vergeten mee te nemen, voldoende om haar weer terug te laten keren. Wie zijn onze, nu dode, belagers? We gaan door hun spullen maar vinden geen aanwijzingen. Dan maar een lijk mee naar de herberg. Goede kan een ‘speak with dead’. Iets occults? vraag ik. Nee, iets goddelijks verzekert Goede. Ik hou het toch maar bij ‘iets occults’. ‘De doden iets vragen’ heeft, wat mij betreft, een occulte zweem over zich heen hangen. Best handig, maar occult! Terug naar de herberg, met twee (??) lijken. Ja, verzekert Goede ons, twee is acht vragen. Twee is acht? Ik ben de weg kwijt maar de herberg weet ik nog te vinden. Gelukkig maar!
In de herberg aangekomen gooien we de twee lijken op tafel. Hey, haal die lijken van de tafel! Ik kijk … daar hebben we onze artiest Don. Ik negeer hem. Loop naar de toog en vraag wie er wat wil drinken. Een paar bier en een wijntje … wordt geregeld. Ik loop de keuken in, pak wat kaas, worst en brood. Leg het op een grote plank en loop de gelagkamer weer in. Goede is bezig zich voor te bereiden voor het ‘speak with dead’ ritueel. Ik merk dat Pip en Ossie op hete kolen zitten. Zij willen graag verder met het dorp doorzoeken. Doe even rustig mensen … neem een drankje, pak een hapje en laten we even de koppen bij elkaar steken. Ik kijk de gelagkamer rond. Ik zie de drie andere groepen verspreid, maar groep bij groep zitten. Ik vraag me af wat zij van ons verwachten? Maar eerst even een plannetje maken … dat wat zij van ons verwachten pak ik later wel op. Het plan wordt: doorzoeken van het dorp en het ‘speak with dead’ ritueel op een later tijdstip vandaag (lijken voor de veiligheid wel eerst verplaatsen naar de kelder). Ik vind het prima. Als de lijken goed en wel in de kelder liggen g…
Kom, kom, kom … een prachtige stem spreekt tot mij. Ik voel immense krachten in mij opbloeien. De stem, zo zacht en zo teder, dat zelfs een elven bard erbij in het niet zou vallen. Ik moet gaan, ik wil naar ‘de oorsprong’ van dit alles. Ho! Iets houdt me tegen. Ik kijk en zie dat, uit de grond die achter mij opengespleten is, een enorme demoon. Het gedrocht heeft mij bij mijn enkels gepakt. Het wil mij de krochten van de Abyss in sleuren. Ik verzet me. Ik trap, ik sla, … waarom kan ik niet bij mijn wapens? Ooohhh, ik ben naakt. Dat verklaart veel. Ik grijp me vast aan een steen. Mijn volharding om richting ‘de oorsprong’ te gaan geeft mij de kracht om niet de krochten van de Abyss in getrokken te worden. De demoon klimt omhoog, over mij heen. Ik voel zijn zware, warme lichaam op mij. Ik schreeuw en verzet me hevig. Het beest likt mij langs mijn wang met zijn tong, ik hoor het zwaar ademen. Ik voel zijn warme adem in mijn nek. Het beest snuift, hijgt en kwijlt over mijn naakte lichaam. Ik ben zijn prooi! Met hard klappen op mijn hoofd dwingt het mij om stil te blijven liggen. Met zijn vlammende zweep knevelt het mij en pakt mij bij mijn heupen … ooohhh nee! DAT DACHT IK DUS NIET HÈ! Met mijn elleboog probeer ik de demoon vol in zijn gezicht te raken. Het lukt … de demoon verdwijnt! En niet veel later verdwijnt het gezang, ‘de oorsprong’ van alles.
Ik zit op een tafel in de herberg. Met een zeer hoofd, onder de modder, drijf nat en mijn handen en voeten gebonden. Ik kijk even rond. … -focus- … Vincentius tegenover mij. Ik ontdoe mijzelf van de touwen die mijn handen en voeten binden. De prutser die dit heeft gedaan moet leren dat je knevels niet aanlegt met een simpel knoopje waarmee je een veter strikt. ‘Prutswerk’ zou zelfs een kind zeggen. Wat is er gebeurd? vraag ik. Dat gekrijs van vannacht was er weer, zegt Vincentius.
Vanuit de keuken horen we kabaal van potten en pannen. We besluiten, met enkel onze blikken, poolshoogte te nemen. We treffen Pjotr (de waard) aan in de keuken. In zijn hand een flesje, voor hem een pan op het vuur. Tijd om hem eens te bevragen. Uiteindelijk levert een leren riem en een vishaakje ons de volgende info op: de kerk is bezig met een ritueel, de dorpelingen zijn veilig, hun godheid Dagon komt eens per 10 jaar. Ik denk dat die decanale markt een mooi lokkertje is omdat ‘de decanale markt’ en het verschijnen/oproepen van Dagon zo perfect samenvallen. De dorpelingen roepen Dagon op om onschuldige levens te offeren (dorpelingen zijn veilig, rest niet!).
Mental notes:
Ik weet, denk ik, voldoende … het gaat een leuk verblijf met veel avontuur worden, alhier, in Bergvoetsmonding! Zin in :)
Twinkle, 29e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf -vervolg-
Na een goede ondervraging met vishaakje en een leren riem denken wij genoeg te weten te hebben gekregen van Pjotr, de waard. Mijn vermoeden blijkt redelijk te kloppen. Het is een dorpje waar nietsvermoedende eerlijke reizigers als lammeren naar de slachtbank worden gebracht. De priesteres van de plaatselijke kerk is hierin de roerganger. Roerganger … ha, dat is bijna poëtisch alhier in een vissersdorp. Maar goed, we moeten die kerk dus maar eens bezoeken. Wellicht morgen. Onze spellcasters, Goede, Vincentius en wellicht ook Don, zullen wel rust nodig hebben om hun spreuken weer up-to-date te krijgen. Ook maar eens informeren wat die andere groepen van ons verwachten.
Na een rondje langs de 3 groepen, die overigens flink uitgedund zijn, weet ik dat ze eigenlijk van ons verwachten dat we actie ondernemen tegen de kerk. Platbranden leek hun een goed idee. Hebben wij heel toevallig iets laten vallen in die richting? Hebben wij ‘platbranden’ in onze mond genomen? Euhhhhhm … oh ja zeker wel … ik deins nergens meer voor terug. Lekker hoor, een visje bakken bij een vuurtje. Ik zie het maar zo, een goede maaltijd bij dit snertweer, is goed voor lijf en leden.
Met een enorme klap zwaait de deur open en 5 stuks zeebanket komen binnengestormd. Eerder dan gepland denk ik nog. Maar potverdikke … spiesen ze mij en Goede nou? Snel activeer ik mijn ring en maak dat ik wegkom, een 30 voet verderop. Van boven komt een fire ball de gelagkamer in … Vincentius to the rescue! Pip stormt ook, vanuit de keuken, de gelagkamer in. Daar is de meat grinder! Dit gaat leuk worden. Ik steek de eerste binnen mijn bereik. Ietwat verbaasd kijkt het mij aan als ik ineens zichtbaar naast hem sta … jah, nobody expects the invisible ones! Don speelt een liedje in de keuken. Alsof daar tijd voor is! Ach ja, laat hem maar begaan. Maar waar is Ossie eigenlijk? Is die in zijn eentje op huisbezoek in het dorp ofzo?
Door de fire ball van Vincentius ontstaat er een prachtige vlammenzee in de inn. Best handig, want het drukt onze vijand, de viskoppen, verder naar ons toe. Blijven staan is voor hen geen optie, zij moeten komen! Hahahaaaaa … en daar staan wij, en vangen ze op. Meat grinder, spellcasters en onzichtbare avonturier … altijd lastig. 1 glipt er langs ons de trap op. Daar ga ik snel achter aan. Boven aan de trap zie ik dat het lelijke gedrocht twee brandende flesjes olie de kamers ingooit! Malloot! Daar liggen onze spullen, ja! Vincentius stormt langs mij heen, grijpt onze spullen van onze kamers en rent door de gang naar het raam. Ik assisteer hem en veilig komen we met onze spullen buiten.
De inn kan afgeschreven worden. Dit tot grote frustratie van Don die meent dat hij zijn kroeg kwijt is na anderhalve dag. Alles in zijn leven zit hem ook tegen -ik citeer Don hier!-. Niet zeiken, zeg ik, op naar het raadhuis. Daar gaan we kwartier maken. Aldus geschiede. Hier vinden we nog een doos met 20 potions. Een quick scan leert dat het potions of cure moderate wounds zijn. Dat is best handig!
Maar Don draait helemaal door … ik ken dit. Ooit een reisgenoot gehad die dezelfde symptomen had.
conclusie: moribus insaniam (‘avonturiers waanzin’ in de volksmond) … da’s niet best!
En terwijl ik me bedenk dat de vlakke hand in het gezicht (ook de ‘snap-out-of-it’ therapie genoemd) toegepast zou moeten worden, rent Don, al gillend en schreeuwend, het bos in. Hè, net te laat … en die gaan we waarschijnlijk niet terug zien, denk ik.
Twinkle, 29e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf -vervolg-
Ook de rest van de groep voelt blijkbaar geen behoefte om Don enige vorm van aandacht te geven. Ze kijken net als ik verbaast maar maken geen aanstalte om Don tegen te houden en gaan verder met wat ze deden. Dan hebben we dat ook ‘opgelost’. Over Ossy maak ik me wel enigszins zorgen. Die heb ik na het afbranden van de herberg niet meer gezien. Hij zal toch niet ..? Nee, … ik onderdruk de gedachte. Ik deel de potions uit, ieder krijgt er 4. Die voor Ossy steek ik bij me. Die zal ik geven als hij weer opduikt, … ergens hier in dit rot dorp. Onderwijl vraag ik wat de aanwezige reisgenoten wat de plannen zijn. ‘Kerk’ hoor ik eigenlijk terug van iedereen. Ik vraag de spellcasters nog wel even of ze het zeker weten. De tegenstand zal waarschijnlijk wel wat hoger liggen en of ze dan nog wel voldoende spreuken hebben om het er goed vanaf te brengen. Een klopje op mijn schouder van Vincentius doet me beseffen dat ik me te druk maak … Op naar de kerk!
Drie korten en evenzoveel langen … het duurt even voordat we een geheime doorgang in de kerk vinden. Het oneindige snertweer, niet weten waar Ossy uithangt, spellcasters op halve gevechtskracht … het doet blijkbaar iets met me. We klappen een bankje weg achterin de kerk waar de geheime doorgang, een trap naar beneden, onder zit. Dan vanuit het niets … Ossy! Onder de roetvegen. ‘Pjotr was niet meer te redden’ meldt hij. Echt waar? Pjotr … heeft hij zich daar om willen bekommeren? Ik loop naar hem toe en geef hem een knuffel ‘goed dat je er bent’. Ik geef hem de 4 potions waar hij recht op heeft en meldt hem dat we een geheime doorgang hebben gevonden. En nu focus Twinkle … focus! We gaan de trap af.
Twinkle, 29e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf -vervolg-
Een wenteltrap naar beneden brengt ons in een redelijk grote ruimte. Een ruimte van ongeveer 4-4,5 meter langs alle zijden. Met maar liefst 4 normale deuren en 1 dubbele deur. Dat zijn veel te veel mogelijkheden om ons hier veilig te wanen. Ik bekijk de deuren en ontdek dat ik alleen onder de dubbele deuren een wig kan zetten. Wiggen zijn handig, weet ik. Je kan op die manier deuren dichthouden om een aanval van 1 kant te laten komen. Dat gaat hier dus niet lukken maar, ik kan een aanval wel van 1 kant minder laten komen. Ik plaats twee wiggen onder de dubbele deur. Die blijft dicht! We besluiten de oostelijke deur als eerste te openen. Iedereen in stelling? Ik sta onzichtbaar voor de deur en open de deur.
Gelijk stormen er drie vissekoppen naar buiten! En daar sta je dan, onzichtbaar voor een deur … Bruut word ik aan de kant geduwd. De vissekop zal wel verbaasd zijn geweest om deze onzichtbare weerstand maar ik heb niet het idee dat hij zich er door laat afleiden. Ik steek hopeloos mis! Godv … focus Twinkle. FOCUS! Snel verander ik van tactiek. Laat de vechters even hun ding doen, ik duik er wel tussen. Dat werkt. Binnen een mum van tijd liggen er een groot aantal vissekoppen op de vloer.
Als laatste gaan we door de dubbele deur. Een trap leidt ons verder de diepte in. Aan het eind van de trap is weer een dubbele deur. Ook deze open ik en ik geef de vechters als eerste zicht op wat erachter verscholen ligt. We komen in een grote ruimte met in het midden, van noord naar zuid, een enorm zwart gordijn. Vier tegenstanders zijn bereid de wapenen tegen ons op te nemen. Een gevecht vindt plaats bij de deuren. Hmmmm, dat gordijn, dat wakkert mijn nieuwsgierigheid aan … maar als Pip haar wapen uit de hand laat glippen besef ik dat ik het gordijn, en dat wat wellicht aan het zicht onttrokken wordt daarachter, nog even moet wachten.
We maken korte metten met het occulte verzet en Pip heeft haar zwaard al snel weer terug. En nu … het gordijn! Wat zit daar achter?
Twinkle, 29e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf -vervolg-
Het gordijn … Pip kijkt aan de ene kant. Ze ziet niets. Ossy kijkt aan de andere kant. Ook hij ziet niets. Met mijn dolk maak ik een scheur in het midden van het gordijn en kijk door het ontstane gat … twee creaturen en een put! Hoera … tegenstanders. Ik laat het gat weer dichtvallen en wijs naar Pip en Ossy dat ze hier, aan de andere kant van het gordijn staan. Vergeet ik, waarschijnlijk door alle opwinding, een stap achteruit te doen en een ferme klap met een stomp zwaar wapen doet mij beseffen dat eerder genoemde opwinding wellicht iets te vroeg was.
Ossy duikt achter het gordijn en ook Pip. Beiden nemen zij een kant. Ik besluit om vanaf de andere kant van het gordijn mijn tegenstander te verzwakken én, als ik raak, van plek te veranderen. Kijk, dat is nog eens slim! Na een kort gevecht liggen er twee dode tegenstanders van ons achter een gordijn in een ruimte met een put en een geheime deur. Die had Pip gevonden.
Als een ware avonturier opent zij de deur en stap naar binnen. Enkele pijltjes schieten vanuit de overliggende muur in het weke lichaam van onze vechter. Aiiii … altijd op vallen checken! Pip oppert dat ik het maar over moet nemen. Goed plan! Ik loop de gang in en zie de kleine gaatjes in de muur. Minuscuul en op perfecte hoogte geplaatst, denk ik nog. Maar ik hou me vast aan de ‘ietwat soepel draaiende geheime deur’. Deze zal net gesmeerd zijn, denk ik, verlies daardoor iets mijn stabiliteit en schiet iets te ver door naar voren … een tweede pressure plate! Godv … ook ik een aantal pijltjes in mijn prachtige lichaam.
En, daar komt nog meer rampspoed. Een soort van opborrelende vloeistof uit de vloer transformeert zich in 2 vloeibare, op grote palingen gelijkende, wezens. Tijd om mij even terug te trekken en mijzelf te beraden op hoe we deze gang nou door moeten. Ossy en Pip klaren de klus met de twee palingen en ik kan me, na een minuutje, weer bezighouden met de boobytraps in de gang.
Het gaat niet snel maar we kunnen uiteindelijk veilig door de gang van noord naar zuid lopen. Noord eindigt in een wenteltrap die ons bij de ingang van de kerk brengt, ons startpunt. Zuid eindigt de gang in een trap naar beneden. Onderaan, een dubbele deur! Trap af, en als iedereen er klaar voor is, open ik de deur.
Een ruimte, bestaande uit twee etages, voorzien van brazieren, standbeelden en een altaar, herbergt 6 tegenstanders. 4 snellen er op ons af, 2 blijven er bij het altaar staan. Goede gooit een spreuk naar binnen, ik sluit de deuren even op advies van Goede. Het kan een smerig zooitje worden, zo’n wervelwind van messen in een iets te krappe ruimte aldus Goede.
Jah … duurt lang!!!
Twinkle, 29e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf -vervolg-
Na een minuut of wat -ik was het wachten al eerder zat, geloof me- vraagt Goede aan mij of ik wil luisteren aan de deur. Maar natuurlijk … een enorm gekletter van zwaarden aan de andere zijde van de deur! Ik denk dat er een gevecht gaande is, meld ik. Euhm, dat is waarschijnlijk een bijkomstigheid van mijn spreuk, krijg ik terug. Ietwat verbaast kijk ik Goede aan. En waar wil je dan dat ik specifiek naar luister, vraag ik maar. Nou, geluiden van stervende tegenstanders? Serieus? Door die herrie? Dat gaat mij niet lukken. Ik kan maar één ding doen, en dat is: … -zucht-
Ander plan, ik open de deur, Ossy kijkt snel naar binnen, deur weer dicht? Mijn voorstel wordt aangenomen en aldus geschiede. Van Ossy krijgen wij te horen dat er 4 figuren onder de wervelwind van zwaarden liggen. Dood of levend, Ossy heeft geen idee. Ik kan maar één ding doen, en dat is: … -zucht-
Dan komt Ossy met het voorstel om met een pijl door de deur op één van die gasten op de grond te schieten. Wacht? Je zegt ‘door de deur’ … is dat serieus een plan? Want het lijkt mij dat je niet door een deur kan schieten en verwachten dat je raakt! Nee, door de deuropening! zegt Ossy licht geïrriteerd. Ah! Dus de deur moet weer open? vraag ik. Ja graag! Ik kan maar één ding doen, en dat is: … -zucht-
Weer open ik de deur en vanuit de kamer komen spreuken over de gehele groep, behalve over mij. Ik sta tenslotte achter de deur. Snel gooi ik de deur weer dicht. Logisch, want ik zie natuurlijk niet wat er gebeurd. Dan drukt Ossy af … een pijl raakt de deur! Jah, wat is dit? Ik zei nog … je kan niet door de deur schieten. Waarom moet dit getest worden en word ik niet op mijn woord geloofd? Kijkend van de pijl naar Ossy en van Ossy naar de pijl, kan ik maar één ding doen, en dat is: … -zucht-
Mijn gevoel zegt dat dit nog wel eens lang kan gaan duren. Gelukkig begrijp ik van Goede dat hij voldoende schade heeft gehad om zijn concentratie op de spreuk volledig kwijt te zijn. Kijk … dat biedt perspectief. In ieder geval kan ik nu de deur open trekken zodat Ossy en Pip dat kunnen doen waarvoor ze meegekomen zijn. Vechten! Deur open, Ossy haalt uit met een ferme klief! Hoera voor Team Twinkle.
Dan Pip … met een krachtige worp gooit ze haar zwaard de kamer in. Serieus? Ik kan maar … -zucht- Ik zie mijn kans schoon om langs Ossy mijn wapen in de tegenstander voor Ossy te steken. Levenloos stort het te gronde. Hoera voor Team Twinkle!
Drie korten en evenzoveel langen, wellicht één meer, weten we het gevecht in ons voordeel te beslechten. Driewerf hoera voor Team Twinkle! We verzamelen alle items uit de kamer en leggen deze op het altaar om te kijken of er magische items tussen zitten. Na dat gedaan te hebben attendeert Goede mij op een 6e figuur die bij het altaar weggelopen zou zijn tijdens het gevecht. Maar waarheen is hem een raadsel. Ik kijk naar een openstaande geheime deur in de muur een 20feet vanaf het altaar. Mijn blik van geheime deur naar Goede, van Goede naar geheime deur. Ik kan … -zucht-
Ik loop naar de geheime deur en zie dat er een trap naar beneden gaat. Ik inspecteer de ingang en ga de trap af en controleer de trap en daaropvolgende gang op vallen. Gevonden en onschadelijk! Door! Een geheime deur! Open! Een ruimte met wederom een put. Deze heeft ogenschijnlijk een open verbinding met de zee. Het waterpeil stijgt en zakt met de deining van de zee. Een snelle inspectie levert niet meer op dan de put. Geen vallen, noch geheime deuren. … en door! -zo snel kan het gaan, als je niet blijft lamballen- … Go Team Twinkle!
Twinkle, 29e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf -vervolg-
De put … daar moeten we wat mee. Stel dat onze ‘ontsnapte’ tegenstander hier in is gegaan. Ik kijk de groep rond en zeg dat ik mijn potion of water breathing kan gebruiken om te kijken of er überhaupt een ontsnappingspoging ondernomen kan worden vanuit deze put. De groep stemt in. Ik drink de potion en laat me in het water zakken. Instinctief houd ik mijn adem in maar als ik denk dat ik nu toch echt omhoog moet om lucht te happen neemt mijn lichaam het over. Hihihi … dat voelt raar! Snel voel ik langs mijn keel … nee, geen kieuwen!
Ik zwem door een ondergronds stelsel. Het kronkelt maar afslagen naar links, recht, beneden of boven zijn er niet. Fijn dat het geen doolhof is en na een tijdje kom ik in een immens grote ruimte, vol met water. Mijn ‘drijfvermogen’ dwingt mij in een bepaalde richting, omhoog. En na luttele seconden steek ik mijn hoofd boven het water uit. Ik ben in de woeste zee. Ik kijk om me heen en zie land. Ik zwem er naar toe en ontdek een grot opening in de wand van een klif. Bovenop, de kerk van het dorp Bergvoetsmonding! Aaaaaahhhh, dus dat is de truc, bedenk ik. Ik steek mijn hoofd weer in het water, zoek de opening van de onderzeese gang en zwem terug.
Terug bij de groep, hangend aan de rand van de put, vertel ik de groep dat zij naar een boot moeten zoeken in de haven en dat ze daarmee langs de kliffen moeten varen waar de kerk op staat. Daar zullen zij dan de grot opening zien, waar ik op hen zal wachten. De rest van de groep vertrekt en ik duik weer onder.
Bij de grot opening loop ik het kleine kiezelstrandje op. Ik check of er niemand in de grot opening is en vervolg mijn weg verder de grot in. Dan na een 50 feet stuit ik op een val. Ik laat de drukplaat met rust en kijk of er ergens ruimte is tussen de drukplaat en de grot wand. Dat is er. Goed om te weten, dan weet ik nu in elk geval wat de veilige route is en zal niet verrast kunnen worden door eventueel naderende belagers. Ik ga terug naar het strandje en wacht geduldig om mijn vrienden.
Een tiental minuten zijn verstreken als ik het roeibootje zie met daarin mijn reisgenoten. Ze varen richting het strandje en ik houd de boot tegen als zij eruit stappen. Het roeibootje slepen we het strandje op en gaan de grot in. Ik meld dat er verderop in de grot een val zit en dat de groep maar achter mij moet blijven. Het gaat niet snel maar ik vind toch meerdere drukplaten. Bij de laatste drukplaat die ik vind meent Ossy mij te moeten aanmoedigen. En in plaats dat hij dit nou gewoon zegt, voel ik zijn warme adem langs mijn nek … met mijn tool schiet ik uit, activeer de val en moet nog snel zijn om de drassige, slijmerige zooi vanaf het plafond te kunnen ontwijken! Razendsnel besluit ik de zijgang in te gaan. Ossy gaat met mij mee. Pip en Goede vluchten terug naar de ingang van de grot.
En terwijl mijn vluchtpoging slaagt, sta ik op een tweede drukplaat en activeer ik wederom een val en een tweede hoeveelheid slijmerige rotzooi stort achter mij en Ossy. Als we veilig in de zijgang staan kijk ik Ossy verbaasd aan. ‘Wat was dat’ vraag ik. ‘Sorry, dacht dat ik niet hardop tegen je kon spreken’ geeft Ossy als antwoord terug. Maar er is geen tijd om dit even wat aandacht te geven want door de hoofd gang stormt een groep met vismannen richting Goede en Pip. Ossy en ik krijgen te maken met een enorme homp vlees die aan het plafond zit. Ossy kan het uitstekend alleen af merk ik en ik neem onzichtbaar even een kijkje verderop in de gang. Die komt uit in een grote grot. Ik ga weer terug om te kijken of Ossy hulp nodig heeft. Het blijkt van niet. Na het vakkundige slachterij van Ossy schiet hij de hoofd gang in om de anderen te hulp te schieten. ‘Pas op die vallen’ roep ik nog. Op een of andere manier lukt het Ossy de rest te assisteren. In de gang wordt het rustig.
Dan komen Ossy en Pip terug bij mij in de gang. Goede heeft het niet gehaald. Weggesleept de zee in, krijg ik te horen. Vanuit de zee een enorm monster, het greep Goede. Dan moeten we met dit groepje door, zeg ik. Het zal zwaar worden maar opgeven doen we nu niet meer. Pip en Ossy knikken. Okay, kom op dan gaan we. We nemen de zijgang en komen uit in de grote grot. Slijm en andere meuk bedekt de wanden en delen die boven het water uitkomen. Het water komt tot aan onze enkels, soms tot onze knieën maar zwemmen is tot nu toe niet nodig geweest. We zijn op onze hoede als we door de grot gaan. We lopen oost en komen uit in een natuurlijke gang die naar het noorden afbuigt. Na 30ft komt deze gang uit in een enorme grot.
De grot biedt plaats aan drie grote standbeelden, twee kleine standbeelden, een altaar én een oud vrouwtje. Iets klopt er niet en ik activeer mijn ring. Ossy en Pip lopen de ruimte in en zoeken toenadering tot het oude vrouwtje. Maar mijn beeld van het oude vrouwtje is wazig, het bestaat niet … een illusie! En als ik dat realiseer houd ik halt bij een groot en een klein standbeeld. Vanaf hier scan ik de grot, waar zit de spell caster van deze illusie. Dan, compleet onverwacht, komt het grote beeld van een demoon tot leven en loopt van mij af richting Pip en Ossy. Wat ga ik doen? Geef ik mijn plaats prijs en bescherm ik mijn vrienden? Of blijf ik nog onzichtbaar en blijf ik nog een ronde de grot scannen? Ik kies voor het eerste. Een pijl verlaat mijn boog en treft de demoon in zijn rug.
Een tweede demoon komt ook tot leven en loopt naar een klein standbeeld aan de andere kant van de grot. Dan, ineens staat het naast me. ‘Teleportatie standbeelden’ roep ik ‘die kleintjes’. Een ferme steek in mijn zij doet mijn verdere uitleg van de situatie staken. Ook Ossy en Pip zullen het wel gezien hebben. Uit de diepte langs de west muur komt een 4e enorm gedrocht en die houdt met een spreuk Ossy en Pip op de plek. Gelukkig weet Pip de spreuk te breken en vlak voordat zij het kleine standbeeld bereikt krijg ik wederom een steek in mijn zij en de tweede demoon en de eerste demoon pint mij met zijn drietand. Dit gaat niet goed denk ik. Snel zoek ik naar oplossingen maar verder dan ‘ik heb mijn boog nog en kan wellicht nog schieten’ kom ik niet. Ik mis volledig. Dan zie ik vanuit mijn ooghoek Pip naast mij verschijnen. Een klief van haar zwaard is het eerste wat de tweede demoon merkt.
Ik weet me zo goed en kwaad als het gaat te bevrijden uit de grip van de drietand. Snel duik ik richting de eerste demoon maar ook deze mis ik volledig. Zichtbaar ben ik niks waard realiseer ik mij. Wellicht moet ik even afstand nemen. Rust, healen voor één ronde en weer door. Ossy maakt verderop in de kamer korte metten met een derde demoon. En ook Ossy verschijnt aan deze kant van de grot middels het teleportatie standbeeld. Hij beukt wel Pip aan de kant die te kort op het standbeeld staat waar Ossy verschijnt. Ik ga achteruit. Ik heal mijzelf en de tweede en derde demoon gaan neer. Pip en Ossy stormen op het laatste gedrocht af en ik probeer met mijn boog te doen wat ik kan. Zijn ogen zijn voor mij de enige kwetsbare delen die ik ken. Ik schiet twee, drie, vier keer maar mis het oog steeds op een haar naar. Dan, de vijfde pijl, … het treft doel! En met een enorm gekrijs van pijn, woede, frustratie en met een wild gezwaai van zijn tentakels trekt het beest zich terug. En dan … stilte! Alles is stil.
Moegestreden en bloedend verlaten wij de grot en roeien met de boot terug naar Bergvoetsmonding. De regen is gestopt, de zee is kalm. Als we aankomen bij de haven van Bergvoetsmonding zien we alleen maar een kiezelstrand en ook het dorp is verdwenen. We lopen de heuvel op naar waar de kerk stond. Vincentius staat daar en ook komt van de andere kant Don aanlopen. Als we gezamenlijk, met z’n vijven, op de plek van waar eens de kerk stond, staan, breekt de zon door … het warmt onze gezichten en harten. Ik kan niet anders dan lachen en schreeuwen over de zee … GOOOOOOOOO, TEAM TWINKLE!!
Twinkle, 30e Donkermaand 1363NT; Jaar van de Witte Raaf - 2e Vuurmaand 1364NT; Jaar van de Gevangen Koning
Deze dagen gebruiken we om hier, op het kiezelstrand van voorheen Bergvoetsmonding, even bij te komen, rust te nemen, kleren te drogen, zondes te overdenken en gewoon met vrienden te zijn. Op de 3e vuurmaand 1364NT zullen we de terugreis naar Helmut en Zendouros aanvaarden. Het zal nog wel een klus worden met vijf man. Maar ik besef ook dat ik met deze groep bijna onmogelijke dingen kan doen slagen …